Ook met Pieter Omtzigt en BBB in de regering zal de Europese trein niet tot stilstand komen

Het Berlaymontgebouw in Brussel, hoofdkantoor van de Europese Commissie. Foto: Wikipedia.

Op de informele Europese Raad in Granada van 6 oktober – Spanje heeft momenteel het roulerende voorzitterschap van de EU – werd druk gediscussieerd over een voorstel tot vier soorten van Europese samenwerking, opdat acht (en wellicht nog meer) landen kunnen toetreden tot de EU-familie.

Het samenzijn werd voorafgegaan door een bijeenkomst van leiders uit bijna het gehele Europese continent (Azerbaijan en Turkije ontbraken), waaronder de potentiële toetreders, de zogenoemde Europese Politieke Gemeenschap. Dat is een platform voor politieke coördinatie dat vorig jaar door de Franse president Emmanuel Macron in het leven werd geroepen.

De reden voor hernieuwde aandacht voor uitbreiding is de oorlog in Oekraïne en de nieuwe geopolitieke verhoudingen in de wereld. Er heerst bij veel politieke leiders angst voor een revisionistisch Rusland, dat het Sovjetrijk zou willen herstellen. Daarnaast is men bevreesd dat het Europese continent een speelveld wordt van grootmachten als China en de Verenigde Staten.

Geopolitieke ambitie staat bij de EU op de agenda

Om dit tij te keren dient de EU – in de woorden van onze minister-president – een speler te worden in plaats van een speelveld. Met andere woorden: geopolitieke ambitie staat op de agenda, ook wel eufemistisch ‘strategische autonomie’ genoemd. Om de benodigde grootte en kracht te bereiken, is uitbreiding en verdieping nodig. Alleen dan zal de EU op het wereldtoneel kunnen meespelen, aldus deze gedachtegang.

Oekraïne heeft vorig jaar het kandidaat-lidmaatschap van de EU gekregen en op de bijeenkomst in Granada is dit nog eens officieel bevestigd. Hetzelfde geldt voor Moldavië, dat eveneens in de Russische sfeer getrokken dreigt te worden. En dan kunnen de Balkanlanden, die al zo lang in de wacht staan, natuurlijk niet achterblijven. Een tijdpad voor toetreding is niet uitgestippeld, maar 2030 wordt genoemd als haalbaar.

Omdat toetreding van zoveel nieuwe leden niet zonder consequenties is, heeft een groep van zogenoemde experts vanuit Parijs en Berlijn de opdracht gekregen om een modus te vinden om aan alle zorgen tegemoet te komen: verlies aan invloed (Frankrijk en Duitsland), minder landbouwsubsidies (Frankrijk en Polen) en een onwerkbaar besluitvormingsproces, zolang nationale veto’s blijven toegestaan.

Het meest contentieuze thema is landbouw. De grote financiële bijdragen uit het landbouwfonds die Frankrijk en Polen ontvangen, zullen zonder aanpassingen verwateren. Zelfs een groter EU-budget zal daarvoor geen oplossing zijn. Polen zal namelijk van netto-ontvanger nettobetaler worden. Het bbp van Polen is viermaal zo groot als dat van Oekraïne.

Met meer dan dertig leden zal ook de besluitvorming op een andere leest dienen te worden geschoeid. Consensuele besluitvorming over alles is onwerkbaar, zo is de gedachte, en er zal op meer thema’s  meerderheidsbesluitvorming nodig zijn.

Om aan al deze bezwaren tegemoet te komen, is een systeem van vier cirkels bedacht. Het voorstel is opgesteld door twaalf experts, maar komt overduidelijk uit de Frans-Duitse koker.

Een verdragswijziging zit er niet in

De vier voorgestelde cirkels zijn: een inner circle (een kerngroep EU-lidstaten met versterkte samenwerking), de EU; geassocieerde leden en de eerder genoemde Europese Politieke Gemeenschap. Het is een los verband van landen dat in de opzet van de experts twee keer per jaar samenkomt om over gemeenschappelijke zaken te praten. De eerste groep lijkt nieuw, maar is de reeds bestaande ‘versterkte samenwerking’.

Ook nu al kunnen EU-lidstaten besluiten op een bepaald terrein hechter samen te werken dan conform de geldende EU-regels, bijvoorbeeld door over een onderwerp met meerderheidsbesluitvorming te stemmen en daarmee hun nationale veto op dat terrein op te geven. Bijvoorbeeld bij onderwerpen als energie, belastingen en/of buitenlands beleid. Defensie is uitgesloten van versterkte samenwerking

Het zal een ‘coalition of the willing’ zijn, want een verdragswijziging zit er niet in. Men wil niet het risico lopen van wéér een debacle als in 2005, toen zowel de Franse als de Nederlandse kiezers in een referendum tegen een voorgestelde EU-Grondwet stemden.

Macron en Scholz hebben hun meningsverschillen bijgelegd

Het voorstel is een Frans-Duits compromis. Dat is opmerkelijk, omdat Macron en de Duitse bondskanselier Olaf Scholz en Macron vorig jaar nog rollebollend over straat gingen over uitbreiding en verdieping van de EU. Blijkbaar zijn beide heren erin geslaagd hun meningsverschillen te overbruggen. Of – cynischer – laat Scholz de Franse ideeën de vrije loop, omdat hij weet dat er toch niets van terecht komt.

Hoewel de ‘verklaring’ van Granada geen opheldering geeft over de diverse posities die de lidstaten innemen over uitbreiding en verdieping, is inmiddels duidelijk geworden dat op beide onderwerpen het Frans-Duitse voorstel een lauw onthaal kreeg. De meerderheid van de lidstaten, waaronder Nederland bij monde van premier Mark Rutte, heeft geen haast, noch met uitbreiding, noch met verdieping.

Wel is de toon van met name de founding fathers van de Europese samewerking veranderd. Enkele jaren terug blokkeerden Frankrijk en Nederland nog de toetreding van Albanië en Noord-Macedonië. Nu pleiten Frankrijk, Duitsland, Italië en de Benelux-landen vóór uitbreiding.

Op de informele Europese Raad van maart vorig jaar in Versailles kwam uitbreiding eveneens aan de orde, maar ook toen was de toon nog een stuk negatiever. Weliswaar werden er intenties uitgesproken, maar die waren grotendeels voor de bühne. Ditmaal lijkt men -hoewel zonder haast – serieus werk te willen maken van het opnemen van nieuwelingen, al dan niet (eerst) via een geassocieerd lidmaatschap of de EPG.

Toch denk ik dat het niet verstandig om tot uitbreiding (en verdieping) over te gaan. Nog steeds geldt dat het een kostbare aangelegenheid is. De kandidaat-lidstaten zullen allemaal netto-ontvangers worden. Dat betekent dat de rekening voor toetreding zal worden neergelegd bij de nettobetalers, waaronder Nederland.

Bovendien is de geopolitieke ambitie van de EU puur wensdenken. Dat een Europese defensie-unie een alternatief zou kunnen vormen voor de NAVO, is alleen al om technische redenen onhaalbaar. Bovendien: de Atlantische alliantie met de Verenigde Staten als machtige bondgenoot is een beproefd veiligheidsconcept. Als het erop aankwam, hebben de Amerikanen ons nooit in de steek gelaten. Wanneer wij ons netjes houden aan de twee-procentnorm van de NAVO, die lidstaten ‘verplicht’ om twee procent van het bbp aan defensie te besteden, is er geen enkele reden voor de VS het bondgenootschap op te zeggen.

‘Strategische autonomie’ is de enige realistische optie

Een politieke eenheid is de EU niet en zal het gezien alle verschillen in cultuur, taal en historie ook nooit worden. De enige realistische optie is ‘strategische autonomie’ op economisch gebied: de verdediging van de interne markt tegen onheuse handels- en investeringspraktijken van derde landen.

Maar daarvoor is uitbreiding met landen die daar economisch (nog) niet klaar voor zijn, niet nodig. Deze landen voldoen niet aan de eisen die in 1993 zijn vastgelegd door de Europese Raad (de zogenaamd Kopenhagen-criteria), laat staan aan de convergentiecriteria of Maastricht-criteria (1992) om de euro als munteenheid te mogen aannemen. Zulke lidstaten zullen alleen maar een blok aan het been zijn.

De wens deze landen toch toe te laten treden, is puur politiek van aard. Een dure hobby, dat heeft de toetreding van Griekenland ons wel geleerd. Het land voldeed geenszins aan de economische toetredingscriteria, maar werd om politieke redenen toch toegelaten. De bail-out van de Grieken in 2012 kostte de EU 197,4 miljard euro, waarvan ruim zestien miljard voor Nederlandse rekening kwam.

Hoe Nederland is in deze discussie zal opereren zal afhangen van de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november. De huidige demissionaire regering wil op instigatie van D66 meer in plaats van minder EU. Twee adviesorganen en een denktank hebben de meer-EU-weg al uitgestippeld: de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV), in een rapport dat reeds bijval van het kabinet oogstte, de Sociaal-Economische Raad (SER) en het Brussels Institute for Geopolitics (BIG). Het zijn tevens de ideeën van de liberale fractie in het Europees Parlement, waarvan zowel de VVD als D66 lid zijn. Daar wil men vaart maken met de toetreding van nieuwe lidstaten.

Maar de BBB, wellicht binnenkort regeringspartij, heeft veel minder haast en wil hoogstens stapsgewijze toetreding. Bovendien wil de partij volgens haar verkiezingsprogramma geen transferunie en zeker geen Europese federatie.

Ook Pieter Omtzigt heeft zich kritisch uitgelaten over uitbreiding en verdieping. De NSC heeft nog geen verkiezingsprogramma, maar zal als toekomstige regeringspartij niet voetstoots meegaan met de Frans-Duitse plannen.

Water in de Europese wijn

Mede gelet op de oppositie van veel andere lidstaten zal er dus veel water in de wijn moeten worden gedaan, voordat er sprake kan zijn van welke uitbreiding of verdieping dan ook. Wel is met de informele Europese Raad in Granada de toon gezet voor een traject dat het komende decennium hoe dan ook z’n beslag zal krijgen. De ever closer (and enlarged) union van de founding fathers is een project dat niet zonder slag of stoot tot stilstand komt.

Johannes Vervloed was gedurende bijna vier decennia verbonden aan het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken, met als standplaatsen onder meer Jakarta, Sint-Petersburg en Parijs.

Wynia’s Week verschijnt twee keer per week, 104 keer per jaar. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!