Activisten dwepen met mythes over heksen die door historici allang zijn ontkracht

WW Hofhuis 10 juni 2023
Beeld ter nagedachtenis aan Jeanne Panne (1593-1650), die in het Vlaamse Nieuwpoort als heks werd veroordeeld tot de brandstapel. Foto: Wikipedia

‘Eene bijdrage tot roem des vaderlands’: zo luidde in 1821 de ondertitel van het eerste Nederlandse geschiedwerk over heksenvervolgingen. Dat deze processen in ons land vroeg eindigden, vervulde auteur Jacobus Scheltema met nationale trots.

Tijden veranderen, want het vorige week verschenen pamflet Heksenmonument slaat een andere toon aan. De auteurs bepleiten een monument ‘ter herdenking van de slachtoffers en ter bewustwording van deze pijnlijke periode in onze vaderlandse geschiedenis’. De scherpe oververtegenwoordiging van vrouwen onder die slachtoffers toont volgens hen ook het ultieme motief: vrouwenhaat.

Deze heroplevende aandacht past in een internationale trend. In Schotland, Spanje, Duitsland, de VS en Zwitserland werden recent nieuwe monumenten opgericht of kregen de slachtoffers eerherstel. Zelfbenoemde heks Susan Smit bepleit dit ook al geruime tijd in ons land. Europese heksenvervolging zou volgens haar een georganiseerde strijd zijn geweest tegen ‘de eerste feministen’.

85 procent van de veroordeelden was vrouw, en de processen waren dan ook ‘een uitgekiende strategie’ van de katholieke kerk en de vroege verlichting om vrouwen het zwijgen op te leggen. Door hen aan te wijzen als heks konden ‘ze zonder pardon uit de weg worden geruimd door de Inquisitie’ en werd de macht van de kerk versterkt. ‘Vergeet het woord heksenvervolgingen. Het waren vrouwenvervolgingen.’ In een veelgelezen stuk voor De Correspondent schreef ook Bregje Hofstede over ‘een nuttig instrument’ van de elite. Het was ‘een overheidscampagne ter heropvoeding van de vrouw’.

Hekenjachten waren veel complexer dan wordt voorgesteld

Samen met andere auteurs hebben Smit en Hofstede zich nu verenigd met de artikelenbundel Heksenmonument, en het idee van een campagne tegen ‘lastige vrouwen’ wordt erin bekrachtigd. Vooral het werk van de feministisch-marxiste Silvia Federici krijgt aandacht, die heksenvervolging duidt als middel voor de vestiging van de nieuwe kapitalistische orde waarin de vrouw haar plek moest kennen.

Heksenjachten en vrouwonvriendelijkheid verdienen inderdaad aandacht, maar helaas herhalen de auteurs hiermee oude mythes die door historisch onderzoek allang zijn ontkracht. Deze beruchte processen, die van de vijftiende tot de achttiende eeuw zo 50.000-60.000 mensen het leven kostten, waren veel complexer en gelaagder dan hier wordt voorgesteld.

Wat bovenal ontbreekt is geloof. Zoals de Oxford-historica Lyndal Roper schreef: ‘We kunnen niet begrijpen waarom er op heksen werd gejaagd, tenzij we de angsten van hen die joegen serieus nemen’. Bestudering van die angsten brengt ons naar een magische, religieuze denkwereld die voor ons nu vreemd en ongeloofwaardig kan overkomen.

Autoriteiten hadden doorgaans andere dingen aan hun hoofd

Kernbeschuldiging was dat ‘heksen’ een verbond hadden gesloten met de duivel. In het dagelijks leven van gewone christenen kon Satan zich voordoen als knappe verschijning, waarna hij hen via seks probeerde te verleiden tot een pact. Vrouwen werden vanwege hun vermeende irrationaliteit, instabiliteit, wellust en zondigheid gezien als de makkelijkste prooi.

Vervolgens stichtte de duivel antichristelijke gemeenschappen met zijn heksen. Ze troffen elkaar op weerzinwekkende heksensabbatten, waar ze middenin de nacht naartoe vlogen. Wat deze samenzwering acuut gevaarlijk maakte was dat heksen ook kwaadaardige magie bedreven. Ze vernietigden oogsten, maakten vee en kinderen ziek, en dat alles tegen de achtergrond van de nadere eindtijd waarin ieders geloof zou worden getest.

Processen begonnen vaak met verdenkingen van kwade magie binnen lokale, ongeletterde gemeenschappen. Men bezag daar de wereld als een magische plek vol natuurgeesten, feeën, kobolds en verborgen krachten, waar zwarte magie leek een reëel gevaar leek. Al eeuwenlang werden vooral vrouwen ermee geassocieerd, dus beschuldigingen richtten zich bovenal op hen.

Na plotseling onheil kon de woede opspelen, en werden autoriteiten verzocht om een heksenproces. Vaak gebeurde er dan niks. Autoriteiten hadden doorgaans andere dingen aan hun hoofd. Of het kwam tot één of enkele veroordelingen, nadat verdachten via marteling waren gedwongen te bekennen.

Maar doordat het geloof in duivelse complotten zich vanaf de vijftiende eeuw steeds meer verspreidde onder de geletterde klasse, begonnen processen toenemend uit de hand lopen. In het bijzonder tussen 1560 en 1660 ontstonden er geregeld panieken, waarbij onder marteling afgedwongen getuigenverklaringen tot steeds weer nieuwe beschuldigingen leidden. Nederland ontsprong in dit opzicht goeddeels de dans, maar vooral in Centraal-Europa leidden zulke ketenvervolgingen tot wel honderden doden.

Van centrale aansturing was echter niet tot nauwelijks sprake. Het hing van lokale omstandigheden af of beschuldigingen tot processen leidden. De katholieke kerk bood op verschillende momenten steun, en ook inquisiteurs speelden een rol; denk aan de schrijvers van het beruchte, misogyne geschrift De Heksenhamer uit 1487. Maar vervolgingen werden doorgaans door wereldlijke overheden uitgevoerd, en de kerk zat ook geregeld op de rem. De Spaanse inquisitie bijvoorbeeld vond heksengeloof een waan, en hield processen in Spanje goeddeels tegen.

Initiatief tot vervolging kwam uit diverse groepen, van zowel katholieken als protestanten, en vaak van onderop, maar ook geregeld van bovenaf. Het was niet ongebruikelijk dat processen begonnen met vrouwen die elkaar beschuldigden van hekserij, zij het dat de institutionele vervolging in mannelijke handen lag. Slachtoffers vielen ook in alle categorieën. Vrouwen waren scherp oververtegenwoordigd, maar wetenschappelijke schattingen gaan uit van een lager gemiddeld aandeel dan die 85 procent, eerder 75 à 80 procent.

Heksenvervolging was een doel op zichzelf

Sterk centraal overheidsgezag was meestal een hindernis. Processen waren ook naar toenmalige standaarden juridisch twijfelachtig, duur, chaotisch, slecht beheersbaar en maatschappelijk ontwrichtend. Geen wonder dat autoriteiten er vaak geen zin in hadden. Kooplieden waren om dezelfde redenen ook geen liefhebbers. Mede door hun grote macht in Nederland kwam het hier tot relatief weinig veroordelingen. Een kapitalistische campagne ligt daarmee niet voor de hand.

Volgens veel experts moeten we heksenvervolging niet zien als een sluw middel tot een verborgen doel, maar als doel op zichzelf. ‘Een hekserijbeschuldiging ging niet eigenlijk over iets anders, het ging eigenlijk over hekserij,’ zo schrijft de Schotse historicus Julian Goodare. Zijn landgenote Christina Larner is nog puntiger: ‘Heksenjagen was eigenlijk heksenjagen.’

Opvallend genoeg kon de vrouwonvriendelijke context van die tijd ook juist een rem zetten op vervolging. Neem de toenmalige critici. Vanuit christelijke naastenliefde spraken zij vol compassie over de vrouwelijke slachtoffers, maar tegelijkertijd bedienden ze zich van uiterst misogyne stereotypen: heksenprocessen berustten voor een aanzienlijk deel op bekentenissen van vrouwen, en dat maakte ze ongeloofwaardig. Volgens priester Friedrich von Spee waren zulke verdachten nu eenmaal ‘waanzinnig, irrationeel, lichtzinnig, praatziek, wankelmoedig, bedrieglijk en leugenachtig.’

Tegenstanders zagen doorgaans ook niet de heksenjagers als de sluwe bedenkers en profiteurs achter vervolging. Het was Satan die illusies over hekserij in de hoofden van mensen creëerde om zo onschuldig bloed te vergieten, gemeenschappen te ontwrichten en het zielenheil van vervolgers te ruïneren. Dit deed hij onder meer door vrouwen oprecht te laten geloven dat ze heks waren. De arts Johannes Wier kon ook wel verklaren waarom dit Satan lukte: ‘Die sluwe intrigant de duivel beïnvloedt het vrouwelijke geslacht, dat in temperament wispelturig, goedgelovig, kwaad, ongecontroleerd van geest en (…) melancholisch is.’ En heksenjagers waren zo stom daar in te trappen!

Waarom ook mannen?

Wederom zien we een bovennatuurlijke denkwereld die nu wonderlijk overkomt, maar cruciaal is om heksenprocessen te begrijpen. Neem dat toch vrij substantiële percentage mannelijke slachtoffers. Vreemd, als het eigenlijk vrouwenjachten waren. Maar niet als we aannemen dat heksenjagers echt geloofden wat ze zeiden: de duivel verleidde vooral vrouwen, maar toch ook best wat mannen.

In één opzicht is het opmerkelijk dat de pleitbezorgers van het heksenmonument het toenmalige magisch-bovennatuurlijke denken negeren. Het pamflet bevat oproepen om in contact te treden met voorouders, naar dieren en de wind te luisteren, met planten te communiceren en verbondenheid te zoeken met onze oermoeder. Als we een intuïtieve vrouwelijke kant activeren kunnen we ‘goede heksen en tovenaars worden, die met hun scheppende toverstaf de onttoverde wereld samen hertoveren in een nieuwe tijd van vrede, verbinding en ware menselijkheid.’ Magisch-bovennatuurlijk denken is het pamflet zelf bepaald niet vreemd.

Nergens wetenschappelijke experts

Deze invalshoek verklaart wellicht mede waarom er, zoals historica Lieke Smits opmerkte, geen wetenschappelijke experts bij betrokken zijn. Maar dat is zonde, want het had kunnen helpen om tot fijnzinniger analyses van de vrouwonvriendelijke dimensies te komen. Binnen lokale gemeenschappen werden vrouwen veel sneller met kwade magie geassocieerd en onder de geletterden deden misogyne stereotypen hun werk. Door structurele sekseongelijkheid konden vrouwen zich op beide niveaus ook moeilijker tegen beschuldigingen verweren.

Juist als we zulke mechanismen in het heden willen tegengaan, helpt correcte historische informatie. ‘Onjuiste claims over het verleden doen geen recht aan historische slachtoffers en schaden de feministische beweging,’ schrijft Lieke Smits. We zagen het al bij Scheltema: het is aanlokkelijk heksenprocessen voor hedendaagse doeleinden in te zetten. Maar bij nadere beschouwing blijkt het verleden dan toch altijd ingewikkelder in elkaar zitten dan we wellicht zouden hopen.

Dr. Steije Hofhuis is docent cultuurgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Onlangs promoveerde hij in Utrecht op het proefschrift Qualitative Darwinism: An evolutionary history of witch-hunting. Zijn nieuwe onderzoek richt zich op het ideologisch gebruik van migratiegeschiedenis in het hedendaags publiek debat.

Het zijn de donateurs die Wynia’s Week mogelijk maken. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!