De collega’s van de kwaliteitsmedia vonden Stan de Jong te uitgesproken. ‘Te rechts’, verbeterde hij dan. ‘Hypocrieten.’

MarcelvanRoosmalen 4-10-25
Stan de Jong (selfie)

Door Marcel van Roosmalen*

Ik fietste over de Ceintuurbaan in Amsterdam en passeerde Bar Emperium, ik weet niet of dat nog steeds een nachtcafé is en of het toen al zo heette, maar meer dan twintig jaar geleden lag ik er om vier uur ’s nachts met Stan de Jong onder de bar vanwege een schietpartij een paar krukken verderop. In mijn herinnering werden we niet geraakt en wandelden we daarna door naar kantoor.

Kantoor was het weekblad HP/De Tijd. We waren beste collega’s, buiten werktijd ging het journalistieke gelul gewoon door. Zijn komst ging gepaard met volle asbakken, luide telefoongesprekken en een werk-ethos dat we daar nog niet kenden. Hij sleurde zijn stukken hoogst persoonlijk door de eindredactie om te voorkomen dat ze er een komma in veranderden en daarna werd de boel afgeblust met tafels vol bier. Stans wereld was zwart-wit en ik was blij dat ik in het goede kamp zat.

‘Schrijfkamp’

We gingen twee keer op vakantie. Op ‘schrijfkamp’ zoals hij het noemde. Een keer naar Torremolinos, waar hij overdag met de gordijnen dicht in zijn huisje werkte aan wat hij ‘de eerste rechtse roman van Nederland’ noemde. Aan het eind van de week wiste hij met veel aplomb het manuscript, fijn dat we weer lekker aan het werk konden. Een andere keer zaten we in Madrid, in een zeer luxe B&B, waar in een van de kamers een groot portret van Franco aan de muur hing. Dat werd zijn kamer.

Ze, van de kwaliteitsmedia zagen hem wel, ze complimenteerden hem achter de hand in de kroegen, maar negeerden hem later collectief als er baantjes of opdrachten te vergeven waren.

Te uitgesproken.

‘Te rechts’, verbeterde hij dan. ‘Hypocrieten.’

Hij had wel vaker gelijk en soms ook helemaal niet, hetgeen hem niet hinderde om zijn mening niet bij te stellen. Hij kon ervan genieten om tegenstanders in een hoek te drijven.

Docent

Als het dubbeltje een keer op de goede kant was gevallen had Stan de Jong niet meer dan terecht een Tegel of een andere journalistieke prijs gewonnen. Hij had een bovengemiddeld goede schrijfstijl, schreef boeken die net niet die aangekondigde bestseller werden, maakte ruzie bij uitgeverijen, waarna hij bij een volgende uitgeverij pas echt werd genaaid, en vertrok tot verrassing van velen naar Enschede. De stress van de manier waarop hij journalistiek leefde werd hem teveel. Hij werd docent.

Bevroren

Het contact werd minder, hij verscheen nog bij een etentje in Wormer. Ouder, broos en als eerste dronken, maar de volgende dag wist hij nog precies wie hij waarom stom vond en ook dat hij was bevroren op onze logeerkamer. Toen ik een keer in het theater in Enschede stond belde hij ruim tevoren op om te zeggen dat ik hem niet moest vermoeien met eventuele vrijkaarten.

Hij werd maar 61, gevonden achter zijn bureau. Een collega zei: in het harnas gestorven. Voor de mythevorming was een verdwaalde kogel in die bar misschien beter geweest.

*Marcel van Roosmalen is journalist en schrijver. Deze column verscheen eerder in NRC. Stan de Jong, het onderwerp van deze column, was sinds begin dit jaar auteur bij Wynia’s Week. We hadden nog grote plannen.

Wynia’s Week brengt broodnodige, onafhankelijke berichtgeving: drie keer per week, 156 keer per jaar, met artikelen en columns, video’s en podcasts. Onze donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!