‘Laat rechters geen politieke conclusies trekken’

ww 18-11
De Vlaamse kerkjurist, emeritus hoogleraar en oud-rector van de Katholieke Universiteit Leuven Rik Torfs. Foto: uitgeverij Ertsberg.

‘Waarheid is een instrument geworden om het grote eigen gelijk te bewijzen en het gesprek vervolgens af te sluiten’, waarschuwt Rik Torfs. En dus tast de Vlaamse kerkjurist en oud-rector van de Katholieke Universiteit Leuven in zijn nieuwe boek de grenzen af van ‘de waarheid’. Van dé wetenschappelijke waarheid die de burgers in het gareel moest houden tijdens de pandemie tot de waarheid die factcheckers hanteren om ‘foute’ journalistieke stukken te counteren. Filip Michiels sprak met Torfs.

Een van de vaststellingen in uw boek Waarheid is dat ‘waarheid meer kans maakt naarmate ze minder wordt uitgesproken’. We leven in een tijdperk waarin vooral zeer expliciete meningen en roeptoeters het publieke debat domineren. Sneuvelt de waarheid dan als eerste? 

Rik Torfs: ‘In onze samenleving, die almaar angstiger wordt, zoeken mensen vaak een gemakkelijk houvast. Dan is hun waarheid al snel de enige waarheid waar ze zich graag aan vastklampen, terwijl alle andere manieren om naar waarheid te zoeken worden weggezet als dom of pervers. Waar dit toe kan leiden, hebben we de voorbije jaren inderdaad ook gezien. Het is geen toeval dat uitspraken zoals ‘feiten zijn feiten’ of ‘wie dit ontkent, is een wetenschapsontkenner’ de voorbije jaren steeds meer opgang maakten.’

Wie er vandaag in slaagt om met succes op latente angsten in de samenleving in te spelen, heeft dus sowieso een stapje voor. Ongeacht of daarbij al dan niet een loopje wordt genomen met de waarheid.

‘Absoluut. Het inspelen op angst werkt altijd, maar het probleem stelt zich vandaag een stuk scherper. Dat blijkt ook uit het almaar groeiend aantal mensen dat met mentale problemen kampt. De waarheid wordt dan ingezet als een soort van reddingsboei. Daarnaast speelt er anno 2025 nog iets anders: de waarheid is een instrument geworden om in de cultuurstrijd de macht te bewaren. Wie vandaag cultureel of maatschappelijk in een machtspositie zit, probeert de waarheid ook in te zetten om die macht te behouden.’

Het is bijzonder verleidelijk om vooral figuren zoals Donald Trump, die niet altijd in deugdzaamheid uitblinken, van leugens te beschuldigen. Dat is een gevaarlijke vergissing, zo waarschuwt u: ook leuke en aaibare machthebbers, zelfs wetenschappers, nemen regelmatig een loopje met de waarheid. Was de coronacrisis op dat vlak een veelzeggende testcase?

‘Achteraf bekeken was de pandemie in elk geval een interessant experiment. Op het vlak van autoritair denken bijvoorbeeld: het geldende discours was het enig juiste en daarvan kon niet worden afgeweken. Terwijl men beter had gezegd: “Met wat we nu weten, is dit wellicht de beste beslissing”. Daarnaast werden er toen natuurlijk ook regelrechte leugens verteld door de overheid. Op een bepaald ogenblik hadden mondmaskers zogezegd geen zin meer, terwijl de waarheid was dat er eenvoudigweg niet voldoende meer in voorraad waren.

‘Ook werd collaboratie met het beleid – indien nodig ook je eigen vrienden of buren verklikken – plots iets goeds, het werd zelfs aangemoedigd. Een schril contrast met de wijze waarop er in het verleden ooit naar collaboratie werd gekeken. Ik denk dat het covidbeleid tot vandaag nog bij heel wat mensen nazindert, en ook de wetenschap heeft toen zeker niet de allerbeste beurt gemaakt.’

U stelt vast dat wetenschappelijke consensus eigenlijk niets anders is dan consensus onder wetenschappers. In tijden waarin technologie en wetenschap steeds meer het maatschappelijke discours bepalen, moeten we wel vaststellen dat niet-wetenschappers dat discours nog amper kunnen controleren.

‘U heeft natuurlijk gelijk: het is onmogelijk om als niet-wetenschapper een gefundeerd oordeel te vellen over wetenschappelijke claims. Daarom moeten we het ook anders aanpakken. Zo kan de stelligheid waarmee bepaalde “wetenschappelijke” uitspraken gedaan worden een alarmsignaal zijn.

‘Een expert die een beroep doet op zijn expertise om een discussie definitief te beslechten, gaat eigenlijk in tegen een basisregel van de wetenschap. Wetenschap kan immers hoogstens spreken over de huidige stand van zaken, nooit over het eindpunt. Daarnaast werken wetenschappers ook heel vaak met modellen, die op een eventualiteit wijzen. Dat was zo tijdens de covidcrisis en dat is net zo wanneer het over de klimaatverandering gaat. Als niet-wetenschapper kan je dus ook de vraag stellen naar de gebruikte modellen, naar de ingezette variabelen, noem maar op.’

Heeft de wetenschappelijke consensus vandaag het vroegere religieuze dogma vervangen?

‘Deels wel. De mens is sowieso geneigd om dogmatisch te denken, ook wanneer hijzelf beweert tegen dogma’s te zijn. Eigenlijk is het religieuze dogma in eerste instantie ontstaan uit een soort van schriftelijke neerslag van een al bestaande consensus onder gelovigen. Pas later is dit ook een autoritair argument geworden dat door machtshebbers werd gebruikt.

‘Parallel daarmee zou je kunnen stellen dat een schijnbare consensus onder wetenschappers aanvankelijk ook een soort van natuurlijk proces is, waarna het finaal wordt gebruikt als een stok om mensen te slaan. Zeker voor politici is dit bijzonder handig: zo zijn ze zelf vrijgesteld van hun plicht om iets te beargumenteren. Dat mechanisme moeten we dan ook absoluut ter discussie blijven stellen.’

In tijden waarin desinformatie in een mum van tijd massaal kan worden verspreid, wordt er nu vaak een beroep gedaan op zogenoemde factcheckers om te bepalen wat al dan niet waar is. U bent daar nogal sceptisch over, omdat die factcheckers de feiten durven te interpreteren en er dus eerder sprake is van een geconstrueerde waarheid. Ziet u alternatieven?

‘Ik denk dat we de factchecker zelf ook moeten relativeren: die mag geen ultieme politionele bevoegdheid krijgen en verdient op zijn beurt een soort van controle. Hoe staat hij zelf in de samenleving, wat is zijn uitgangspunt en in welke mate interpreteert hij zelf bepaalde feiten? In sommige media worden feiten zo sterk in een bepaalde richting geïnterpreteerd dat die analyse de feitelijkheid finaal fel overstijgt.’

Een aantal media beroept zich juist op die factcheckers om het aura van kwaliteitsmedium te ondersteunen.

‘Ook kwaliteitskranten zijn natuurlijk maar een speler in de samenleving, en hebben dus ook een bepaalde machtspositie te verdedigen. Net zoals bij universiteiten krijg je dan ook een soort van coöptatiemechanisme, waarbij er almaar meer mensen worden aangeworven die min of meer hetzelfde denken. Alleen al om die reden denk ik dat we voor het behoeden van de vrije samenleving niet meteen naar de media moeten kijken.’

U koestert ook reserves tegenover een andere beroepsgroep die flink wat maatschappelijk aanzien geniet: rechters. Zorgt de te ruime interpretatie van bepaalde wetgevende teksten ervoor dat zij soms ook politieke spelers dreigen te worden? En is de rechterlijke macht in sommige dossiers te ruim en te dominant geworden, in vergelijking met de politiek?

‘Een van de uitgangspunten van de scheiding der machten is dat geen van de drie machten té allesoverheersend mag zijn. Nu overvleugelt de uitvoerende macht natuurlijk al veel langer de wetgevende: een parlementslid van een regeringspartij zal zich doorgaans eerder gedeisd houden. Maar ik stel vast dat rechters vandaag toch ook een stukje verder durven te gaan in de interpretatie van bepaalde rechten. Denk aan mensenrechten, maar net zo goed aan bepaalde sociale rechten. Wat daarin volgens mij ook een rol speelt, is de statusvermindering van rechters binnen het bredere juristenleger. Anno 2025 gaan de echte topjuristen amper nog richting magistratuur, en ik heb het gevoel dat dit statusverlies ook wel meespeelt in hun scherpere maatschappelijke profilering.

Natuurlijk moet een rechter zich uitspreken over iets wat niet kan of niet mag, maar hij moet zich ver houden van een meer globale politieke conclusie. Neem nu de stikstofnormen: een rechter kan perfect beslissen dat een bepaalde norm gerespecteerd moet worden, maar hij mag zich niet uitspreken over de brede politieke of economische gevolgen daarvan. Doet hij dat wél, dan komt hij onvermijdelijk op het terrein van de wetgevende en de uitvoerende macht. Met als gevolg dat burgers het gevoel krijgen dat hun stem er eigenlijk niet meer toe doet én dat voornamelijk linkse politici nu de rechterlijke macht inzetten om het pad te effenen voor beslissingen die ze er politiek niet meer door krijgen.’

Gaat u dan zo ver om begrip te vragen voor rechters die bij een keuze tussen twee haalbare oplossingen zich ook zouden laten leiden door wat politiek en maatschappelijk meer steun geniet?

‘Recht is flexibel, en een rechter kan doorgaans verschillende uitkomsten ook perfect waterdicht legitimeren. Rechters hebben dus zeker de nodige flexibiliteit en beleidsruimte, maar ze moeten er wel over waken zich niet te veel op het terrein van de politiek of de wetgever te begeven. Wie bijvoorbeeld mensenrechten al te ver gaat interpreteren, brengt het evenwicht der machten in gevaar.’

Stelt de opmars van de islam in sterk geseculariseerde West-Europese samenlevingen ons voor nieuwe uitdagingen als het om juridische waarheidsbeleving gaat? Religieuze tradities, zeker binnen een godsdienst waar vaak nog behoorlijk conservatieve stromingen de dienst uitmaken, durven weleens te botsen met een nuchtere en meer wetenschappelijke benadering van maatschappelijke problemen.

‘We moeten er hier over waken om de vrijheid van godsdienst – die uiteraard een door en door westers concept is – te kunnen blijven verzoenen met een aantal concrete religieuze praktijken. Dat bleek bijvoorbeeld heel duidelijk in het debat over rituele slachtingen, waarbij het Europees Hof van Justitie de Vlaamse wetgever toch gelijk gaf. Ook al bleek die Vlaamse wetgeving voor sommige joden of moslims niet ver genoeg te gaan. In dit debat werd wel duidelijk hoe de wetgever kan proberen om een evenwicht te vinden tussen bepaalde religieuze voorschriften enerzijds en westerse waarden – in dit geval de aandacht voor dierenwelzijn – anderzijds. Zo ontstaat er al minstens een gesprek.

Dat sommige politici hier dan toch op springen, om louter politiek-electorale redenen, mag ons niet tegenhouden om bepaalde religieuze ideeën toch zoveel mogelijk te laten samenvloeien met onze moderne westerse samenleving. Waarbij we uiteraard bepaalde grenzen moeten bewaken. Maar laat ons wel wezen: heel wat miserie waar we op dat vlak mee geconfronteerd worden, vloeit ook voort uit onzorgvuldig wetgevend werk. Open rechtsbegrippen zoals racisme of seksisme dragen ertoe bij dat wetgeving vaak niet voldoende dichtgetimmerd blijkt.’

Over het verband tussen de waarheid en religie schrijft u: ‘Ik geloof niet in een gedeelde moraal zonder een dieper gezamenlijk gedachtegoed. Dat ontbreekt in onze geseculariseerde, zeer diverse samenleving.’ Is het niet kort door de bocht om enkel religie dat vermogen toe te kennen, wetende dat religie ook zeer verdelend kan werken?

‘Ik vraag me altijd af: de normen en waarden waar we zo graag naar verwijzen, wat zijn die precies? In West-Europa verwijzen we dan al snel naar de acceptatie van abortus en euthanasie, naar de rechten van transgenders, noem maar op. Alleen: veel van die verwezenlijkingen zijn van recente datum, terwijl de klassieke rechten en vrijheden toch een stuk dieper zitten en doorgaans ook een eind verder teruggaan. Denk aan de vrijheid van vereniging, de persvrijheid of het legaliteitsbeginsel als hoeksteen van onze rechtspraak. Ik vind die waarden een stuk belangrijker dan een aantal overwinningen van de voorbije dertig jaar waar nu vaak naar verwezen wordt als we het over “onze normen en waarden” hebben.

Uiteraard hebben die recente verwezenlijkingen ook een aantal taboes doen sneuvelen, maar voor mij vormen ze zeker niet de kern van wat de westerse samenleving nu verbindt. En ik stel vast dat onze hedendaagse samenleving fel verbrokkeld is, waardoor ook de sokkel waarop die samenleving gebouwd is misschien wat uit de aandacht is verdwenen.’

Heeft waarheid in onze samenleving een te grote betekenis gekregen?

‘Ik vind vooral dat waarheid te defensief geworden is. Het is een instrument geworden om het grote eigen gelijk te bewijzen en het gesprek vervolgens af te sluiten. Waarheid zou net iets moeten zijn dat we constant blijven zoeken en nastreven door het gesprek. Ze zou veel offensiever moeten worden ingevuld: hoe meer iets bespreekbaar is in een samenleving, hoe groter ook de dynamiek van die samenleving. Het brengt ons nergens wanneer we ons verschuilen achter een schijnbare intellectuele consensus. Moraliteit mag geen stok achter de deur zijn, zo sluit je andersdenkenden immers snel uit.’

Wynia’s Week verschijnt 156 keer per jaar en wordt volledig mogelijk gemaakt door de donateurs. Doet u mee, ook straks in het nieuwe jaar? Doneren kan zoHartelijk dank! 

Donateurs kunnen ook reageren op recente artikelen, video’s en podcasts en ter publicatie in Wynia’s Week aanbieden. Stuur uw reacties aan reacties@wyniasweek.nl. Vergeet niet uw naam en woonplaats te vermelden (en, alleen voor de redactie: telefoonnummer en adres). Niet korter dan 50 woorden, niet langer dan 150 woorden. Welkom!