Leve de kleinburger!

kapper-die-de-haren-knipt-van-een-jonge-dame

door Theodore Dalrymple

Geen begrip uit de sociologie, behalve lompenproletariaat, is zo beledigend als kleinburger. Ik kan me niet voorstellen dat iemand trots verkondigt dat hij een lid is van zo’n verachte klasse. Niemand heeft ooit een slogan verzonnen als ‘kleinburgers aller landen verenigt u, u heeft niets te verliezen dan uw winkels!’

Ik vermoed dat in het hoofd van de meeste mensen die die term gebruiken, kleinburger staat voor bekrompen, onverdraagzaam, gierig, fantasieloos, schijnheilig, egoïstisch, kleingeestig, afgunstig, rancuneus, inhalig, laf maar potentieel agressief, kortzichtig, hebzuchtig, xenofoob en smakeloos. Onder veel meer, maar er zit niets aantrekkelijks bij. Kortom, de wereld zou een betere plek zijn zonder de kleinburger.

Geld is geen probleem voor wie het heeft

Het is niet moeilijk een sterk element van zowel sociaal als intellectueel snobisme te herkennen in dit idee van de kleinburger. Het is prima om in geld geïnteresseerd te zijn als je er maar een hoop van hebt; alles wat minder is, is zowel zielig als verwerpelijk. De zuinigheid en spaarzaamheid waar de kleinburger zich aan overgeeft, is beneden de waardigheid van een betere – dat wil zeggen een hogere of lagere – klasse.

Ongetwijfeld is het waar dat kleinburgers soms afschuwelijke leiders of ideeën hebben gesteund, maar dat bewijst alleen maar dat ze menselijk zijn, aangezien alle klassen precies hetzelfde hebben gedaan. Ongetwijfeld is het ook waar dat de kleinburger soms kleinzielig aan het konkelen is.

De erfenis

De Franse schrijver Guy de Maupassant heeft dat briljant gevangen in zijn verhaal En famille, waarin een ambtenaar en zijn vrouw een plan beramen om zich na de dood van de moeder haar volledige meubilair toe te eigenen. (Wij hebben vandaag de dag het tegengestelde probleem: hoe komen we af van de fysieke onderdelen van wat we erven.) Maar is dit soort oneerlijkheid erger als het slechts op kleine en niet op grote schaal wordt bedreven?

Er zit een andere kant aan de kleinburger die minder vaak erkend wordt in de literatuur, namelijk zijn vermogen tot een stille, niet-demonstratieve heroïek. Ik wil dit graag toelichten met het bezoek dat ik pas bracht aan mijn kapper in Parijs.

Hij is van Marokkaanse afkomst, maar ik denk dat hij geboren is in Frankrijk. In elk geval spreekt hij accentloos Frans (voor zover iemand als ik, die geen native speaker is, dat kan zeggen). Zijn zaak is erg klein en hij is een éénpitter. Zijn houding is bijzonder rustig, bijna timide, en hij lijkt gebukt te gaan onder een onzichtbaar gewicht, maar hij praat goed als hij eenmaal bezig is en wat hij zegt is zinnig. Hij mag dan niet hoogopgeleid zijn (hoewel ik dat niet zeker weet), maar hij is intelligent en zowel in gedrag als denken verre van onbeschaafd. Hij is goed op de hoogte.

De harteloze huisbaas

Zijn zaak is pas weer open na twee maanden lockdown, en ik vroeg hem hoe hij ervoor stond. Het was moeilijk natuurlijk, maar hij praatte erover alsof hij het geaccepteerd had en vastbesloten was er het beste van te maken. Hij was niet van plan bij wijze van protest een steen door iemands  ruiten te gooien, hoe moeilijk hij het ook had.

Tijdens de twee maanden lockdown moest hij zijn vaste lasten van 3.600 euro per maand blijven betalen, terwijl hij geen enkel inkomen had. Ik vroeg hem of zijn huisbaas de huur niet voor die twee maanden had willen verlagen of hem anderszins had willen helpen, maar hij antwoordde dat dat niet zo was.

De huisbaas, een oude man, bezat een aantal panden en was rijk, maar hij wilde geen concessies doen en zou nog liever iemand die de huur niet betaalde uit zijn huis zetten, en blijven zitten met een leeg pand, dan een cent te missen van een bestaande huurder. Aannemend dat de huisbaas zelf niet veel vaste lasten heeft en dat het grootste deel van zijn huurinkomsten dus pure winst is, is het duidelijk dat Scrooge-achtig gedrag niet geheel en al van de aardbodem verdwenen is.

De gevoelloze gemeente

De gemeente was evenmin vergevingsgezind. Ook de verzekeringspremies moesten aangehouden worden. De kapper had onvermijdelijke persoonlijke uitgaven, zoals een huur van 900 euro per maand, en hij moest zijn kinderen voeden. Hij had maar weinig spaargeld omdat hij met de inkomsten uit zijn kapperszaak als alles goed ging net in de behoeften van zijn gezin kon voorzien.

Dat de kapper na de lockdown überhaupt in staat was zijn zaak weer te openen was een eerbetoon aan zijn moed en volharding, en ongetwijfeld ook aan zijn bescheiden levensstijl. Om de 7.200 euro vaste lasten die hij zonder inkomen had betaald te compenseren zou hij 600 mensen meer moeten knippen dan gewoonlijk (tegen het gebruikelijke tarief), wat duidelijk heel lange tijd in beslag zou nemen, als het überhaupt al te doen was. Het was bovendien niet gemakkelijk om extra klanten te krijgen in een kleine zaak in een weinig bezocht zijstraatje. Hij kon moeilijk de paar voorbijgangers naar binnen sleuren om ze een gedwongen knipbeurt te geven op eigen kosten.

De heroïsche kleinburger

Bij het beschrijven van zijn leven klaagde hij niet over de onrechtvaardigheid van dit alles en hij beweerde evenmin dat hem iets was onthouden waar hij recht op had. Hij wist dat hij nooit rijk zou worden van zijn kapperszaak en accepteerde dat. Hij hoopte op een voldoende inkomen om zijn kinderen fatsoenlijk groot te brengen, en ik twijfel er niet aan dat hij dat deed, en wel zodanig dat zij eerlijk en integer zouden zijn.  

Is er niet iets heroïsch aan het leven van deze man, en dat van veel anderen zoals hij? De meeste mensen, zei Thoreau, leiden levens van stille wanhoop, maar ik ben er niet zo zeker van dat we het recht hebben om te concluderen dat zij die niet klagen over of in opstand komen tegen de moeilijkheden van hun bestaan noodzakelijk wanhopig zijn.

Hoe dan ook: ik denk niet dat zij die een hogere of gelukkiger sociale positie bezitten het recht hebben om neer te kijken op de kleinburger, van wiens toewijding aan zijn plicht of zaak zo veel van hun eigen welzijn afhankelijk is. Zij, de kleinburgers, zijn het zout, en niet het slijk, der aarde en het gebrek aan sympathie dat intellectuelen voor hen hebben zegt meer over die intellectuelen dan over de kleinburgers.

Vertaling Chris Rutenfrans

Dit artikel verscheen onder de titel Vive le petit bourgeois in Taki’s Magazine, 13 juni 2020.

Onlangs verscheen van Theodore Dalrymple bij Mirabeau Press het boek Embargo and Other Stories.