Snobisme in de muziekwereld

johann-sebastian-bach

Als je zelden gespeelde moderne componisten laat stemmen over wie de beste componisten uit de geschiedenis zijn krijg je vreemde uitkomsten. Voor de keuzes van het publiek is dan al helemaal weinig aandacht.

‘De 50 grootste componisten’ luidt het openingsverhaal deze maand van BBC Music Magazine, wereldwijd het meest populaire tijdschrift voor klassieke muziek. 174 actieve moderne componisten brachten  ieder vijf stemmen uit en dat resulteerde in een rangorde aangevoerd door Johann Sebastian Bach. 

Maar op de tweede plaats gaat het al mis. Snobisme wint van klankschoonheid en meezingers.  Daarover zo meer, nadat ik twee andere, meer solide, ranglijsten van componisten heb geïntroduceerd.

Bachtrack heeft geteld welke klassieke componisten in 2018 wereldwijd het meest op het programma prijkten. De top tien waren:

  1. Beethoven
  2. Mozart
  3. Bernstein
  4. Bach
  5. Brahms
  6. Schubert
  7. Tsjaikovsky
  8. Debussy
  9. Schumann
  10. Händel

Schrap Leonard Bernstein die in 2018 extra aandacht kreeg vanwege zijn honderdste  geboortejaar. Dan is deze rangorde goed vergelijkbaar met een wetenschappelijke selectie door statisticus Charles Murray in zijn boek ‘Human Accomplishment’.

Murray nam 17 handboeken en encyclopedieën en tabuleerde hoe vaak en hoe nadrukkelijk Bach, Beethoven en de andere topcomponisten werden genoemd. Zijn top-15 heeft 8 van de 10 hierboven genoemde meest gespeelde componisten en mist behalve Bernstein alleen Tsjaikovsky. Verder noemt hij nog operacomponist Wagner (4), Haydn (5),  Stravinsky (7), Liszt (9), Berlioz (12), Schoenberg (13) en Chopin (15).

Wij, het brede orkestpubliek, kunnen onszelf dus gelukwensen met onze goede smaak, want onze voorkeuren lijken erg op de ranglijst van de musicologen in de handboeken en voor zover er verschillen zijn, is de reden niet moeilijk te zien. Berlioz, Stravinsky en Schoenberg hebben recht op een prominente plaats in de handboeken vanwege hun originaliteit en invloed,  ook wanneer hun muziek minder vaak aan bod komt.

Haydn is een meester, maar tegenwoordig moeilijk voor de grote orkesten vanwege veranderingen in de uitvoeringspraktijk naar kleinere bezettingen. Chopin en Liszt schreven niet veel orkestmuziek maar komen hoog in de handboeken vanwege hun baanbrekende muziek voor piano solo.

Enig punt van verschil blijft dan Tsjaikovsky, die misschien last heeft van het Andre Rieu syndroom: voor sommige snobs te populair met zijn balletmuziek om serieus mee te doen. Beroemd criticus Harold Schonberg van de New York Times prefereerde de serieuze Duitse cultuur van Brahms en schreef dat in Tsjaikovsky’s muziek ‘te weinig hoge en verheven ideeën doorklonken’.

Concertbezoekers die moeten betalen voor hun geliefde muziek hebben dus een voorkeur die weinig afwijkt van het oordeel van de geleerde musicologen  die schrijven in handboeken en muziek-encyclopedieën.

Daarbij vergeleken is de BBC-ranglijst een combinatie van bekende namen en  de zelden uitgevoerde leermeesters en collega’s van de samenstellers. Daar staat Igor Stravinsky direct achter Bach, in plaats van Beethoven of Mozart. Gelukkig vroeg de redactie commentaar van een of twee kiezers op hun voorkeur en Edward Gregson schrijft dat bijna alle levende componisten door Stravinsky zijn beïnvloed: ‘Hij is de godfather van de 20e eeuwse muziek’.  Idem voor de Finse componiste Kaija Saariaho op een mooie 17e plaats, hoger dan Chopin en Tsjaikovsky. Haar supporter schrijft: ‘A role model for younger generations’.

Maar ‘invloed’ was slechts een van de criteria voor de verkiezing, samen met ‘originaliteit’, ‘vakmanschap’ en ‘enjoyability’.  Het genieten van muziek komt in de verdrukking wanneer de kiezers hun leermeesters (of nog erger, hun vrienden) gaan aanprijzen zonder veel aandacht voor populariteit van hun composities in de orkestzaal.

Het meest extreem zien we dat in de selectie van componist Rebecca Saunders die geen plaats biedt aan ‘grote’ componisten, maar naast Edgar Varèse en Galina Ustvolskaya haar stemmen uitbrengt voort Asperghis, Lachenmann en Enno Poppe. Klassieke muziek is mijn grootste hobby, maar hier struikel ik over een pijnlijke lacune in mijn kennis, want van die laatste drie had  ik nog nooit gehoord. 

Giuseppe Verdi 1813-1901

Het is een teken van de crisis in de klassieke muziek wanneer een nauwelijks bekende componist drie van haar nauwelijks bekende vrienden hoger plaatst dan de ‘dead white males’ waarvan de muziek frequent wordt uitgevoerd.

Nogal wat moderne componisten vinden het kennelijk moeilijk om te accepteren dat de opera’s van Verdi jaar in jaar uit meer vreugde geven dan de gecombineerde composities van Steve Reich, John Cage, Edgar Varèse en  Karlheinz Stockhausen. Toch staan die vier mooi in de BBC-top 50 waarin geen plaats was voor Händel, Mendelssohn, Berlioz, Dvorak en Bruckner.

Dat snobisme – soms in reactie op gebrek aan populariteit bij de concertgangers – hier een rol speelt  vindt bevestiging in het feit dat drie van de weinige levende componisten met  wel een breder publieksbereik  – en waar ook uw columnist met zijn simpele smaak van genoten heeft –  Karl Jenkins, Stephen Hough, en Jonathan Dove,  royaal hun vijf stemmen uitbrengen op erkende grote publiekstrekkers uit de muziekgeschiedenis.

Ik ben bang dat sommige levende componisten die zelden worden uitgevoerd hebben gestemd op hun al even weinig populaire vrienden en daarmee minachting betuigen voor meesters die wel publiek trekken.

Ze zouden een voorbeeld van nederigheid moeten nemen aan Giuseppe Verdi – de meest gespeelde operacomponist met 3481 uitvoeringen in het seizoen 2017/18 – die bij zijn premières onopvallend in het donker naast het orkest stond en noteerde wanneer de aandacht van het publiek leek te verslappen. Voor hem aanleiding om dat deel van zijn opera te reviseren, want steeds gaf hij dan zichzelf de schuld.

Die nederigheid tegenover het publiek is ver te zoeken bij zelden gespeelde moderne componisten die hun al even onbekende collega’s hoger aanslaan voor de ranglijst dan  Beethoven en Mozart. Een leuk initiatief van BBC Music Magazine, maar helaas tekenend voor de minachting voor het publiek bij een aantal van de kiezers.