De minimumleeftijd om te stemmen moet niet omlaag, maar omhoog

Alle kranten maakten er onlangs melding van: de Britse Labour-regering van Keir Starmer wil dat 16- en 17-jarigen kunnen stemmen bij de volgende landelijke verkiezingen. Bij verkiezingen voor het Schotse en Welshe parlement is dat al zo, dus de ‘minimum voting age’ wordt dan in het hele Verenigd Koninkrijk gelijkgetrokken.
Volgens de Britse regering is het ‘de grootste verandering in de Britse democratie in een generatie’. ‘Jongeren dragen al bij aan de samenleving door te werken en belasting te betalen’, zei vicepremier Angela Rayner op X. ‘Het is dan ook terecht dat ze inspraak hebben in kwesties die hen aangaan.’
Politieke belangen
De Conservatieve Partij bleek kritisch over de plannen van de regering. ‘16-jarigen mogen stemmen bij verkiezingen, maar zich niet kandidaat stellen. Ze mogen ook geen loten kopen, alcohol drinken, trouwen of meedoen aan een oorlog. Dit is een hopeloos verwarrend beleid’, zei parlementslid Paul Holmes.
Allemaal interessante, inhoudelijke argumenten, van beide kanten. Maar er spelen wel degelijk ook politieke belangen een rol. Bij het referendum in 2016 koos een kleine meerderheid (51,9 procent) van de Britse kiezers voor uittreding uit de Europese Unie. Als de minimumleeftijd om te mogen stemmen toen 16 in plaats van 18 was geweest, was de uitslag wellicht de andere kant op gevallen. Starmer – die destijds in het Remain-kamp zat – is dat niet vergeten.
Hoe is de situatie bij ons?
Toen in Nederland in 1918 het algemeen (mannen)kiesrecht werd ingevoerd, gold een minimumleeftijd van 25 jaar. Daarna werd de kiesgerechtigde leeftijd een aantal keren verlaagd: naar 23 jaar (vanaf de verkiezingen van 1946), naar 21 jaar (1967) en naar 18 jaar (1972).
Net als in het Verenigd Koninkrijk zijn ook in Nederland vooral linkse politici voorstander van verdere verlaging naar 16 jaar. Toch wordt dat standpunt de laatste tijd niet meer zo hard van de daken geschreeuwd. Dat zou weleens te maken kunnen hebben met de omstandigheid dat de politieke signatuur van Nederlandse jongeren aan het verrechtsen is.
PVV, FvD en VVD op kop
Neem de landelijke scholierenverkiezingen van 2023. Daarbij kwam de PVV (15,8 procent) als winnaar uit de bus, gevolgd door Forum voor Democratie (13,3) en de VVD (10,8). De linkse partijen (GL-PvdA, D66, SP, Denk, PvdD en Volt) kregen samen 36,6 procent van de stemmen, niet spectaculair meer dan hun score bij de gelijktijdig gehouden Tweede Kamerverkiezingen (31,5). Wie een minder rechts parlement wil, hoeft van verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd dus niet veel te verwachten. De ‘klimaatgeneratie’, waarover vooral linkse babyboomers de laatste jaren niet uitgepraat raakten, is aanzienlijk minder talrijk dan ons steeds werd voorgespiegeld.
Als gezegd: een discussie over de minimumleeftijd om te stemmen is beter af zónder dit soort politieke overwegingen. Laten we de kwestie liever koppelen aan het onderwijspeil. De stijging daarvan was in het verleden steeds een belangrijk argument om de kiesgerechtigde leeftijd te verlagen. Van goed opgeleide burgers mocht immers op steeds jongere leeftijd worden verwacht dat ze weloverwogen hun stem konden uitbrengen. Helemaal geen rare redenering.
Hoe staat het er in 2025 voor met ons onderwijspeil? Volgens de jaarlijkse rapporten van de Onderwijsinspectie is de situatie tamelijk rampzalig. De gemiddelde resultaten van leerlingen in het funderend onderwijs lopen geleidelijk terug. Meer dan de helft van de basisscholieren haalt het streefniveau bij rekenen niet. Ook met het taalniveau gaat het dramatisch slecht. Van de 15-jarigen is inmiddels één op de drie ‘onvoldoende geletterd’, lees: functioneel analfabeet. Omdat de prestaties van scholieren in vrijwel alle andere landen de laatste jaren verbeteren, is Nederland zijn internationale toppositie langzaam kwijtgeraakt.
Het Nederlandse onderwijs, zo hoor je critici steeds vaker beweren, verkeert na zestig jaar ‘vernieuwing’ en nadruk op ‘gelijke kansen’ in staat van ontbinding. De rapporten van de Onderwijsinspectie zijn minder geschikt om die analyse te ontkrachten.
Logische gevolgtrekking
Je zou je kunnen afvragen of daar geen consequenties aan moeten worden verbonden. Want als de voortdurende stijging van het onderwijspeil in het verleden een reden was om de kiesgerechtigde leeftijd te verlagen, hoort bij een voortdurend dálend onderwijspeil logischerwijs een hógere kiesgerechtigde leeftijd.
Vreemd genoeg is die gevolgtrekking nog door geen enkele politicus gemaakt.
Wynia’s Week brengt broodnodige, onafhankelijke berichtgeving: drie keer per week, 156 keer per jaar, met artikelen en columns, video’s en podcasts. Onze donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!