Rechts heeft wel kiezers, maar geen strategisch benul. En dus is elke uitslag op 29 oktober een overwinning voor Bontenbal, Timmermans en Jetten

De rechtse kiezer heeft in Nederland meer te duchten van z’n eigen partijen dan van (centrum)links. Henri Bontenbal, Frans Timmermans en Rob Jetten lachen in hun vuistjes.
Een buitenlandse politicoloog die zich voor het eerst verdiept in onze politieke partijen, zou zomaar onder de indruk kunnen komen van hun strategische vernuft en hun aanpassingsvermogen.
Neem het CDA. De oprichting van die partij – in 1980 – kan niet los worden gezien van de ontkerkelijking die in de jaren zestig en zeventig in een stroomversnelling kwam. De katholieke KVP, de gereformeerde ARP en de hervormde CHU besloten hun verschillen terzijde te schuiven en voortaan samen verder te gaan onder christendemocratische vlag. Niet heel principieel, maar gelet op de veranderde omstandigheden wel heel verstandig.
De ChristenUnie is eveneens een strategische krachtenbundeling, ontstaan in 2000 na het samengaan van twee partijen die op het Binnenhof slechts een marginale rol speelden: het GPV en de RPF. De fusiepartij is bij verkiezingen nooit veel groter geworden dan de samenstellende delen, maar wist zich anders dan GPV en RPF wel in de kijker te spelen als coalitiepartner, zowel in het vierde kabinet-Balkenende (2007-2010) als in het derde en vierde kabinet-Rutte (2017-2024).
Gemak en pragmatisme
Ook GroenLinks-PvdA mag in dit verband uiteraard niet onvermeld blijven: een fusiepartij van twee fusiepartijen. Eerst – in 1946 – gingen de sociaaldemocratische SDAP, de vrijzinnig-democratische VDB en de links-protestantse CDU samen op in de Partij van de Arbeid. Vervolgens besloten de communistische CPN, de pacifistische PSP, de van oorsprong links-katholieke PPR en de progressief-christelijke EVP in 1990 samen verder te gaan als GroenLinks. Nadat de PvdA en GroenLinks bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 niet verder kwamen dan respectievelijk negen en acht zetels, werd het volgende fusieproject opgestart.
Frappant, zo ben je dan geneigd te zeggen, met hoeveel gemak en pragmatisme onze politieke partijen – zodra dat voordeel oplevert – over hun schaduw heen springen. Eigen belangen worden per definitie ondergeschikt gemaakt aan het grotere geheel.
Maar dan vergeten we de rechterkant van ons politieke landschap. Daar gelden heel andere mores. Scheuringen, afscheidingen en strategisch onbenul zijn er aan de orde van de dag en helemaal niemand lijkt zich te bekommeren om de gebrekkige slagvaardigheid die er het logische gevolg van is.
De Lijst Pim Fortuyn (LPF) brak in 2002 alle records en debuteerde op het Binnenhof met maar liefst 26 zetels. Maar de partij veranderde al snel in een ruziënde bende en wist niets klaar te spelen. In 2006, toen zowel Lijst Vijf Fortuyn (Olaf Stuger) als de LPF-afsplitsingen EénNL (Marco Pastors) en PNL (Hilbrand Nawijn) onder de kiesdrempel bleven steken, verdwenen de laatste Fortuynisten uit de Tweede Kamer. Leefbaar Nederland, de van gelazer en gedoe aan elkaar hangende ‘moederpartij’ van de LPF, legde al in 2003 het loodje.
In 2006, kort nadat hij met slaande deuren was vertrokken als Tweede Kamerlid van de VVD, richtte Geert Wilders de Partij voor de Vrijheid (PVV) op. Ook daar werd al snel driftig met deuren gesmeten: afgesplitste fractieleden als Hero Brinkman (DKP, Ondernemerspartij) en het duo Louis Bontes en Joram van Klaveren (VNL) begonnen voor zichzelf; alleen Richard de Mos (Groep de Mos/Hart voor Den Haag) boekte daarmee lokaal succes.
Rita Verdonk kreeg in 2006 als nummer twee van de VVD ruim 620.000 voorkeurstemmen, genoeg voor negen Tweede Kamerzetels. Maar haar eigen partij Trots op Nederland (TON) werd geteisterd door interne conflicten en bleef in 2010 steken op 0,56 procent van de stemmen.
Verbijsterende implosie
Bij de Provinciale Statenverkiezingen van 2019 kwam Forum voor Democratie (FvD) als grootste partij uit de bus. Na veel herrie en heibel haakte driekwart van de FvD-Statenleden af; van de FvD-senaatsfractie, die met twaalf mensen begon, bleef uiteindelijk slechts één lid over. Een deel van de afgescheidenen voegde zich bij JA21, de partij van Joost Eerdmans (behalve ex-FvD ook ex-CDA, ex-LPF, ex-EénNL, ex-Leefbaar Capelle en ex-Leefbaar Rotterdam), een ander deel bij BVNL, de partij van ex-FvD’er Wybren van Haga, die tot 2019 Tweede Kamerlid was van de VVD.
Vier jaar later, bij de Provinciale Statenverkiezingen van 2023, ging de overwinning naar de BoerBurgerBeweging (BBB) van Caroline van der Plas. Minder feestelijk: zowel in Zeeland als in Overijssel viel de Statenfractie uit elkaar en drie van de zestien zetels in de senaat gingen verloren. In de peilingen is BBB inmiddels gekrompen tot SGP-formaat.
Ook de verbijsterende implosie van Nieuw Sociaal Contract (NSC) ligt nog vers in het geheugen. De partij van Pieter Omtzigt, die aanvankelijk een centrumrechts imago genoot en in oktober 2023 nog werd gepeild op maar liefst 31 zetels, veranderde in een rokende puinhoop en hoeft bij de verkiezingen van volgende week nergens meer op te rekenen. Adembenemend gekluns zonder weerga in onze parlementaire geschiedenis.
Domme statements
Keren we nog weer even terug naar het kamp van CDA en GroenLinks-PvdA. Een strategische blunder die ze daar niet gauw zullen maken, is het uitsluiten van elkaar als coalitiepartner. Ter illustratie: de PvdA liet in 1982 het tweede kabinet-Van Agt vallen en in 2010 het vierde kabinet-Balkenende. Toch was dat voor het CDA geen reden om regeringssamenwerking met de PvdA voortaan taboe te verklaren. Elke brugklasser snapt waarom: tijdens onderhandelingen moet je altijd een alternatief achter de hand hebben, anders word je ‘leeggetrokken’.
Voor (centrum)rechts is dat te moeilijk. Daar wordt in eigen kring wél aan uitsluiting gedaan. Zo wilde de VVD na de val van het eerste kabinet-Rutte in 2012 jarenlang niets meer met de PVV te maken hebben en sinds de val van het kabinet-Schoof is dat opnieuw zo. Dat zijn enorm domme statements die de rode loper uitrollen voor Henri Bontenbal, Frans Timmermans en Rob Jetten.
De rechtse kiezer, zo lijkt het, heeft in Nederland meer te duchten van z’n eigen partijen dan van centrumlinks. Nu alleen nog een binnen- of buitenlandse politicoloog die er een mooi proefschrift over schrijft.
Wynia’s Week brengt broodnodige, onafhankelijke berichtgeving: drie keer per week, 156 keer per jaar, met artikelen en columns, video’s en podcasts. Onze donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!