Laat de overheid zich beperken tot hoofdlijnen en geef de mensen die het werk doen maximale vrijheid

Op 16 september is het weer Prinsjesdag met de Miljoenennota voor 2026. Die zal, zoals gebruikelijk, in het teken staan van het realiseren van een subtiele combinatie van het in de hand houden van financieringstekort en overheidsschuld, het ‘waar mogelijk’ enigszins verlagen van bepaalde lasten, en het weer verhogen van sommige andere belastingen.
Ook de noodzaak om iets aan (de groei van) het ambtenarenapparaat en overmatige reguleringen te doen zal wel weer verkondigd worden. Het zal dus een toonbeeld van ‘smalle marges’ zijn waarbij voorbijgegaan wordt aan echt wezenlijke aspecten en problemen. In feite is er sprake van een hoge mate van continuïteit van beleid waarbij de elementaire status quo klakkeloos geaccepteerd wordt.
Een kolossale overheid
Zodoende zal er niet of nauwelijks aandacht zijn voor het gegeven dat de overheid en de aan haar op allerlei verschillende manieren gelieerde semi-overheden (onderwijs, gezondheidszorg, culturele sector, openbaar vervoer, corporaties, etcetera) een enorm grote rol in economie en maatschappij zijn gaan spelen, maar dat zij die rol al te vaak ronduit slecht uitvoeren.
Iets minder dan de helft van de totale economische activiteit in Nederland loopt via de overheid, gemeten als overheidsuitgaven in procenten van het Bruto Binnenlands Product (BBP). In termen van werkgelegenheid zijn overheid en semi-overheid nóg groter: de collectieve sector is goed voor 5,9 miljoen werkzame personen, wat 57 procent is van het totale aantal werkenden van 10,3 miljoen. Dit ontzagwekkende belang weerspiegelt de geleidelijke op- en uitbouw van de verzorgingsstaat na de Tweede Wereldoorlog.
Je zou denken dat het functioneren van een dergelijk kolossaal apparaat de hoogste aandacht krijgt en nadrukkelijk kritisch wordt geëvalueerd. Maar dat valt vies tegen. De aandacht richt zich hoofdzakelijk op de politieke keuzes – hoeveel extra geld gaat er naar defensie?, wat doen we met de benzineaccijns?, met hoeveel gaat de AOW omhoog?, hoeveel extra investeren we in de gezondheidszorg en verlagen we het eigen risico?, – waarbij er stilzwijgend vanuit wordt gegaan dat overheid en semi-overheid een en ander operationeel en organisatorisch prima voor elkaar krijgen.
Niets is dus minder waar. In mijn boek De Overheid op de Schop – Waarom en hoe de overheid, met in haar kielzog de semi-overheid, beter kan functioneren geef ik talrijke voorbeelden van falend beleid in termen van efficiency, effectiviteit en snelheid van uitvoering. Het gaat dus niet om het al dan niet eens zijn met de politieke besluiten maar, gegeven die besluiten, om de kwaliteit van uitvoering.
Wanverhouding
Denk aan de schadeafhandeling in Groningen die 13 jaar na de aardbeving in Huizinge nog steeds stroef verloopt met veel al jaren voortslepende dossiers. Er is sprake van een wanverhouding tussen de uitvoeringskosten en de feitelijk uitgekeerde schadevergoedingen: in 2023 heeft het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) voor elke euro die het uitkeerde 78 cent aan kosten gemaakt. Eind 2024 had het IMG meer dan 1.000 medewerkers in dienst.
Of wat te denken van het onderwijs waarvan de kwaliteit ondanks enorme investeringen steeds verder terugloopt? Een derde voorbeeld betreft de onduidelijkheid over de definitie van ‘schijnzelfstandigheid’ van zzp’ers (waarmee men al 9 jaar worstelt) en het daarop gebaseerde handhavingsbeleid van de Belastingdienst. Dit begint serieuze problemen te veroorzaken op de arbeidsmarkt in het algemeen en voor mensen die zelfstandig willen werken in het bijzonder.
Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) heeft tal van uitkeringen fout berekend en de hersteloperatie is hem boven het hoofd gegroeid, vooral door de uiterst complexe regelgeving. Daarom heeft de minister van Sociale Zaken in juli besloten dat arbeidsongeschikten die in het verleden een te hoge WIA-uitkering hebben gekregen, dat overschot niet hoeven terug te betalen. Dit zijn slechts vier voorbeelden uit vele.
Mission impossible
Het onderliggende, structurele probleem is niet alleen de nauwelijks nog te managen enorme absolute omvang van de (semi-)overheid, maar vooral ook het steeds verdergaande specifiek en gedetailleerd ingrijpen in economie en maatschappij.
De (semi-)overheid is zich de laatste decennia geleidelijk aan steeds meer gaan bemoeien met de concrete, praktische uitvoering van beleid terwijl men daartoe vaak niet goed in staat is. De (semi-) ambtelijke organisatie is er niet geschikt voor en het ontbreekt aan de noodzakelijke kennis, vaardigheden en vrijheid van praktisch handelen. Het idee dat men ‘van boven’ van alles en nog wat specifiek en gedetailleerd kan aansturen, al dan niet op basis van veronderstelde wetenschappelijke inzichten, blijkt dan een misvatting. De uitvoerende instanties worden met een mission impossible opgezadeld.
Zware last voor mensen die het werk doen
Zodoende wordt enorme schade aangericht. De kosten van het in deze opzichten disfunctionerend apparaat zijn extreem hoog, inclusief de kosten van alle organen, instanties, adviseurs, toezichthouders en wat dies meer zij eromheen: ‘het veld’. Maar de baten laten vaak te wensen over, en kunnen zelfs negatief zijn als men de operationele uitvoering meer in de weg loopt dan dat men reëel waarde toevoegt.
Naast hoge eigen kosten en lage of zelfs negatieve inhoudelijke toegevoegde waarde legt men de betrokkenen ‘op de werkvloer’ niet zelden een zware last op. De docent voor de klas, de verpleegkundige aan het bed, de zzp’er die een job wil doen, de vrijwilliger die een evenement wil organiseren, en vele anderen, hebben hier allemaal onder te lijden. Hun praktisch op ervaring gestoeld eigen inzicht wordt gewantrouwd en in toenemende mate begrensd of vervangen door hoofdzakelijk op theoretische overwegingen gebaseerd ingrijpen door mensen en instanties die ver van de dagelijkse praktijk afstaan; zowel qua positie als qua mentaliteit. Geen wonder dat efficiency, effectiviteit en snelheid van handelen het zo vaak afleggen bij de (semi-)overheid.
Hoe moet het wel
Alleen een grondige herziening van de rol van de (semi-)overheid kan uitkomst bieden. Zij moet zich (weer) gaan richten op algemene richtlijnen met eenduidige randvoorwaarden waarbinnen degenen die het feitelijke werk doen maximale vrijheid van handelen krijgen. De (semi-)overheid beperkt zich dan tot de hoofdlijnen met bijbehorend financieel kader. De politiek kan zich op hoofdzaken concentreren en voortaan afzien van populistische interventies en praatjes voor de bühne. (Het aantal moties in de Tweede Kamer kan zodoende omlaag van meer dan 5.000 per jaar nu naar, zeg, 500.)
De (semi-)ambtenaren kunnen zich vooral richten op de rechtmatigheid van het beleid en erop toezien dat de ontvangers van het geld binnen de afgesproken budgetten blijven. Hoe die ontvangers dat doen moeten ze vooral zelf weten. Het aantal (semi-)ambtenaren kan dan fors omlaag. ‘Het veld’ in bijvoorbeeld onderwijs en gezondheidszorg kan flink (50-75 procent?) worden ingekrompen.
Vernieuwingen en experimenten komen primair vanuit de mensen uit de praktijk, bottom-up, en veel minder top-down. Polderen gebeurt op hoofdzaken, zoals het ooit begonnen is, en ontaardt niet langer in eindeloos geneuzel over details en een paar centen. Allerhande instellingen – scholen, universiteiten, onderzoeksinstellingen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, musea, welzijnsorganisaties – richten zich op hun core business en reduceren indirecte kosten en overhead. Financiële bijdragen van de overheid zijn primair daarop gericht en stellen dit als voorwaarde.
Gepruts in de marge helpt niet
De kwaal van overregulering wordt zo langzamerhand vrij algemeen erkend en initiatieven om er wat aan te doen zijn niet van de lucht. Maar waar sommige regels worden geschrapt springen andere weer even hard, of harder, op. Dat het ingrijpen van de (semi-)overheid vaak faalt – leidend tot hoge kosten, ernstige vertragingen, geringe of negatieve toegevoegde waarde, en veel frustraties – is ook wel duidelijk voor wie het open en eerlijk beschouwt. Maar het blijft bij kurieren am symptom waarbij het structurele probleem buiten schot blijft. De (semi-)overheid is zo groot en alom aanwezig geworden dat falen algauw een gigantische impact op economie en maatschappij heeft, en daarmee op veel burgers. Het is hoog tijd om dit serieus aan te pakken; wat gepruts in de marge haalt niets uit.
Overheid en semioverheid moeten grondig op de schop.
Wynia’s Week brengt broodnodige, onafhankelijke berichtgeving: drie keer per week, 156 keer per jaar, met artikelen en columns, video’s en podcasts. Onze donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!