De Duitsers worden elk jaar armer. Laten we in Nederland niet dezelfde fouten gaan maken
Soms komt economisch nieuws zo geleidelijk binnen dat niemand meer echt schrikt. Tot je de cijfers eens rustig op een rij zet en je je realiseert dat de grootste economie van Europa al acht jaar min of meer stagneert. Acht jaar! In het derde kwartaal dit jaar was het Duitse bbp een schamele 0,5 procent groter dan in het laatste kwartaal in 2017. Ondertussen is de bevolking wel gegroeid en is het inkomen per hoofd dus gedaald. Duitsers worden voortdurend een beetje armer, terwijl niemand het echt lijkt te merken.
Vergelijk dat eens met Nederland (ons bbp groeide in dezelfde periode met bijna 14 procent) of de Verenigde Staten (plus 21 procent). Of als je liever meet na de pandemie: ten opzichte van het laatste kwartaal in 2021 is de Duitse economie nu zo’n 2 procent kleiner, de onze 5,5 procent groter en de Amerikaanse is sindsdien met zo’n 10 procent gegroeid. Toen ik dit onlangs in een gezelschap van economen noemde — mensen die dit beroepshalve zouden moeten weten — keek men mij in opperste verbazing aan. Is dat echt zo? Ja, dat is echt zo. Wat zich voltrekt, is een ‘trainwreck in slow motion’.
Dit roept onvermijdelijk de vraag op: wat is hier aan de hand? Hoe kon dit gebeuren, wat wil Duitsland daaraan doen en — minstens zo relevant — wat kunnen wij hiervan leren? En misschien nog belangrijker: kan ons dit ook overkomen?
Hoe kon dit gebeuren?
De lijst oorzaken is lang: torenhoge energieprijzen, stijgende arbeidskosten, een gebrekkige digitale infrastructuur, Dieselgate, de inzakkende Chinese economie, felle concurrentie uit datzelfde China, logge bureaucratie en een federale structuur die efficiënt beleid vooral in de weg zit.
En toch ging er eerder dit jaar gejuich op: de ‘Schuldenbremse’ werd versoepeld en Duitsland kondigde een groot investeringsfonds. Prompt klonk het optimisme: Eindelijk doen ze iets! Ja, ze doen iets. Ze nemen zich voor meer geld uit te geven dat ze niet hebben. Daarmee volgen ze het lichtende voorbeeld van landen als Frankrijk, Italië, België en Griekenland — stuk voor stuk economieën die vooral schitteren in hun vermogen structurele problemen met nieuw schuldpapier te maskeren.
Het recept om economische groei tijdelijk op te peppen is simpel: verhoog de uitgaven of verlaag de belastingen. Het werkt altijd — maar nooit lang. De welvaart van de bevolking komt uit het verdienvermogen van de private sector. Als dat te zeer wordt aangetast volgt stagnatie of nog erger. Dat kun je maskeren door de overheidsschuld te laten oplopen, maar een oplossing is dat niet.
De Duitse economie leunt zwaar op haar industrie. Twee keer zo zwaar als in veel andere West-Europese landen. Vooral de auto-industrie, de chemie en enkele andere energie-intensieve sectoren zijn van groot belang. En dat is precies waar de klappen zijn gevallen.
De problemen begonnen al met de Energiewende van Angela Merkel die leidde tot hogere elektriciteitsprijzen en de Duitse concurrentiepositie aantastte. Maar de echte genadeklap kwam met de gestegen gasprijzen vanaf 2021, gevolgd door de Russische invasie in Oekraïne. De productie in de vijf meest energie-intensieve sectoren – in 2021 nog goed voor zo’n één miljoen van de circa 45 miljoen banen, daalde met ongeveer 20 procent. En ondanks dat de gasprijs inmiddels weer wat is gedaald, is dat verlies niet goedgemaakt. Het lijkt erop dat Duitsland die productie voorgoed kwijt is.Â
En dan de trots van de Duitse economie: de auto-industrie, goed voor zo’n twee miljoen banen. Jarenlang ‘Weltmeister’, maar inmiddels produceert ze een derde minder dan een paar jaar geleden. De internationale concurrentie, vooral uit China, is overweldigend.
Eindelijk realisme
Maar goed, er beweegt iets in Berlijn. De energieprijzen voor de industrie gaan omlaag. Het klimaatbeleid krijgt minder prioriteit. En Duitsland gaat weer gascentrales (!) bouwen. Voor sommigen is dat heiligschennis. Voor mij is het vooral realisme. Het heeft geen enkele zin om je eigen economie grote schade toe te brengen in het kader van een ambitieus klimaatbeleid als dat in de rest van de wereld nauwelijks navolging heeft.
Ondertussen praten Europese leiders graag over ‘strategische autonomie’. Wie het woord een paar keer per week gebruikt, zou bijna geloven dat het bestaat. Maar kijk naar de feiten. Twintig jaar geleden voorzagen Europa en de VS ongeveer in gelijke mate in hun eigen oliebehoefte, zo’n 35 procent. Voor gas was Europa toen ongeveer 50 procent zelfvoorzienend, de Amerikanen voor ruim 80 procent. Toen begonnen de Amerikanen massaal met fracking. Europa niet. Ook beperkte Europa de exploratie.
Het gevolg? De VS is nu in energie per saldo meer dan zelfvoorzienend. Europa daarentegen voorziet nog slechts voor 20 procent in zijn eigen olie- en 40 procent in zijn gasbehoefte. Met dat soort percentages maak je geen strategische autonomie, maar strategische afhankelijkheid. En toch staan politici op podia te verklaren hoe ‘autonoom’ Europa straks wordt. Het is bijna aandoenlijk.
Dan Nederland. Wij staan er beter voor, zeker vergeleken met onze oosterburen. Onze economie groeide harder en onze economische structuur is minder afhankelijk van zware industrie. Dat is allemaal waar. Maar het gevaar van zulke vaststellingen is dat je denkt dat het wel goed zit.
Ons verdienvermogen is namelijk kwetsbaar. Er vertrekken meer bedrijven dan er komen. De internationale strijd om technologische dominantie raakt ons direct. ASML wordt heen en weer getrokken tussen Amerikanen en Chinezen, en het gedoe rond Nexperia laat zien dat technologie allang géén economische discussie meer is — het is geopolitiek.
Daar komt bij: ook bij ons zijn energieprijzen hoog, is de regeldruk vermoeiend en speelt bureaucratie een rol waar geen enkel fatsoenlijk bedrijf ooit om heeft gevraagd. En ja, onze groei ligt hoger dan die van Duitsland. Maar vergeleken met de VS blijven we nog steeds ruim achter. Wat denkt u, zou dat onvermijdelijk zijn of het gevolg van beleidskeuzes?
Leren zonder lesgeld
Het zal nog wel even duren voordat er een nieuw kabinet aantreedt. Maar welke regering er ook komt, doet er verstandig aan de Duitse casus niet als ver-van-ons-bed-show te zien. Economische neergang komt zelden plotseling. Het sluipt, het rommelt, het kabbelt — totdat je je ineens afvraagt waar al die bedrijvigheid is gebleven.
Het is verstandig om van je eigen fouten te leren. Maar het is nog veel verstandiger om te leren van de fouten van anderen, simpelweg omdat je het lesgeld dan niet hoeft te betalen. Helaas, leren van de fouten van anderen is voor de meeste mensen veel te moeilijk.
Hopelijk doorbreken wij die traditie. Want als Duitsland ons iets leert, dan is het dit: achteruitgang komt niet met sirenes en blauwe zwaailichten. Het komt zo geleidelijk dat je het pas in de gaten hebt als het eigenlijk al te laat is.
Wynia’s Week verschijnt 156 keer per jaar en wordt volledig mogelijk gemaakt door de donateurs. Doet u mee, ook straks in het nieuwe jaar? Doneren kan zo. Hartelijk dank! 
Donateurs kunnen ook reageren op recente artikelen, video’s en podcasts en ter publicatie in Wynia’s Week aanbieden. Stuur uw reacties aan reacties@wyniasweek.nl. Vergeet niet uw naam en woonplaats te vermelden (en, alleen voor de redactie: telefoonnummer en adres). Niet korter dan 50 woorden, niet langer dan 150 woorden. Welkom! 















