Hoe ‘divers’ is Nederland helemaal?

Er zijn activisten en hoogleraren die vinden dat het hoog tijd wordt dat autochtone Nederlanders zich aanpassen aan de ‘multiculturele’ dan wel ‘superdiverse’ Nederlandse werkelijkheid. Maar hoe ‘divers’ is Nederland dan wel?

Onderzoeker Roel Jennissen ontzenuwt een reeks mythes. Hij signaleert een overdreven focus op de grote steden, waardoor het ‘diverse’ beeld wordt vertekend. Maar zelfs in de grote steden zijn ‘oorspronkelijke’ Nederlanders nog altijd de grootste bevolkingsgroep. In Amsterdam nam het aantal ‘Nederlandse’ inwoners de laatste jaren zelfs weer toe.

Wanneer men het heeft over etnische diversiteit in Nederland, gaat het vaak over Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, de drie grote zeer diverse steden in het westen. Toch woont slechts 12 procent van de Nederlandse bevolking in deze drie steden. Dat geldt ook voor maar ongeveer een kwart van de bevolking met een migratieachtergrond. Deze realiteit wil men echter nog wel eens uit het oog verliezen. Hoog tijd om eens te kijken hoe het daadwerkelijk is gesteld met de etnische verscheidenheid in Nederland en hoe die op lokaal niveau is neergeslagen.

Overschatte verscheidenheid en een overdreven nadruk op multiculturaliteit in de grote steden

De aandacht voor etnische verscheidenheid in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag is terecht. De etnische verscheidenheid is er zeer hoog en inmiddels zijn personen met een Nederlandse achtergrond er zelfs niet meer in de meerderheid. Daarbij is het aantal verschillende herkomstlanden er bijzonder groot.

Vaak wordt Utrecht ook tot de grote diverse steden gerekend. De empirie wijst echter uit dat deze stad qua etnische diversiteit veel meer lijkt op grote provinciesteden als Arnhem en Eindhoven. Eindhoven, de vijfde stad van het land, heeft tegenwoordig zelfs een hoger percentage inwoners met een migratieachtergrond. Ook de kans dat twee willekeurige inwoners van Eindhoven tot een verschillende groep behoren – een alternatieve en methodologisch correctere manier om de diversiteit te meten is er inmiddels – is hoger dan in Utrecht.

De grote nadruk op multiculturaliteit wil in de grote steden wel eens doorslaan, omdat de verscheidenheid er wordt overschat en de rol van de Nederlandse achtergrond onderschat. Dit heeft twee redenen. In de eerste plaats vormen personen met een Nederlandse achtergrond in de grote drie diverse steden nog steeds verreweg de grootste groep, ook al zijn zij niet meer in de meerderheid. Zelfs in de meest diverse stad van het land, Den Haag, wonen er meer dan 5 keer zoveel mensen met een Nederlandse dan met een Surinaamse achtergrond, de op-een-na grootste herkomstgroep in de Hofstad.

Ten tweede moeten we ons realiseren dat van die krappe meerderheid aan personen met een migratieachtergrond in de drie grote diverse steden ruim 42 procent in Nederland is geboren en dat migranten vaak specifiek voor Nederland hebben gekozen. Het kan dus bijna niet anders of ook de groep met een migratieachtergrond heeft het één en ander van de Nederlandse samenleving meegekregen.

Dat personen met een Nederlandse achtergrond zouden moeten integreren in een multiculturele samenleving en uit hun witte enclave moeten komen, zoals sommige wetenschappers en beleidsbepalers in Het Parool op 26 mei 2019 bepleiten, lijkt dan ook nogal overdreven.

Middelpuntvliedende verscheidenheid

Ook voorsteden van de drie grootste Hollandse steden zoals, Capelle aan den IJssel, Diemen en Rijswijk, zijn zeer divers, al heeft de meerderheid van de bevolking daar nog een Nederlandse achtergrond. De verscheidenheid neemt in deze gemeenten echter sneller toe dan in de drie zogenoemde meerderheid-minderheden-steden. Inmiddels hebben deze meerderheid-minderheden-steden, en dan vooral Amsterdam, te maken met gentrificatie, het verschijnsel dat oude tegen het centrum aangelegen stadswijken nieuwe kapitaalkrachtige bewoners aantrekken en daarmee de lagere klassen meer naar de periferie verdrijven.

Dat ‘verdrijven’ moeten we overigens niet al te letterlijk nemen. Vaak verhuizen mensen uit de middenklasse met een migratieachtergrond gewoon naar de voorsteden omdat ze het daar simpelweg prettiger wonen vinden. Zo zei een medewerker van de gemeente Almere onlangs gekscherend dat hij langzamerhand de indruk kreeg dat Surinamers nergens gelukkiger van werden dan van de geur van vers gestort beton.

De gentrificatie zet wellicht een rem op de groei van het proces van steeds verscheidener worden. Als het verkopen van sociale huurwoningen doorgaat, wordt de ‘witte enclave’, waarover in het Parool wordt gesproken alleen maar groter. Wellicht wordt het Amsterdam van binnen de ring in de toekomst wel steeds witter, en wordt de huidige etnische diversiteit langzaam vervangen door expat-achtige diversiteit die voor een groot deel een Europees/Angelsaksisch karakter heeft.

De eerste tekenen zijn er al. Sinds 2015 is Amsterdam niet meer de etnisch meest diverse stad van Nederland. Een andere opmerkelijke ontwikkeling is dat in de jaren van 2009 tot 2017 het aantal inwoners met een Nederlandse achtergrond in Amsterdam weer toenam, nadat het in de vijftig (!) voorgaande jaren van jaar tot jaar afnam.

Representatieve verscheidenheid en lokale variëteit

Van alle mensen die in Nederland wonen heeft 23 procent een migratieachtergrond. De kans dat twee willekeurig gekozen inwoners van Nederland een verschillende achtergrond hebben is ongeveer 38 procent. Gemeenten die dicht tegen deze percentages aanliggen, en we dus kunnen beschouwen als representatief voor de etnische verscheidenheid in Nederland, zijn bijvoorbeeld Oegstgeest, Soest, Huizen, Breda, Weert, Hengelo, Harderwijk, Hoogezand-Sappemeer, Middelburg en Heerhugowaard.

Er wonen maar liefst 7,3 miljoen Nederlanders in een gemeente waarin het aandeel personen met een migratieachtergrond tussen de 15 en 30 procent ligt. Dit diversiteitsniveau kunnen we als substantieel beschouwen. Ter vergelijking, in 1972, het eerste jaar waarvoor deze cijfers beschikbaar zijn, had slechts 9 procent van de bevolking een migratieachtergrond. Buiten dit ‘doorsnee Nederland’ neemt de etnische verscheidenheid verschillende vormen aan.

Grote verscheidenheid met een eigen karakter

Grootstedelijke provinciegemeenten, zoals Utrecht, Haarlem, Dordrecht, Nijmegen en Maastricht kennen evenzeer een hoge etnische verscheidenheid. Maar in tegenstelling tot de meerderheid-minderheden-steden en hun voorsteden, zijn personen met een Nederlandse achtergrond er nog steeds ruim in de meerderheid.

De grootstedelijke provinciegemeenten hebben met betrekking tot etnische verscheidenheid, net als overigens alle andere gemeenten met een migrantengemeenschap van enige omvang, elk hun eigen specifieke karakter. Vaak hangt dit samen met de meest duidelijk aanwezige migrantengroep, zoals de mensen met een Turkse achtergrond in Deventer, mensen met een Somalische afkomst in Tilburg, mensen met Marokkaanse wortels in Utrecht of Suryoye (Syrische christenen) in Enschede, mensen met een Antilliaanse achtergrond in Groningen, of Duitsers, die grotendeels met de rug naar de Nederlandse samenleving leven, in de voormalige Oostelijke Mijnstreek.

Nieuwe verscheidenheid

Naast asielmigranten, kreeg Nederland sinds de jaren negentig te maken met nog twee nieuwe groepen migranten die voorheen nog geen demografische en sociaal-economische rol van betekenis speelden in de samenleving. We hebben het dan over (arbeids)migranten uit het voormalige Oostblok en hoog opgeleide arbeidsmigranten uit alle delen van de wereld. Mensen behorende tot de laatste groep worden vaak expats (afkorting van expatriates) genoemd. De ‘nieuwe verscheidenheid’ in expatgemeenten en gemeenten met veel Oost-Europese arbeidsmigranten kenmerkt zich door een grote mate van tijdelijkheid van de migratie.

Een groot deel van de arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa, in de praktijk hebben we dan meestal te maken met Polen en in mindere mate Bulgaren en Roemenen, streek neer in voorheen vrij homogene gemeenten. De meest sprekende voorbeelden hiervan zien we in gemeenten met veel werk in de intensieve tuinbouwsector. Veel van deze gemeenten hebben hun bevolking vanaf de jaren negentig behoorlijk zien veranderen. Dit kan vaak erg ingrijpend zijn.

Zo was vorig jaar in Trouw te lezen dat in het plukseizoen in Zuilichem, een dorp in de Bommelerwaard, Midden- en Oost-Europese arbeidskrachten ruim 40 procent van de totale bevolking uitmaken. Het is overigens een hardnekkig misverstand dat arbeidskrachten uit de voormalige communistische landen meestal in de tuinbouw werken. De meeste van hen zijn elders werkzaam, bijvoorbeeld bij grote distributiecentra.

Gemeenten waar veel kennismigranten bijvoorbeeld uit Azië of Angelsaksische landen zijn gaan wonen zijn bijvoorbeeld Amstelveen, Wassenaar, Voorschoten en Wageningen. Dit zijn typische expatgemeenten. Deze gemeenten kennen een grote verscheidenheid naar herkomstlanden, uit alle delen van de wereld. Er zijn echter relatief weinig inwoners met een Turkse, Marokkaanse, Surinaamse of Antilliaanse achtergrond. Expats zijn ook vaak te vinden in bepaalde delen van de grote steden, zoals in Amsterdam-Zuid, de Haagse wijken aan de ‘goede’ kant van de Laan van Meerdervoort of in de Eindhovense wijk Meerhoven.

Klassieke verscheidenheid

Er zijn in Nederland ook gemeenten waaraan de ‘nieuwe verscheidenheid’ van asielmigranten, Midden- en Oost-Europeanen en expats grotendeels voorbij is gegaan, maar die wel veel mensen behorende tot de ‘klassieke’ niet-Europese minderheidsgroep onder hun bevolking hebben. Dat is vaak het gevolg van de werving van gastarbeiders in een bepaald herkomstland, zoals de Marokkaanse arbeiders in Gouda. Het besluit van vleesverwerkingsbedrijf Compaxo om in 1965 op proef een aantal Marokkaanse gastarbeiders in dienst te nemen die op eigen gelegenheid naar Nederland waren gekomen, heeft er uiteindelijk toe geleid dat Gouda procentueel de grootste Marokkaanse gemeenschap van Nederland heeft. Leerdam en Almelo, ook twee voormalige industriesteden, hebben, na Schiedam, procentueel de meeste inwoners met een Turkse achtergrond. Den Helder en Delfzijl zijn voorbeelden van gemeenten met relatief veel Antillianen.

Welke verscheidenheid?

De grote aandacht voor aandacht voor etnische verscheidenheid in het publieke en wetenschappelijk debat doet ons wel eens vergeten dat er in Nederland ook nog behoorlijk etnisch homogene gemeenten zijn. Echter, anno 2019 wonen nog steeds meer dan 2,3 miljoen Nederlanders in gemeenten met een lager percentage dan 9,2 (het landelijk niveau van 1972). Let wel, hier wonen dus meer mensen dan in de drie grote zeer diverse steden.

De vijf meest homogene gemeenten van Nederland zijn achtereenvolgens, Urk, Staphorst, Grootegast, Achtkarspelen en Dantumadiel. In deze gemeenten heeft ongeveer 96 procent van de inwoners een Nederlandse achtergrond. Andere voorbeelden van zeer homogene gemeenten zijn Zederik, Twenterand, Renswoude, Borger-Odoorn, Kollummerland en Nieuwkruisland, Loppersum en Goeree-Overflakkee.

Tot slot

In het onderzoek naar etnische verscheidenheid in Nederland is veel aandacht voor de drie grote steden, Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Hoewel de etnische verscheidenheid in deze gemeenten zeer hoog is en personen met een Nederlandse achtergrond er zelfs niet meer in de meerderheid zijn, zijn deze steden ‘Nederlandser’ dan je zou denken.

De Nederlandse herkomstgroep is namelijk ook in de drie grote steden nog steeds verreweg de grootste groep, ondanks dat zij niet meer de absolute meerderheid heeft. Een bredere bestudering van de etnische verscheidenheid in de Randstad laat zien dat vooral de voorsteden van Amsterdam, Rotterdam en Den Haag in snel tempo steeds diverser worden en dat het alsmaar diverser worden van de grote stad wellicht binnenkort op zijn retour is.

Dit artikel laat zien dat er ook buiten de grote steden veel etnische verscheidenheid is en dat tussen gemeenten grote verschillen bestaan in de aard van de verscheidenheid naar herkomst. Hier is slechts een grove indeling gemaakt in ‘doorsnee’ gemeenten, voorsteden, grootstedelijke provinciesteden, expatgemeenten, tuinbouwgemeenten en homogene gemeenten. Ook binnen de hier beschreven groepen gemeenten is, uiteraard op de homogene gemeenten na, nog de nodige variëteit te vinden.