Hemelvaart en Pinksteren zijn in aantocht. Maar het Westen ligt spiritueel op apegapen en de islam profiteert

hans
Christelijke symboliek is de afgelopen decennia gestaag afgezakt naar de status van nog net te tolereren franje. Foto: YouTube.

Of we als westerse wereld nu wel of niet mogen claimen uit een joods-christelijke cultuur te zijn voortgekomen, en met een beroep op die cultuur onze eigenheid nu wel of niet mogen verdedigen, een ding is zeker: in de hyper-digitale omgeving waarin we terecht zijn gekomen, spreekt niets meer vanzelf. En lijkt alles onderhandelbaar. Dat ook de christelijke kerk, net als vele andere organisaties, als verzinnebeelding van de eigen twijfel enquêtes rondstuurt en het eigen functioneren evalueert om te peilen of ‘de klant’ tevreden is of in ieder geval geïnteresseerd blijft, is mij niet onmiddellijk bekend. Maar kort, digitaal onderzoek leert dat pastor Jean-Jacques Suurmond nota bene tien jaar geleden al op de site van ‘NieuwWij’ (‘verbindt de verschillen’) verslag deed van een enquête die de PKN (Protestantse Kerk Nederland) onder haar gelovigen had gehouden. Met voelbare afkeer schrijft hij er het volgende over:

‘Het resultaat zal voorspelbaar zijn: een kerk die “leuk” moet zijn, niet moeilijk doet, je troost als je wanhopig of ziek bent – kortom een kerk die een “religieuze apotheek” is.’

Oud nieuws

Vanuit de invalshoek vanwaar bijna alles in West-Europa tegenwoordig bekeken wordt – bevordert het gelijkheid, de toestand van de planeet en het schuldgevoel over ons koloniale verleden? – is de christelijke symboliek de afgelopen decennia gestaag afgezakt naar de status van nog net te tolereren franje. Als je je kennis erover tentoonspreidt of er iets over te melden hebt, word je al bijna ingeschat als een traditionalist of een vreemde studiebol. En geheel in lijn met deze onverschilligheid is er haast geen kip meer te vinden in wiens achting je daalt of je er, in het licht van noodzakelijke culturele bagage, op aanspreekt als je dezer dagen geen idee hebt van de betekenis van Hemelvaartsdag of Pinksteren. Alleen binnen de christelijke zuil, of overblijfselen daarvan, wordt de kerkelijke symboliek nog verspreid en beleefd. En hecht men er waarde aan.

Behalve dat de kerken er lange tijd blijk van hebben gegeven het gezin als hoeksteen van de samenleving te zien en andere samenlevingsvormen toch net wat minder hoog te waarderen (en zich daarmee volgens de huidige moraal te weinig regenboog-gezind tonen), is hun grootste ‘fout’ dat de Bijbel en het lijdensverhaal van Jezus Christus vreselijk oud nieuws is. Op welke manier je Goede Vrijdag, Pasen, Hemelvaartsdag, Pinksteren en Kerstmis ook opnieuw probeert te pimpen en in de markt te zetten (KRO-NCRV doet het jaarlijks met het tv-spektakel The Passion), de bijbelse verhalen erachter blijven hetzelfde. Dat levert voor de naar prikkels zoekende massa’s allesbehalve boeiende clickbait op. En als ook de creatiefste geesten een onderwerp anno 2025 niet meer tot clickbait krijgen omgevormd (zelfs niet met mannelijke soapsterren in de glansrol van Jezus), maakt het een gerede kans op weg te zijn naar de vergetelheid. Of zoals de eerder genoemde pastor Suurmond al schreef: ‘De kerk is bezig dood te gaan. Week in week uit worden er kerkgebouwen gesloten.’    

Nee, dan de islam. Die is relatief nieuw. En ‘hot’. Tijdens de weken van de Ramadan weten kranten, bladen, lifestyle-magazines en omroepen niet hoe vaak ze blijk moeten geven van hun eigentijdsheid, hun meebewegen op de golven van de multiculturele samenleving. Het is dé kans om als medium te bewijzen dat je ‘in touch’ bent met de samenleving en in staat tot de progressieve hobby bij uitstek: verbinden.

Tijdens de Ramadan buitelen de rubrieken, reportages, blogs, vlogs, commentaren en verslagen dan ook over elkaar heen. De NTR beschrijft deze speciale maand van de moslims op hun website – in onverholen jubelstemming – als een heilige en reinigende periode van ‘solidariteit, verbroedering en gastvrijheid’. Een soort overtreffende trap van een GroenLinks/PvdA- partijcongres of, iets poëtischer, een zegenrijke sapkuur waar niet alleen moslims maar alle gezindten baat bij zouden hebben.   

Ook het afsluitende Suikerfeest (Eid-al-Fitr), het officiële einde van de Ramadan, zit inzake aandacht en bekendheid stijf in de lift. Volgens een recent bericht op de NOS-nieuwssite heeft inmiddels ’88 procent’ van de Nederlanders van het Suikerfeest gehoord. En op de door de staatsomroep opgeworpen vraag of het geen prima idee zou zijn om de aanvang van het Suikerfeest voortaan op een officiële, vrije dag te laten vallen en daar een reeds bestaande (christelijke) feestdag voor in te leveren, zou ’55 procent’, volgens diezelfde NOS, openstaan voor dat idee.

Klap op de vuurpijl

Bij wijze van klap op de vuurpijl blijkt er sinds enige tijd, je hoort het goed, een heuse Suikerfeestmonitor te bestaan, die onder meer in kaart brengt hoe actief de grote winkelketens zijn in het aanbieden van speciale Suikerfeest-producten als ballonnen, snoeppotten en geurkaarsen. Het ontbreekt er nog aan dat winkels vanuit de Suikerfeestmonitor standjes krijgen wegens het slaperig laten voorbijgaan van ‘winstkansen in het moslim-segment’. Ach, misschien moeten we van zo’n monitor maar niet al te gek meer opkijken, want onlangs nog werd uitgerekend Eerste Paasdag uitgekozen om in Rotterdam een grote, met Palestijnse vlaggen bezaaide protestmars rond Gaza te organiseren, iets wat schijnbaar niet op enige bedenking stuitte bij de nota bene uit de ChristenUnie afkomstige burgemeester Carola Schouten.  

Ja, de inschikkelijkheid neemt soms verrassende proporties aan.

Ondertussen is het ronduit knap te noemen dat de uit Nijmegen afkomstige socioloog Sinan Çankaya, een vooraanstaande moslim-intellectueel, onlangs in zijn gloednieuwe en spraakmakende boek Galmende geschiedenissen in staat blijkt de uiteenvallende, westerse cultuur als een vijandige reus te portretteren. Eentje die, in zijn ogen, als meest recente zonde (naast ontelbare andere zonden) op zijn conto mag schrijven dat het niet genoeg protest laat horen tegen de Israëlische acties in de Gazastrook. Omdat Çankaya het speelveld van zijn boek graag oprekt tot ongeveer de hele moderne geschiedenis en hij in zowat elke hoek onrecht en discriminatie ontwaart, heeft hij het gemakshalve over ‘witheid’, een huidskleur dus, als dé samenbindende factor van de onderdrukkende macht.

Zijn ontevredenheid over die vermeend aan de touwtjes trekkende ‘witheid’ culmineerde onlangs in zijn standpunt dat integratie wat hem betreft een gepasseerd station zou moeten zijn en in zijn veel geciteerde uitspraak: ‘Ik hoef het Westen niet meer.’ Nogmaals, alsof dat Westen er niet dagelijks blijk van geeft diepgaand verdeeld te zijn en zelf machteloos over straat rollen bolt inzake haar eigen toekomst; zie de huidige animositeit tussen Europa en de VS over democratische waarden, zie de diepgaande scheidslijnen over de militaire acties van Israël en zie het onder druk zetten vanuit Brussel om dissidente EU-staten als Hongarije en Slowakije – die nog wél levenstekens vertonen als het om hun christelijke roots gaat – te verketteren en via strafkortingen in de richting te laten buigen van de kunstmatige identiteit die de Europese Unie nu eenmaal is.

Bang voor moslims

‘Jullie in Europa zijn bang, hè, voor moslims,’ zei een paar jaar geleden een vooraanstaande Amerikaanse theoloog aan de rand van een zwembad te LA tegen schrijver dezes, wijzend op de in verhouding tot de VS rappe secularisering op het Oude Continent. ‘Als je zelf namelijk nergens meer in gelooft, vrees je de mensen die hartstochtelijk wél ergens in geloven des te meer.’   

Zou de in Nederland opgegroeide en tot gerespecteerd uitgegroeide academicus Çankaya al doorhebben dat die vrees inderdaad een factor is bij het overal, niet in de laatste plaats bij de NPO, met open armen ontvangen van zijn persoon en geschriften? En zou hij al een beetje in de smiezen beginnen te krijgen dat zijn ingebeelde vijand, het zijns inziens verachtelijke Westen, mentaal en spiritueel op apegapen ligt?

Áls er in onze contreien nog sprake is van enig geloof dan is dat – zie de EU – een amechtig geloof in regels. In bureaucratie.   

Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. De groei en bloei van Wynia’s Week is te danken aan de donateurs. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!