Niet alle zorgen van ‘prominenten’ over de rechtsstaat zijn terecht

WW Van Schie 13 januari 2024
Beeld van Vrouwe Justitia in Bamberg (Duitsland). Foto: Wikipedia Commons

De rechtsstaat staat naar verluidt centraal tijdens de huidige formatie – of moeten we zeggen de pre-formatie? Dat moet voor liberalen, die immers de rechtsstaat een warm hart toedragen, verheugend zijn. Sommigen zeggen: ‘Die rechtsstaat is zó belangrijk, het is schande dat daarover moet worden gesproken’. Maar dat is onzin; vrijheid is voor liberalen al evenzeer ontzettend belangrijk en daar kan toch niet genoeg over worden nagedacht en gesproken.

Linkse politici doen nogal eens alsof zij de ware hoeders van de rechtsstaat zijn. Maar de partijtjes die in 1990 zijn gefuseerd tot GroenLinks sympathiseerden in de jaren tachtig volop met (of hun leden waren soms actief als) de stenen gooiende krakers die ‘Jullie rechtsstaat is de onze niet’ schreeuwden. Een van de partijen die in GroenLinks is opgegaan was trouwens de Communistische Partij Nederland (CPN), die niet kon wachten tot ze het Rode Leger en daarmee het totalitaire Sovjet-systeem in ons land mocht verwelkomen.

‘Dat was toen,’ zo zal men misschien zeggen, ‘dat gaat leden van GroenLinks-PvdA die jonger zijn dan de babyboomgeneratie toch niet aan?’ Indien GroenLinks-PvdA echter werkelijk om de rechtsstaat zou geven, dan behoort ze kraken (diefstal van rechtmatig eigendom) en alle geweld dat tegenwoordig in ons land wordt toegepast door klimaat- en andere linkse activisten scherp af te keuren.

‘Prominenten’ maken zich zorgen

Dagblad Trouw kopte vorige week zaterdag dat ‘prominenten’ zich zorgen maken over de rechtsstaat. Het bleek om vier (oud-)politici te gaan, van wie voormalig CDA-minister van Justitie Ferd Grapperhaus via een interview de meeste ruimte kreeg om zijn zorgen kenbaar te maken. Die voelde al wel aankomen dat zijn geloofwaardigheid niet erg sterk is omdat hij tijdens de coronacrisis als minister de afstandsregels tijdens zijn eigen huwelijk opzichtig aan de laars lapte. Maar hij had de rechtsstaat gerespecteerd, zo beweerde hij nu, door hierover verantwoording af te leggen aan de Kamer en een boete te betalen. Toe maar, hoe verdienstelijk…

Beter was het geweest als het kabinet – dus ook Grapperhaus – zich in die tijd meer het hoofd had gebroken over de vraag in hoeverre coronaregels (het gedwongen afzonderen van bewoners van verzorgingstehuizen, verplichte winkelsluitingen, de avondklok, de mondkapjesplicht) eigenlijk verenigbaar waren met burgerlijke vrijheden, dus met de rechtsstaat. Was er toen maar wat meer over de rechtsstaat nagedacht en gesproken.

En los daarvan: de jaren dat Grapperhaus optrad als minister van Justitie lieten geen enkele verbetering zien voor wat betreft de belabberde ophelderingspercentages van misdrijven; bij geweldsmisdrijven daalden die cijfers zelfs. Burgers beschermen tegen criminaliteit behoort toch wel tot de kern van wat in een rechtsstaat dient te gebeuren.

Wat het nadenken en praten over de rechtsstaat mede zou moeten opleveren, is het inzicht dat lang niet alles wat er tegenwoordig mee in verband wordt gebracht er werkelijk mee van doen heeft. Zo stelde voormalig Eerste Kamervoorzitter Ankie Broekers-Knol dat minimumstraffen, die de PVV in haar program heeft staan, in strijd zijn met de rechtsstaat. Want die ‘doen afbreuk aan de onafhankelijke beoordeling door een rechter’.

Nu kun je over de wenselijkheid van minimumstraffen in wetgeving denken zoals je wil, maar ze tasten de onafhankelijkheid van rechters evenmin aan als de alom verankerde maximumstraffen. Een rechter blijft volkomen vrij in de vraag of iemand al dan niet schuldig is en houdt binnen een bandbreedte de ruimte om de strafmaat te bepalen. Als een ondergrens een aantasting is, waarom dan een bovengrens niet? In het verleden heeft de VVD, de partij van Broekers-Knol, overigens zelf minimumstraffen in haar verkiezingsprogram gehad, en toen hoorde je toch nooit dat het in strijd zou zijn met de rechtsstaat.

In de jaren negentig maakte de Amerikaanse president Bill Clinton zich hard voor een ‘three strikes and you’re out’-clausule in het strafrecht, wat nog wel verder ging. Maar destijds is dit nooit als anti-rechtsstatelijk afgeserveerd. Verschillende staten in de VS kennen deze clausule overigens vandaag de dag en passen haar ook toe; kan het land daarom niet als een rechtsstaat gelden?

Kritiek op gerechtelijke uitspraken mag

Menigeen denkt voorts dat een rechtsstaat inhoudt dat je op gerechtelijke uitspraken geen kritiek zou mogen uitoefenen. Ook dat is een misvatting. De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht houdt in dat politici geen instructies mogen geven hoe een rechter in een specifieke casus heeft te oordelen. In Rusland, China en andere totalitaire landen is te zien hoe volstrekt rechteloos burgers zijn indien de ‘rechterlijke macht’ opereert als een uitvoeringsorgaan van de politieke machthebbers. In ons deel van de wereld is daarvan gelukkig geen sprake, en dat moet vooral zo blijven.

Maar dit betekent allerminst dat burgers en volksvertegenwoordigers niet zouden mogen reflecteren op gerechtelijke uitspraken. Het staat burgers bijvoorbeeld vrij te menen dat rechters in zijn algemeenheid of in een bepaald geval veel te laag straffen. Je kunt vinden dat zij daarin gelijk hebben of juist niet, maar het is in zoverre relevant dat we op die manier weten of het rechtsgevoel van burgers wordt bevredigd.

Dat rechtsgevoel mag niet bepalend zijn in een specifieke zaak; daar is het oordeel altijd aan de rechter. Indien echter aan het rechtsgevoel van burgers stelselmatig tekort wordt gedaan, is het zaak voor de wetgevende macht (het parlement) om zich te bezinnen of aanpassing van wetten, bijvoorbeeld inzake de strafmaat, noodzakelijk is. Dat is dan geen aantasting van de rechtsstaat maar het in balans brengen van wetgeving en rechtspraak. Volksvertegenwoordiging en rechterlijke macht hebben in een democratische rechtsstaat nu eenmaal elk hun eigen taak te vervullen.

Evenmin is een grondwet in een rechtsstaat heilig. De Nederlandse Grondwet opent sinds een paar jaar met de expliciete uitspraak dat ons land een ‘democratische rechtsstaat’ is. Dit neemt niet weg dat het elke politicus vrijstaat om voorstellen te doen tot wijziging van de Grondwet.

Zo willen sommige linkse partijen de monarchie afschaffen, wat flagrant in strijd is met in ieder geval de artikelen 24 tot en met 41 van de momenteel geldende Grondwet. Pieter Omtzigt wil constitutionele toetsing invoeren, hetgeen nu uitdrukkelijk wordt verboden in artikel 120. Zo zou men door kunnen gaan. Het mag allemaal, zulke wijzigingsvoorstellen, mits de juiste procedure wordt gevolgd. Die procedure is omschreven in… onze Grondwet. Heel hoofdstuk 8 (de artikel 137 tot en met 142) is gewijd aan hoe onze Grondwet kan worden herzien.

Je zou kunnen zeggen: maar de grondrechten zijn daarvan uitgezonderd. Opnieuw: dat mag iemand vinden, maar onze Grondwet bepaalt níet dat sommige artikelen nooit mogen worden gewijzigd. Natuurlijk zijn er artikelen die althans in mijn liberale ogen, en hopelijk vrijwel algemeen, als essentieel voor een rechtsstaat zullen worden beschouwd. Ik denk dan bovenal aan de klassieke grondrechten, die burgers moeten beschermen tegen een overheid. Een land zonder vrijheid van meningsuiting, om maar een heel wezenlijk burgerrecht te noemen, mag uiteraard geen rechtsstaat heten.

Internationale verdragen kunnen worden opgezegd

Over de exacte betekenis van dat grondrecht kan niettemin discussie ontstaan. Onder degenen die zich nu als verdedigers van de rechtsstaat opwerpen, zijn er nogal wat mensen die vinden dat Geert Wilders niet zomaar alles mag zeggen en daarbij verder zouden willen gaan dan op dit moment geldende wetgeving en jurisprudentie. Discussie hoe ver de vrijheid van meningsuiting, om bij dat voorbeeld te blijven, hoort bij een democratische rechtsstaat. Maar als deze uitingsvrijheid te sterk wordt ingesnoerd, ja dán vindt er echt een aantasting van de rechtsstaat plaats.

Net zo min als de artikelen van onze huidige Grondwet zijn internationale verdragen heilig. Tal van juristen weten ons te vertellen dat deze of gene politieke wens anti-rechtsstatelijk is omdat het in strijd wordt geoordeeld met een bepaling uit verdrag X of Y. Maar veel van wat in de enorme, almaar uitgedijde hoeveelheid internationale verdragen vastligt heeft weinig of niets te maken met een rechtsstaat. Net als wetgeving zijn die verdragen de neerslag van opvattingen op een bepaald moment.

Wanneer omstandigheden of opvattingen wijzigen, zou herziening mogelijk moeten zijn, vanzelfsprekend zolang de fundamentele burger- en mensenrechten maar overeind blijven. Mocht wijziging te moeilijk of onmogelijk blijken, dan bestaat zelfs de mogelijkheid een verdrag op te zeggen. Sommige verdragen bevatten een regeling voor een dergelijke uittreding; in het EU-verdrag is dat artikel 50. In gevallen zonder zo’n exit-procedure bepaalt artikel 56 van het Verdragenrecht dat opzegging van een verdrag toch altijd mogelijk is.

Niet alles is rechtsstatelijk, maar de rechtsstaat is wel erg belangrijk

Of dat ook verstandig is, is een politieke afweging. Een verdrag zeg je niet zomaar op. Maar wanneer bepalingen in een verdrag, of de uitleg die eraan wordt gegeven, in strijd raken met de belangen van ons land zoals kiezers en hun volksvertegenwoordigers die zien, dan is opzegging gewoon een juridisch begaanbare weg. Diegenen die ons land voor altijd gevangen willen houden in een internationaal verdrag, zelfs als rechters de tekst daarvan anders gaan interpreteren dan bij sluiting ervan in de bedoeling lag, handelen niet overeenkomstig maar in strijd met het internationale recht.

Het zou al heel wat zijn als alle aandacht die onze rechtsstaat momenteel waard wordt geacht ertoe mag leiden dat tal van drogredeneringen worden ontmaskerd. Lang niet alles dat onder verwijzing naar ‘de rechtsstaat’ tot taboe wordt verklaard, heeft daadwerkelijk met een rechtsstaat te maken. Natuurlijk is het van het grootste belang dat wij in een rechtsstaat leven, en dit dient ook zo te blijven. Dan is het wel goed eerst zuiver vast te stellen wat een rechtsstaat echt behelst. Meer daarover een volgende keer.

Patrick van Schie is historicus en directeur van de TeldersStichting, het onafhankelijke wetenschappelijk bureau ten behoeve van het liberalisme gelieerd aan de VVD.

Wynia’s Week is jarig! Bent u al donateur? Dan hopen wij dat u ook in dit nieuwe jaar weer meedoet. Kwam het er nog niet van, maar wilt u wel Wynia’s Week mogelijk maken? Dan hopen we dat u nu ook de stap zet. Doneren kan op verschillende manieren en zowel met een éénmalig bedrag als met een maandelijkse bijdrage. Hartelijk dank!