In de Europese Unie is de macht verschoven van de Europese Commissie en een ever closer union naar de nationale lidstaten
In 2025 is binnen de Europese Unie een duidelijke verschuiving zichtbaar in het institutionele en politieke krachtenveld. De eensgezindheid tussen de Europese Commissie, het Europees Parlement en de lidstaten is afgenomen, terwijl ook tussen de lidstaten onderling de verdeeldheid toeneemt. De ambitie van de Commissie om de Europese integratie verder te verdiepen stuit steeds vaker op expliciet verzet van nationale regeringen. Daarmee komt de logica van een ever closer union onder druk te staan.
Oekraïne en de grenzen van solidariteit
Een illustratief voorbeeld vormt het besluit van de recente Europese Raad om Oekraïne financieel te ondersteunen via gezamenlijke leningen, in plaats van door confiscatie van Russische staatsreserves. Deze uitkomst betekende een duidelijke politieke nederlaag voor Commissievoorzitter Ursula von der Leyen, die het aanwenden van Russische tegoeden tot kernpunt van haar strategie had gemaakt.
België verzette zich principieel tegen confiscatie, uit vrees dat de EU haar reputatie als betrouwbare hoeder van buitenlandse tegoeden zou schaden. Daarnaast speelde een concreet financieel risico: België wilde niet alleen de verantwoordelijkheid dragen voor eventuele terugbetalingen indien internationale rechters zouden oordelen dat confiscatie onrechtmatig was. Andere lidstaten waren op hun beurt niet bereid België volledige financiële garanties te bieden. Door steun van Italië en diverse kleinere lidstaten werd het voorstel van de Commissie effectief geblokkeerd.
Het uiteindelijke compromis — een renteloze lening aan Oekraïne, gefinancierd via door de Commissie uitgegeven obligaties met dekking vanuit de EU-begroting — maakte opnieuw zichtbaar hoe gevoelig gezamenlijke schuldfinanciering ligt. Opmerkelijk is dat Nederland hiermee instemde, ondanks eerdere expliciete afwijzing van eurobonds door zowel regering als Tweede Kamer. De bewering dat hier geen sprake zou zijn van eurobonds omdat het geen subsidies betreft, houdt juridisch en economisch geen stand: het gaat onmiskenbaar om door lidstaten gegarandeerde gezamenlijke schuld.
Deze besluitvorming onderstreepte dat Europese solidariteit in de praktijk sterk afneemt zodra financiële verplichtingen concreet en potentieel onbeperkt worden. Dat beeld werd versterkt door de opt-outs die Hongarije, Slowakije en Tsjechië bedongen ten aanzien van garantiestelling.
Politieke verschuivingen in Parlement en Raad
De weerstand tegen de Commissie kwam niet onverwacht. Zowel in het Europees Parlement als in de Europese Raad zijn de politieke verhoudingen in korte tijd verschoven. In het Parlement is de traditionele coalitie van christendemocraten, sociaaldemocraten en liberalen uiteengevallen. De Europese Volkspartij zoekt steeds vaker steun bij de Europese Conservatieven en Hervormers en bij nationalistische fracties die voorheen onder een politiek cordon sanitaire vielen.
In de Raad is eveneens een duidelijke toonverschuiving zichtbaar: van verdere integratie naar herwaardering van nationale bevoegdheden. Grote lidstaten opereren vaker buiten de Commissie om. De top in Londen met president Zelensky, waarvoor de Commissievoorzitter niet was uitgenodigd, illustreert dit patroon van intergouvernementeel optreden.
De afzwakking van onderdelen van de Green Deal en natuurwetgeving vormt het meest tastbare resultaat van deze nieuwe meerderheden in het Parlement, vaak tegen de uitdrukkelijke wil van socialisten, liberalen en groenen.
De groeiende kloof tussen Commissie en praktijk
De kloof tussen de federale ambities van de Commissie en de feitelijke beleidspraktijk in de EU wordt steeds zichtbaarder. De Green Deal is daarvan een sprekend voorbeeld. Diverse uitvoeringsvoorstellen zijn vertraagd, afgezwakt of geheel ingetrokken. Onder aanvoering van Duitsland slaagden meerdere lidstaten erin het verbod op de verkoop van auto’s met verbrandingsmotor per 2035 te laten schrappen.
Ook de regelgeving rond bedrijfsrapportage leidde tot scherpe confrontaties. Met het zogeheten Omnibus I-pakket zijn verplichtingen op het gebied van duurzaamheidsrapportage (CSRD) en zorgvuldigheid in de keten (CSDDD) aanzienlijk versoepeld. Deze aanpassingen kwamen tot stand onder druk van lidstaten en christendemocraten in het Parlement, met als argument het behoud van Europese concurrentiekracht ten opzichte van derde landen.
Veiligheid en defensie: EU versus NAVO
Op het terrein van veiligheid is de spanning tussen Commissie en lidstaten wellicht het grootst. De Commissie streeft naar een explicietere EU-rol op het gebied van defensie, terwijl de meeste lidstaten — met Duitsland voorop — vasthouden aan de NAVO als hoeksteen van hun veiligheid.
Wel groeit de belangstelling voor Europese samenwerking binnen het NAVO-kader, bijvoorbeeld via een Joint Expeditionary Force met het Verenigd Koninkrijk. Tegelijkertijd onderzoekt de Commissie, grotendeels buiten het publieke debat, juridische opties voor aanvullende veiligheidsgaranties op basis van artikel 42.7 VEU.
Het meest waarschijnlijke scenario blijft echter een versterkte Europese verantwoordelijkheid binnen de NAVO, zonder Europese alleingang. De conventionele verdediging van Europa zou primair Europees worden, terwijl de Verenigde Staten leidend blijven in nucleaire afschrikking, inlichtingen en strategische slagkracht.
Uitbreiding als machtsinstrument
De Commissie beschouwt uitbreiding expliciet als een middel om haar institutionele positie te versterken. Met meer lidstaten verwacht zij het vetorecht te kunnen marginaliseren ten gunste van meerderheidsbesluitvorming, waarbij de Commissie een centrale coördinerende rol behoudt.
Grote lidstaten als Duitsland en Frankrijk staan hier relatief ontspannen tegenover, omdat zij vrijwel altijd een blokkerende minderheid kunnen organiseren. Kleinere lidstaten vrezen daarentegen structureel invloed te verliezen en houden vast aan strikte toepassing van de toetredingscriteria van artikel 49 VEU (de Kopenhagen-criteria).
Voor Oekraïne bestaat onder een meerderheid van de lidstaten bereidheid deze criteria soepeler te interpreteren, vanuit het idee dat EU-lidmaatschap fungeert als veiligheidsgarantie na een vredesregeling. Ook hier geldt dat de politieke regie nadrukkelijk bij de lidstaten ligt, niet bij de Commissie.
Migratie: intergouvernementele regie
Het Europese migratiepact, dat volgend jaar van kracht wordt, laat eveneens zien dat lidstaten steeds vaker het initiatief nemen. De zogeheten ‘ontbijtclub’ van Italië, Denemarken en Nederland fungeert als informele beleidsmotor voor een strenger grens- en asielbeleid. Veel van hun voorstellen zijn, tegen de wens van de Commissie in, overgenomen.
De visie van de Commissie — dat grootschalige migratie noodzakelijk is vanwege demografische ontwikkelingen — verliest daarmee terrein ten gunste van een nadruk op beheersbaarheid en afschrikking.
Opvallend is dat digitalisering relatief weinig publiek debat oproept, ondanks de ingrijpende gevolgen van initiatieven als de digitale EU-identiteit, de digitale euro en de Digital Services Act. Deze instrumenten vergroten de mogelijkheden voor wat wel digital governance wordt genoemd: gedragssturing via data en financiële infrastructuur.
Hier tekent zich een andere kloof af: niet tussen Commissie en lidstaten, maar tussen burgers en regeringen. In meerdere lidstaten, waaronder Nederland, zijn parlementaire bezwaren genegeerd in Europese besluitvorming. Dit voedt het wantrouwen dat mede ten grondslag ligt aan de opkomst van populistische partijen.
Het Meerjarig Financieel Kader
De discussie over het Meerjarig Financieel Kader 2027–2035 legt de fundamentele verschillen bloot. De Commissie pleit voor een forse uitbreiding van de EU-begroting en voor nieuwe eigen middelen, waaronder Europese belastingen en ruimere inzet van gezamenlijke schulden.
Veel lidstaten, met name de zogeheten zuinige vier (Nederland, Oostenrijk, Zweden, Denemarken), verzetten zich hiertegen. Belastingen en defensie-uitgaven worden gezien als kern van nationale soevereiniteit. Eurobonds blijven hoogst omstreden en zijn vooralsnog slechts in uitzonderlijke situaties geaccepteerd.
Tegen deze achtergrond blijkt strategische autonomie vooral een aspiratie. Economisch boekt de EU enige vooruitgang, maar geopolitiek blijft zij afhankelijk van externe actoren. Zowel in het Midden-Oosten als in Oekraïne speelt de EU een marginale rol in daadwerkelijke vredesvorming.
Federalisme in de verdediging
De EU is een economische grootmacht, maar geen politieke of militaire. Pogingen om dat te veranderen stuiten op groeiende weerstand. In steeds meer lidstaten leeft het sentiment dat de Unie primair een economisch samenwerkingsverband moet blijven. Vooral in Midden- en Oost-Europa bestaat grote gevoeligheid voor supranationale machtsconcentratie.
De ever closer union is daarmee niet beëindigd, maar wel zichtbaar vertraagd. De wind is gedraaid richting herwaardering van nationale soevereiniteit en intergouvernementele samenwerking, ten koste van federale vergezichten.
Wynia’s Week verschijnt 156 keer per jaar en wordt volledig mogelijk gemaakt door de donateurs. Doet u mee, ook straks in het nieuwe jaar? Doneren kan zo. Hartelijk dank!
Donateurs kunnen ook reageren op recente artikelen, video’s en podcasts en ter publicatie in Wynia’s Week aanbieden. Stuur uw reacties aan reacties@wyniasweek.nl Vergeet niet uw naam en woonplaats te vermelden (en, alleen voor de redactie: telefoonnummer en adres). Niet korter dan 50 woorden, niet langer dan 150 woorden. Welkom!



















