Dikke biografie van Theo van Gogh is te summier over de reden van zijn gewelddadige dood

HansWansink 31-1-24 DEF
Omslag van ‘De bolle Gogh’ van Jaap Cohen. Beeld: oba.nl.

Het roken begon al vroeg. De eerste sigaret stak Theo van Gogh op toen hij een jaar of zes was. Het drinken begon niet veel later. Als scholier in Wassenaar hield Van Gogh audiëntie in Hotel Bianca. Daar was hij zijn kameraden eenvoudig de baas in het innemen van bier en jenever.

Met de drank kwamen de ruzies en de uitspattingen. Zelfs zijn toch zeer liefhebbende en ruimdenkende moeder Anneke werd het te gortig. Een dag nadat hij zijn havodiploma had gehaald, werd Van Gogh het ouderlijk huis uitgezet met als bestemming een enkele reis Amsterdam.

Twintig verhuisdozen archiefmateriaal

Biograaf Jaap Cohen beschrijft de woonboot in het Oosterdok waarin de jonge Van Gogh zijn intrek nam als ‘een gribus van de ergste soort’. Hij leefde als een zwerver, sliep op een bed van oude kranten te midden van flessen en vieze borden en kon het uitstekend vinden met de rond de Zeedijk hangende junks, dealers, hoeren en inbrekers.

De bolle Gogh laat zich lezen als een aaneenschakeling van sappige anekdotes van de aan drank, drugs, provocaties en leugens verslaafde hoofdpersoon. Cohen sprak met honderdvijftig verwanten, vrienden, vijanden en omstanders – vaak meermalen. Hij werkte zich door twintig verhuisdozen ongeordend archiefmateriaal, herlas Van Goghs columns en bekeek alle films en televisieproducties.

Zeven jaren werk resulteerde in een boek dat een genot is om te lezen. Saai werd het nooit met amokmaker Theo van Gogh, die er in de jaren tachtig tot zijn gewelddadige dood alles aan deed de aandacht van cultureel en spraakmakend Nederland vast te houden. Cohen serveert de vetes, de rellen, de verbroken en soms weer gelijmde vriendschappen en relaties van de Amsterdamse kroegtijger geserreerd uit.

Ik heb niettemin twee bedenkingen bij het boek. De eerste is: wat is, bijna twintig jaar na de moord op Van Gogh op 4 november 2004, het blijvende belang van Van Gogh als cineast en opiniemaker? Cohen geeft geen antwoord en laat het opmaken van de balans aan de lezer over. De tweede is: waarom is Cohen zo summier over de aanleiding tot die moord – de film Submission – en de motieven van de dader, Mohammed Bouyeri? Zonder toelichting schrijft de auteur in zijn voorwoord dat hij het liever over het leven van Van Gogh wil hebben dan over diens dood. Een aanvechtbare keuze.

Fassbinder van de Lege Zalen

Cohen vertelt in geuren en kleuren hoe amateuristisch Van Gogh te werk ging bij het (doen) schrijven van scenario’s en het draaien van zijn films. Voor acteurs deed hij een beroep op zijn vrienden en minnaressen. Zijn dwangmatige neiging tot choqueren – denk aan de scène uit Luger met de twee katjes in de wasmachine – leverde hem weliswaar een reputatie op als enfant terrible, maar het publiek bleef liever thuis. 30 tot 40 duizend bezoekers was wel zijn maximum, meestal met – voor zijn doen – tamme boekverfilmingen als Een dagje naar het strand of Terug naar Oegstgeest.

Maar voor zijn ruigste projecten scoorde Van Gogh soms maar enkele tientallen belangstellenden. Het leverde hem de bijnaam Fassbinder van de Lege Zalen op. Vader Johan van Gogh moest herhaaldelijk zijn beurs trekken om de filmavonturen van zijn zoon te bekostigen. Zowel in mentaal als in financieel opzicht wilde Theo maar niet volwassen worden.

Dat veranderde enigszins toen hij zelf vader werd; Lieuwe van Gogh werd in 1991 geboren. Om een regelmatige bron van inkomsten voor zijn gezinnetje te realiseren begon Van Gogh televisie-interviews te maken met bekende Nederlanders. Dat ging hem goed af. Met de serie Een prettig gesprek ontpopte Van Gogh zich als een interviewer die diep doordrong tot het zielenleven van zijn gasten zonder de sfeer te verpesten. De gimmick met de cactus, die aan het eind van het programma door de gast gekust moest worden, gaf de bedoeling van de maker treffend weer.

Zijn columns in allerlei periodieken daarentegen waren een oefening in het zo kwetsend mogelijk beledigen van iedereen in de film- en cultuursector die hem voor de voeten liep. Als stijlfiguur hanteerde Van Gogh daarbij vergelijkingen met de Holocaust, die Cohen terecht kwalificeert als ‘vunzig’. De hoofdredacteuren hielden het dan ook niet lang met Theo uit.

Ayaan

Dieptepunt was de hetze tegen filmmaker Leon de Winter, die Van Gogh een veroordeling opleverde wegens antisemitisme, bekrachtigd door de Hoge Raad. Van Gogh zag zichzelf als de dorpsgek, maar zijn gevoel voor humor werd door de magistratuur niet gedeeld. Van de weeromstuit begon Theo zich nogal verongelijkt voor te doen als Ridder van het Vrije Woord.

En toen, in 2004, werd het menens. Er was een vrouw met een missie bij Van Gogh aan de deur verschenen: Ayaan Hirsi Ali. Het VVD-Kamerlid had een internationale reputatie opgebouwd als critica van de islam. De bedreigingen vanuit de radicale moslimwereld waren zodanig ernstig dat ze permanent beveiligd moest worden.

Hirsi Ali wilde doorgaan met de strijd. Ze wilde duidelijk maken hoeveel vrouwen er naar aanleiding van teksten uit de Koran ‘per uur, per dag, per jaar’ in elkaar geslagen worden. Ze doelde op Koranvers 4:34: ‘En degenen, van wie gij ongehoorzaamheid vreest, wijst haar terecht en laat haar in haar bedden alleen en tuchtigt haar.’  Van Gogh stelde haar voor een scenario te schrijven voor een korte film, die hij dan zou regisseren en produceren.

Slap scenario

Grondiger dan Cohen doet, hebben Volkskrant-collega Sara Berkeljon en ik voor ons boek De orkaan Ayaan. Verslag van een politieke carrière uit 2006 gereconstrueerd wat de bedoeling van Submission was en wat de gevolgen waren. Behalve over geweld tegen vrouwen, gaat de korte film ook over incest (vader tegen dochter: ‘trek de eer van mijn broer niet in twijfel’) en de opdracht aan de moslimman: ‘gaat tot haar in zoals Allah u heeft bevolen’. Maar niet tijdens de menstruatie; ‘het is iets schadelijks’.

Van Gogh vond het scenario te slap en sowieso waardeloos. Ter wille van het effect voegde hij zweepslagen toe en liet hij het incestslachtoffer besmuikt lachen. Producent Gijs van de Westelaken was ook niet onder de indruk. ‘Ik vond het niks. Maar Theo vond het zelf ook niks. Toen Ayaan zei: en nu de rest van de reeks, twee tot en met twaalf, zei Theo: “Nee, alleen als er wat te lachen valt.”’

Hirsi Ali liet haar film vooraf zien aan kopstukken van de VVD. Minister Gerrit Zalm gaf als commentaar: ‘Als dat allemaal in de Koran staat, is er geen reden een film als deze niet te maken.’ Frits Bolkestein tegen Hirsi Ali: ‘Weet wel wat je doet, want het zal een hoop heisa veroorzaken. In het bijzonder die Koranteksten op het lichaam van een halfnaakte vrouw. Dat is natuurlijk, wat de Fransen noemen, renforcer la dose. Maar het is een vrij land, dus als iemand dat wil, dan moet-ie dat doen.’

Daar dacht Mohammed Bouyeri anders over. Nadat hij met een groot kapmes de keel van Van Gogh heeft doorgesneden, stak hij met een ander mes een brief in de buik van zijn slachtoffer. Het was een open brief aan Ayaan Hirsi Ali. De naam van Van Gogh wordt nergens in de brief genoemd.

‘Ik voel me schuldig’

Een citaat (dat u bij Cohen niet aantreft):

‘Deze brief is Insha Allah een poging om uw kwaad voor eens en altijd het zwijgen op te doen leggen. (…) Mevrouw Ayaan Hirsi Ali en de rest van de extremistische ongelovigen: de Islam heeft de vele vijandigheden en onderdrukkingen in de Geschiedenis doorstaan. Telkens wanneer de druk op de Islam werd opgevoerd is hierdoor slechts het vuur van het geloof aangewakkerd. (…) AYAAN HIRSHI ALI JE ZAL JE ZELF STUK SLAAN OP DE ISLAM!’

Hoewel Van Gogh zelf met zijn naam op de titelrol van Submission wilde en hoewel ze hem regelmatig waarschuwde voor de mogelijke consequenties van het maken van de film, had Hirsi Ali toch last van haar geweten: ‘Ik voel me schuldig dat ik naar Theo ben gegaan met het script van Submission. En dat hij daarom gedood is. Rationeel weet ik dat alleen de dader schuldig is aan zijn dood. Gevoelsmatig is dat verwarrend. (…) Ik voel me schuldig dat ik misbruik heb gemaakt van zijn gebrek aan angst.’

Jaap Cohen: De bolle Gogh, Querido; 691 pagina’s; € 34,99

Hans Wansink is historicus en journalist en publiceert over boeken in Wynia’s Week. Hij was redacteur van NRC Handelsblad, Intermediair en de Volkskrant.

Wynia’s Week verschijnt ook dit jaar 104 keer met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. Plus video’s en podcasts. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!