Meer geld voor biomassasubsidies is inconsistent, duur en slecht voor milieu en klimaat

Het kabinet heeft in de Voorjaarsnota een aantal rationalisaties aangebracht in het energie- en klimaatbeleid. Dat is verstandig, want als een maatregel niet effectief blijkt kun je de hoeveelheid geld daarvoor het beste afbouwen. Dit wordt echter door sommige media en politieke partijen onterecht weggezet als ‘desinteresse voor het klimaat’, alsof geld blijven pompen in iets dat niet werkt een kenmerk zou zijn van interesse voor het klimaat. Dergelijke niet-inhoudelijke verwijten zijn niet bevorderlijk voor beter energie- en klimaatbeleid, en wakkeren polarisatie in politiek en samenleving aan.
De energietransitie is een kolossaal wereldwijd experiment waarvan niemand weet of, wanneer en hoe het zal slagen. We hebben inmiddels honderden initiatieven, acties en maatregelen genomen, en het is volstrekt logisch dat sommige daarvan na enige tijd niet blijken te werken. Het zou bijzonder vreemd zijn als we elke geïnitieerde klimaatmaatregel zouden blijven continueren, zonder er ooit één af te bouwen of te stoppen. Dat is geen teken van desinteresse, dat is sturen op resultaten en verstandig omgaan met schaarse publieke middelen.
Dit doet Sophie Hermans goed
Het vergt gedegen inhoudelijke analyse om de in de Voorjaarsnota aangekondigde rationalisaties te duiden. Het zou kritische media en politieke partijen sieren als ze die tijd en moeite zouden nemen, in plaats van als een Pavlovreactie opzichtig vrijblijvende verwijten te spuien.
Zo’n inhoudelijke analyse leert dat het juist goed is dat minister Sophie Hermans van Klimaat en Groene Groei de extra CO2-heffing voor de industrie verlaagt, de bijmengverplichting van groen gas voor de glastuinbouw verlaagt, de belasting op elektriciteit vermindert en de verplichting voor industrieel gebruik van groene waterstof afbouwt. Dit blijken in hun huidige vorm vier klimaatmaatregelen te zijn die geen CO2 besparen, burgers en ondernemers op kosten jagen en bedrijven het land uit pesten.
Helaas heeft het kabinet in de Voorjaarsnota bij monde van minister Hermans ook ingrepen aangekondigd die wel slecht zijn voor milieu en klimaat. Dat is geen verwijt of moreel oordeel van ‘desinteresse’, dat is op natuurwetenschappelijke analyse gebaseerde inhoudelijke kritiek.
Het kabinet voert op belangrijke thema’s ineffectief klimaatbeleid, maar het is volstrekt ongeloofwaardig om minister Hermans desinteresse voor het klimaat te verwijten. Dat wil echter niet zeggen dat ze geen onverstandige dingen doet. De belangrijkste ineffectieve maatregel in de Voorjaarsnota is het verhogen van de subsidiepot voor biomassa, eufemistisch ook wel ‘bio-energie’ genoemd.
Onbegrijpelijk om meer biomassasubsidies te verstrekken
Parlement en regering hebben jaren geleden al geconcludeerd dat het kappen en verbranden van bomen slecht is voor milieu, biodiversiteit, stikstofuitstoot en CO2-emissie. Die conclusie was mede gebaseerd op ondubbelzinnige kritiek op houtige biomassa voor energietoepassingen vanuit de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) en de European Academies Science Advisory Council (EASAC).
Hermans’ voorganger Rob Jetten heeft daarom in 2022 besloten om biomassasubsidies af te bouwen en geen subsidies voor nieuwe projecten meer te verstrekken. Het is werkelijk onbegrijpelijk dat minister Hermans dit alles nu terzijde schuift door weer meer subsidies voor biomassa beschikbaar te stellen.
Extra inzet op CO2-opslag is onverstandig
Een tweede ineffectieve maatregel in de Voorjaarsnota is de extra inzet op ondergrondse CO2-opslag, ‘Carbon Capture and Storage’ (CCS). Hermans wil zelfs garant staan voor de financiële risico’s van het megalomane CCS-project Aramis, omdat de oliemaatschappijen Shell en Total het anders te riskant achten om verder te investeren. We mogen aannemen dat Shell en Total verstand van zaken hebben, en zo’n conclusie niet lichtzinnig trekken. De minister negeert dit echter, en schrijft een ongedekte blanco cheque uit op kosten van alle belastingbetalers.
CCS is überhaupt een slecht plan, al dan niet in combinatie met biomassa. Die combinatie wordt verhullend ‘bio-energie met CCS’ genoemd (BECCS). CCS in elke vorm heeft alles weg van vuil onder het tapijt vegen en beweren dat je hebt schoongemaakt. Het is peperduur, vergt veel energie, is lineair en eindig, kan niet meer dan een paar procent van alle CO2-uitstoot tijdelijk opslaan, en blijkt riskant. Het is niet zoals door commerciële belanghebbenden wordt beweerd een ‘bewezen technologie’. De wereldwijde lijst van CCS-debacles wordt steeds langer. Shell en Total weten dit, en trekken hun logische conclusies die minister Hermans vervolgens veronachtzaamt.
Een derde ineffectieve ingreep in de Voorjaarsnota is het stimuleren van elektrisch rijden, via een verlaging van de wegenbelasting voor elektrische auto’s en een belastingkorting voor elektrische leaseauto’s. Dat kost veel belastinggeld, maakt ons afhankelijker van niet-Europese landen met minder strenge milieuregels, en vergroot de wereldwijde milieuvervuiling door lithiummijnbouw en giftige batterijchemicaliën. Het zou tijdelijk een paar megaton CO2 per jaar besparen, en is exemplarisch voor het gerommel in de marge van de wereldwijde klimaatopwarming.
Als we inzoomen op de klimaatingrepen in de Voorjaarsnota en op het Kamerdebat daarover, dan blijkt dat de bandbreedte van de onzekerheden en discussies in de orde van 10 megaton CO2 per jaar is. Die 10 megaton is de marge in een bijeen geschraapte verzameling van een megatonnetje meer of minder op allerlei toekomstige resultaten. Het is een hoeveelheid CO2 die Nederland in drie weken uitstoot en de hele wereld in twee uur. Eén zachte of strenge winter heeft al een veel groter effect, laat staan een beurskrach, pandemie, energiecrisis of handelsoorlog. Ik zou graag zien dat onze ijverige bewindslieden en volksvertegenwoordigers zich met belangrijker zaken bezighielden, in plaats van te bekvechten op de vierkante millimeter teneinde de zoveelste onzinnige rechtszaak van ongekozen belangenbehartigers tegen de staat te voorkomen.
Toekomstige collectieve doelen vastleggen is oliedom
Die onzinnige rechtszaken hebben Kamer en kabinet overigens eigenhandig over ons allen afgeroepen. Het domste wat een democratische natie kan doen is onzekere collectieve doelen voor de toekomst kwantitatief vastleggen in wetten van vandaag. Dat doen we immers ook niet met belangrijke reductiedoelen voor bijvoorbeeld misdaadcijfers, vuurwerkslachtoffers en verkeersdoden. De onzekerheid van de klimaatdoelen en de internationale afhankelijkheden om die ergens in de toekomst te realiseren zijn zo groot, dat een wettelijke verankering daarvan in het heden rechtszaken tegen de staat op ons aller kosten als het ware uitlokt.
Dat is des te fnuikender aangezien de wetgeving en rechtszaken in belangrijke mate zijn gebaseerd op fictieve CO2-reducties, die alleen op papier bestaan maar niet meetbaar zijn. Het gaat er in deze papieren schijnrealiteit niet om dat een biomassacentrale in werkelijkheid meer CO2 de lucht inblaast dan een steenkoolcentrale, maar dat die biomassa-CO2 in de formele papieren boekhouding niet meetelt. Het gaat er niet om dat waterstofproductie de helft van de benodigde energie verspilt, maar dat het op papier als ‘schoon’ is aangemerkt. Het gaat er niet om dat elektrische auto’s heel veel milieuvervuiling veroorzaken en hoofdzakelijk op fossiele stroom rijden, maar dat ze geen uitlaat hebben en daarom op papier ‘emissievrij’ mogen worden genoemd.
Politiek gekonkel over een papieren schijnrealiteit
Dat zijn de bizarre papieren details waar veel politiek gekonkel en juridisch geknok over gaan. De technicus en de chemicus meten intussen bij de schoorsteen en in de lucht wat er werkelijk gebeurt, en moeten lijdzaam toezien dat politici, actiegroepen en juristen hun zelfbedachte en mogelijk onuitvoerbare papieren doelen voor de toekomst belangrijker vinden dan de metingen in het hier en nu. Dat fenomeen van systeembevrediging ten koste van concrete resultaten zien we ook bij bijvoorbeeld de toeslagenaffaire en de aardbevingsschade. De Haagse stolp kan weer even verder, maar de mensen in het land om wie het gaat blijven met de gebakken peren zitten.
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee? Kijk HIER. Hartelijk dank!