Het Verval van Links is al 36 jaar geleden begonnen
De klap kwam in 2017 keihard aan. De Partij van de Arbeid, in 2012 vol goede moed begonnen aan een neopaars kabinet met de VVD van Mark Rutte, viel van 38 zetels terug naar welgeteld 9. Het was een harde afstraffing van een partij die met Lodewijk Asscher als minister van Sociale Zaken een hoofdrol had gespeeld in het toeslagenschandaal.
Dat GroenLinks en de SP met elk 14 zetels profiteerden van de afgang van de sociaaldemocraten nam niet weg dat de linkse partijen, inclusief de Partij voor de Dieren, samen niet verder kwamen dan 42 zetels. Bedenk daarbij dat de linkse partijen in de jaren zestig, zeventig en tachtig steevast tussen de 51 en 59 zetels scoorden. Net als in 2010 en 2012.
Voorlopig eindpunt
Maar het kon nog erger. In 2021 en 2023 bleven de linkse partijen samen steken op 38 zetels. En op 29 oktober jongstleden kwam de fusiepartij GroenLinks/PvdA niet verder dan 20 zetels. De SP, de Partij voor de Dieren en DENK moesten het doen met elk 3 en Volt met 1. Samen dus 30 zetels, precies 20 procent van het electoraat.
Jesse Klaver, de nieuwe leider van GL/PvdA, typeerde zijn club als een naar binnen gekeerde ‘bubbel’. ‘Met Amsterdam’, voegde weekblad EW eraan toe, ‘als het Asterixdorp van “woke” Nederland tegen de rest.’ Het is het voorlopige eindpunt van een langdurig proces van afnemende relevantie, dat – zo laat ik zien in mijn nieuwe boek Ontketend Nederland – na de val van de Berlijnse Muur in 1989 in een stroomversnelling kwam.
VVD-leider Frits Bolkestein motiveerde zijn toetreden tot een kabinet met de PvdA en D66 in 1994 met zijn waarneming dat de sociaaldemocraten in heel Europa na de val van de Muur de bakens aan het verzetten waren. Hij prees ‘het groeiende besef bij de socialisten dat de verzorgingsstaat door zijn interne tegenstellingen steeds moeilijker te handhaven is’.
De vraag diende zich aan wat de sociaaldemocratie nog betekende.
Het temperen van het kapitalisme, het emanciperen van de arbeidersklasse en het opbouwen van een verzorgingsstaat, dat is de historische verdienste van de sociaaldemocraten geweest.
Postsocialistisch
Het spreken in de voltooid verleden tijd dateerde al van vóór de val van de Berlijnse Muur. Tien jaar eerder had Margaret Thatcher als eerste in de gaten dat Engeland een postsocialistische maatschappij was geworden. Als premier namens de Conservatieven overtuigde zij arbeiders ervan dat hun belangen als consument, bezitter en aandeelhouder tegengesteld waren aan staatsalmacht, aan de macht van de vakbonden en aan de politiek van Labour.
Bovendien werden socialisten binnen en buiten Engeland verantwoordelijk gehouden voor de grote kwalen van de jaren zeventig: gierende inflatie, massawerkloosheid en uit de hand gelopen staatsschulden. De ineenstorting van het communisme en van de Sovjet-Unie gaf het klassieke socialisme de genadeklap. De Britse socioloog Anthony Giddens maakte de balans als volgt op:
Links raakte zijn belangrijkste kapitaal kwijt, namelijk de overtuiging dat een geleide economie superieur is aan een markteconomie. Daarmee in het reine te komen, was een hele grote opgave. Het was noodzakelijk, omdat je het politieke centrum niet meer kunt veroveren met klassieke sociaaldemocratische formules. De Derde Weg is een antwoord op de vraag: hoe kan een sociaaldemocratie nog relevant zijn? Het is een aanpassing aan de grote maatschappelijke veranderingen, namelijk de mondialisering, de nieuwe kenniseconomie en de individualisering van het persoonlijke leven. En die tegelijk maakt dat je gekozen wordt en aan de macht blijft.
Storm van protest tegen herziening WAO
Wim Kok paste goed in het profiel van de Derde Weg. Hij was er al vroeg in zijn loopbaan van overtuigd geraakt dat de positie van de zwakkeren in de samenleving het meest gebaat was bij economisch herstel. Daarom was hij ook bereid geweest verworven rechten aan te tasten ter wille van het stimuleren van economische groei. Hij dwong respect af bij vriend en vijand door de problemen onder ogen te zien en daarnaar te handelen. Dat maakte hem bij uitstek de man die het karwei van de sanering van de collectieve sector ter hand kon nemen. Maar het sociaaldemocratische voetvolk bleek allerminst volgzaam. De luxe van een loyale, door een vaste levensovertuiging geschraagde, verzuilde achterban, had Kok niet meer.
Op 14 juli 1991 kwam het kabinet met voorstellen tot herziening van de WAO en de Ziektewet. Steen des aanstoots was het verkorten van de duur van de WAO-uitkering voor arbeidsongeschikten jonger dan vijftig jaar. Een storm van protest brak los, de vakbeweging organiseerde één van de grootste demonstraties van na de oorlog en meer dan 60 procent van de PvdA-kiezers vond dat Kok zijn geloofwaardigheid als PvdA-leider had verloren. Kok zelf vertelde naderhand dat hij radeloos was en aan opstappen dacht.
Uiteindelijk hield de PvdA op 28 september 1991 in Nijmegen een buitengewoon partijcongres. Daar werden de afgevaardigden voor de keus gesteld: aanvaarding van de voorstellen of het aftreden van Kok en het opblazen van het kabinet. Een grote meerderheid koos voor Kok en voortzetting van de coalitie, maar de PvdA verloor wel 20 procent van haar leden als gevolg van de WAO-crisis.
De verkiezingscampagne van de PvdA in 1994 werd volledig aan de lijsttrekker en zijn integere imago opgehangen: Kies Kok. Het was een tactiek die twaalf zetels verlies opleverde. De kiezers rekenden in 1994 af met een regering die in hun ogen de problemen niet goed de baas was.
Wonder boven wonder werd de PvdA toch de grootste partij in 1994; het CDA kreeg een nog groter pak slaag. De VVD van Bolkestein was de grote winnaar.
De sociaaldemocraten wilden 8 miljard gulden bezuinigen, D66 13 miljard en de VVD 20 miljard. In het regeerakkoord van deze drie partijen werd een bezuinigingstaakstelling van 18 miljard overeengekomen. De PvdA leverde de premier in de persoon van Wim Kok, maar Frits Bolkestein dicteerde het begrotingsbeleid.
Spanningen door taboe op islamkritiek
Dezelfde Bolkestein had in 1991 het debat over de gebrekkige integratie van moslims in Nederland aangezwengeld. Hij werd door alles wat links was, maar ook door christenen (inclusief CDA-premier Lubbers) en liberale partijgenoten beschuldigd van het aanwakkeren van negatieve gevoelens ten aanzien van minderheden. Het leek een effectieve strategie, de mislukte integratie van moslims werd in de jaren van Paars (1994-2002) van de agenda afgevoerd. Maar het handhaven van dit taboe, terwijl de helft van de Nederlanders van mening was dat het land eigenlijk geen nieuwe migranten meer kon opvangen, riep spanningen op.
Die spanningen liepen op na de aanslagen van 11 september 2001 in New York en Washington. Het was buitenstaander Pim Fortuyn die in het gat sprong dat de gevestigde partijen lieten vallen. Hij politiseerde de breed levende zorgen over migratie, integratie, criminaliteit en onveiligheid en won daarmee spectaculair de gemeenteraadsverkiezingen van Rotterdam op 6 maart 2002. Op 15 mei, negen dagen na de moord op de lijsttrekker, won de onthoofde LPF met 26 zetels de Tweede Kamerverkiezingen.
‘Te veel oude vormen en gedachten’
De grote verliezer was de PvdA: van 45 naar 23 zetels. De nieuwe leider Wouter Bos karakteriseerde de PvdA als een afstandelijke bestuurderspartij, die het verwoorden van onrust, het stellen van vragen over zaken die mensen raken, had vermeden. Bos somde op:
Te veel oude vormen en gedachten, te veel spanning tussen woorden en daden en grote moeite met burgers die zich niet meer 1-2-3 laten overtuigen door een politicus die weet wat goed voor ze is. Te vaak zijn we halverwege blijven hangen. Soms omdat we de debatten niet voerden, soms omdat we de keuzen niet durfden te maken. Maar in beide gevallen ontstond het beeld van een partij die de aansluiting was kwijtgeraakt bij wat grote groepen in de samenleving beroerde.
Af en toe beleefden de linkse partijen nog wel eens een electorale opleving, maar ‘de leegte van links’ waar Bos op wees werd sindsdien nooit meer opgevuld.
Er valt weinig meer te emanciperen – de voormalig achtergestelde groepen gaan hun eigen weg. Dat geldt nu zelfs voor de kleinkinderen van de ‘gastarbeiders’. Het gevolg is dat politieke partijen bij elke verkiezing opnieuw het onthechte kiezersvolk moeten mobiliseren.
Geen eigen verhaal meer
Links staat daarbij programmatisch op achterstand. In financieel-economisch opzicht heeft het geen eigen verhaal meer. Het beperken van migratie is pas sinds kort in linkse kring weer bespreekbaar. Opvallend als je in aanmerking neemt dat in de jaren zeventig het bestrijden van overbevolking nog als feministisch en milieubewust werd beschouwd.
En hoe serieus moeten we partijen nemen die blijven volhouden dat kernenergie in de energietransitie wel gemist kan worden? Jesse Klaver sloeg de spijker op zijn kop: links lijkt vandaag de dag niet meer dan een subcultuur – zonder binding met de grotemensenwereld.
Dit artikel is ontleend aan Ontketend Nederland. Van Provo tot PVV, dat volgende week verschijnt bij uitgeverij Blauwburgwal. Nu reeds HIER verkrijgbaar. Inlichtingen voor pers en boekhandel: info@blauwburgwal.nl.
Wynia’s Week verschijnt 156 keer per jaar en wordt volledig mogelijk gemaakt door de donateurs. Doet u mee, ook straks in het nieuwe jaar? Doneren kan zo. Hartelijk dank!
Donateurs kunnen ook reageren op recente artikelen, video’s en podcasts en ter publicatie in Wynia’s Week aanbieden. Stuur uw publicabele reacties aan reacties@wyniasweek.nl. Vergeet niet uw naam en woonplaats te vermelden (en, alleen voor de redactie: telefoonnummer en adres). Niet korter dan 50 woorden, niet langer dan 150 woorden. Welkom!

















