Overleeft het IMF het rijzende China?

bretton-woods

Nog tijdens de Tweede Wereldoorlog bracht een conferentie in het Mount Washington Hotel in Bretton Woods (New Hampshire, VS) het Internationale Monetaire Fonds en de Wereldbank tot stand. Deze zomer vieren ze hun 75e verjaardag. Maar anno 2019 ziet de wereld er wel heel anders uit dan in 1944.

De communistische landen deden niet mee, maar in het rijke westen en in wat toen de ‘Derde Wereld’ heette hadden IMF en Wereldbank een goede reputatie. Het IMF hielp met tijdelijk krediet tegen de marktrente wanneer een lidstaat tekort had aan internationale harde reserves. Dan gaf het Fonds ook advies over de wisselkoers.
Alle landen hadden tot 1971 vaste wisselkoersen en er was nog zo weinig flitskapitaal en internationale speculatie tegen wisselkoersen dat het IMF rustig een paar weken kon nemen om de situatie ter plaatse te beoordelen en dan toestemming (of niet) te geven voor een devaluatie van de wisselkoers. De Wereldbank verstrekte gesubsidieerde leningen aan arme landen en adviseerde regeringen, vooral over infrastructuur.

Vanaf ongeveer 1980 werd het IMF controversieel. Veel landen stapten over op een vrije, zwevende wisselkoers en hadden dus geen advies of toestemming meer nodig om de wisselkoers aan te passen. Alleen in de voormalige Franse koloniën in West- en Centraal Afrika steunt het IMF nog steeds een vaste wisselkoers met Frankrijk, hoewel dat keurslijf de economische ontwikkeling in die landen belemmert.

Voor de rest heeft het IMF nog maar weinig te doen met wisselkoersen, maar vooral met financiële crises. Kritiek op het IMF begon in Latijns Amerika. Daar eiste het IMF bij financiële crises volledige terugbetaling van schulden aan westerse banken. Die banken hadden met hun kredieten aan Argentinië, Brazilië en Mexico een extra hoge rente bedongen vanwege de risico’s, maar als die risico’s manifest werden, zorgden de bestuurders van de rijke landen dat het IMF een overbruggingskrediet gaf en een programma oplegde van hogere belastingen zodat de private westerse crediteuren al hun geld terug kregen.

Griekenland had failliet moeten gaan

Ook in Griekenland hield het IMF lang vast aan die harde lijn, ook toen duidelijk werd dat Griekenland een corrupte overheid heeft en ook nog een zwakke exportsector. De Griekse overheid kan ambtenaren ontslaan, maar er is buiten het toerisme geen dynamische export die goedkope werknemers kan inzetten om extra euro’s te verdienen. Griekenland was beter af geweest met een snel faillissement – maar dan hadden banken in Frankrijk en Duitsland grote verliezen geleden op Griekse staatsschuld.

In 1998 verloor het IMF veel reputatie door een foute aanpak van de crisis in Oost-Azië. In Korea, Indonesië, Thailand, Maleisië en de Filippijnen eiste het IMF hogere belastingen en bezuinigingen bij de overheid – het gebruikelijke recept bij crisis in Mexico of Argentinië. En dat hoewel de problemen in die vijf crisislanden niets te doen hadden met de overheid, maar voortkwamen uit roekeloze dollarleningen aan het bedrijfsleven: de industrie in Korea en de projectontwikkeling in Thailand en Maleisië. Die kritiek op het IMF is nu onomstreden, maar heeft China intussen geholpen in de regio bij het opzetten van een Chinese ontwikkelingsbank in concurrentie met de Wereldbank.

Deze zomer was er weer een vacature bij het IMF en nog steeds proberen de rijke westerse landen vast te houden aan de traditie dat het hoofd van het IMF uit West-Europa komt. Er waren deze keer twee uitstekende kandidaten uit Mexico en Singapore, maar Europa wilde opnieuw alleen een kandidaat uit West-Europa, want dat geeft meer kans dat het IMF handelt in het belang van de banken uit het rijke Westen.

Ruding was de laatste

Voor zover ik kan overzien, was Onno Ruding (1982-89) de laatste Nederlandse minister van financiën die actief interesse had voor het IMF; Wim Kok, en Gerrit Zalm hadden geen tijd en meer recent werd minister Jeroen Dijsselbloem wel gedwongen om veel tijd te steken in Griekenland en andere crisis-landen – maar helaas op dezelfde fantasieloze en conservatieve manier als zijn voorgangers.

Een gezondere IMF zou zo moeten werken: iedere lidstaat kiest voor een van twee categorieën – landen die de eigen overheidsfinanciën op orde hebben en ook hun banken goed reguleren, in het bijzonder door te zorgen dat elke bank een voldoende kapitaalbuffer heeft, en anderzijds landen die dat niet kunnen of willen. Lidstaten in de eerste categorie krijgen automatisch en zonder vertraging steun van het IMF in een financiële crisis; landen in de tweede categorie moeten hun problemen zelf oplossen.

Dat schept eindelijk de juiste incentives voor de westerse banken. Als ze toch blijven lenen aan Argentinië pakken ze een hoge rente zolang het goed gaat en lijden ze verlies in een crisis. De keuze is aan hen want er is niet meer een IMF dat de rijke banken helpt en de rekening neerlegt bij de belastingbetalers in de arme landen.

Nuttig, niet efficiënt

De Wereldbank doet wereldwijd veel nuttig advieswerk maar is zelf niet efficiënt. Meer dan 10.000 goedbetaalde functionarissen verstrekken per jaar ongeveer 20 miljard dollar aan krediet. Geen commerciële bank zou kunnen overleven met zo’n verhouding tussen personeelskosten en kredietportefeuille. En nog steeds leent de Wereldbank aan China (vorig jaar 380 miljoen dollar), terwijl China zelf tientallen miljarden krediet verstrekt in Afrika en Azië en nu bij voorbeeld ook in Griekenland. De Wereldbank zou kredieten moeten beperken tot arme landen die niet elders terecht kunnen.

In 2044 worden IMF en Wereldbank honderd jaar. Ik denk dat ze die mijlpaal wel halen, maar dan liefst in de komende 25 jaar met meer selectie en meer slagvaardigheid bij de Wereldbank – alleen nog krediet aan echt arme landen – en een beter evenwicht tussen het rijke Westen en de rest in het bestuur van het IMF. Frankrijk, Duitsland en Engeland hebben alle drie een eigen bestuurszetel; 45 Afrikaanse landen moeten twee zetels delen. En dan klagen dat China terrein wint in Afrika!