Van Leiden tot Lombok: mijn ervaringen met de islam en zijn cultuurdragers

WW Jaspers 16 augustus 2025
Monument ter nagedachtenis aan de ruim 200 dodelijke slachtoffers – onder wie vier Nederlanders – van de islamitische terreuraanslagen op Bali, waar onder meer de Sari Club werd opgeblazen (2002). Beeld: YouTube

Deze column gaat vaak over rapporten, onderzoek, statistiek. Gigabytes aan data, duizenden proefpersonen of samples, en dan tot wetenschappelijk verantwoorde conclusies komen. Dit keer, echter, gaat het over N=1 onderzoek: mijn eigen ervaringen met de islam en hun cultuurdragers.

Laten we beginnen in een toch al vrij ver verleden, in het populaire café dat jarenlang mijn huiskamer geweest is, en waar ik ook parttime werkte als manusje van alles. De eigenaar was openlijk en zonder enige valse schaamte gay, en dat café en het hele pand erboven was een vrijhaven voor gays, lesbiennes, weggelopen pleegkinderen, artiesten, mensen uit binnen- en buitenland met wilde plannen om de wereld te verbeteren en wat dies meer zij. Ik heb daar veel geleerd, mag de vrome conclusie luiden.

Voorbij de tolerantiegrens

Die eigenaar was (en is) een van de meest vrijzinnige en tolerante mensen die ik ooit heb leren kennen, maar er was één groep die de grens van zijn tolerantie wist te overschrijden: Marokkaanse pubers. Die ontdekten dat café op zeker moment als jachtterrein om meisjes lastig te vallen, en al snel was het niet meer te doen en dreigde de zaak ten onder te gaan.

Omdat het ook toen al taboe was om mensen op etnische afkomst de toegang tot een café te weigeren, verzon hij de list dat je alleen nog op vertoon van een collegekaart langs de inmiddels aangestelde beveiliger naar binnen mocht. Spijtig dat het zo moest, vond hij: ‘Er zijn ook leuke Marokkanen! Maar die regelen zelf een meid, die komen niet naar mijn zaak om rotzooi te trappen.’ Het heeft geen zin om in Leiden naar dat café te gaan zoeken: het bestaat niet meer.

Vrouw zijn in de islamitische cultuur is vaak geen lolletje, maar dieren hebben het nog zwaarder. Gruwelverhalen zat over hoe schandalig moslims met dieren omgaan. Toen ik door Jordanië reisde, mocht een bezoek aan de wereldberoemde, in de rotsen uitgehakte tempelstad Petra natuurlijk niet ontbreken. Toeristen konden zich daar in oubollige ezelskarretjes laten rondrijden door de ruïnes. Op een parkeerplaats bij de ingang stonden een stuk of tien van die ezeltjes geparkeerd, mini-exemplaren met een schofthoogte van misschien een meter. Ik zat om een reden die ik me niet meer herinner op een bankje vlakbij die ezeltjes.

Ezeldrijvers waren er ook: knulletjes van een jaar of dertien, veertien. Die hadden een tijdverdrijf: je gaat aan de nek van zo’n ezeltje hangen en draait met geweld zijn kop een halve slag in de rondte zodat het beestje neerstort op de grond. Dan loslaten, het ezeltje krabbelt overeind, en de volgende knul is aan de beurt. Dit ging zo de volle twintig minuten dat ik er zat door. Op zeker moment kwam er een man in een djellaba aanlopen. Mijn hoop dat die een einde aan de animale groepsverkrachting kwam maken vervloog meteen: hij ging er vriendelijk glimlachend bij zitten kijken. Blijkbaar vond deze wijze oude man dit een heel gezonde manier voor 13-jarige pubers om hun mannelijkheid te demonstreren.

Het is ondenkbaar dat volwassenen zoiets in, bijvoorbeeld, het boeddhistische Thailand zouden tolereren, en ik mag hopen dat dit in het (post-)christelijke Europa idem is. Het is ook onthullend dat ze dit met hun eigen ezeltjes deden, weerloze dieren waar ze elke dag mee werkten. Ook gebeurde dit in het zicht van de toeristen bij de ingang; het kwam niet eens bij hen op dat mensen uit andere culturen zulk gedrag walgelijk vinden.

Onmiskenbaar verschil

Fast forward naar de levensfase van vaste vriendin, ouderschap en met het kind op vakantie, voorjaar 2002. Hoe we het in ons hoofd haalden om met een anderhalf jaar oude peuter naar het islamitische Indonesië te willen, luttele maanden na de 9/11-aanslagen, is een verhaal apart, maar in Bali leek er nog niks aan de hand. Bali is namelijk hindoeïstisch. Vriendelijke, behulpzame mensen, en allemaal dol op kleine kinderen. Als we met z’n tweeën rustig wilden eten, gaven we onze dochter gewoon even mee aan de serveersters. 

Vanaf Bali kan je Lombok zien liggen, en als je er toch bent, pak je dat ook nog even mee, nietwaar? Maar Lombok is islamitisch, en het eerste wat ik op de kade zag, was een man met een shirt met de kop van Osama bin Laden erop. Ons persoonlijk overkwam niets, maar het verschil tussen Bali en Lombok is onmiskenbaar, en om het even simpel samen te vatten: in Bali liegt niemand tegen toeristen, op Lombok is het de default-optie. Opvallend was ook hoe verschillend ze met elkaar omgingen: op Bali beleefd en confrontatie mijdend, op Lombok werd geschreeuwd, gescholden op andere verkeersdeelnemers en verwoed getoeterd.

Terug op Bali hebben we een paar keer wat zitten drinken in de Sari Club, een grote bar die doorgaans vol zat met luidruchtige, inderdaad nogal irritante Australiërs. Dat was voor islamitische terroristen reden genoeg om de Sari Club met een enorme autobom op te blazen, waarbij meer dan tweehonderd doden vielen, waaronder 38 Indonesiërs en 4 Nederlanders. Dat was een half jaar nadat wij daar met z’n drieën zaten. Ik heb nog een T-shirt van de Sari Club.

Valt er dan volgens N=1 niets positiefs te melden? Toch wel. De eerste keer dat ik met vriendin X  naar Turkije op vakantie ging, raakten we bevriend met een Turkse man, die enige die ik ooit heb gezien zonder snor, maar misschien heeft dat er niets mee te maken. Mehmet had veel gereisd en gewerkt in Europa, maar had nu een tapijtenwinkel in Izmir. Onder die winkel zat een souterrain waarin hij westerlingen, met name meisjes, ontving en waar hij ook drank schonk, wat in theorie illegaal was. Mocht dat sinister klinken: hij deed dat met open vizier en al zijn gasten kwamen daar vrijwillig.

We hebben menige namiddag met hem in dat souterrain rondgehangen, en bij hem thuis gelogeerd, en ook daar had hij aanloop van westerse toeristes. En naar vriendin X toe deed hij niets onwelvoeglijks. Hij was echt charmant en had veel levenservaring, ik snapte wel dat hij aantrekkelijk was voor vrouwen, en dat ze met enige regelmaat in zijn bed belandden.

Maar zijn vader, die streng gelovig was, woonde bij hem thuis, in een kamer aan het terras op de eerste verdieping. Die zag al die vrouwen komen en gaan, maar desgevraagd zei Mehmet: ‘Als ik maar discreet doe, kijkt hij wel de andere kant op.’ 

Ondanks de islam

Na een tijdje terug in Nederland klapte de relatie met vriendin X spectaculair uit elkaar, en blijkbaar was X zo close met Mehmet dat ze ook hem erover vertelde. Let wel: dat ging toen allemaal per vaste telefoon, want gsm’s en het internet bestonden nog niet. En de volgende dag ging bij mij de telefoon: Mehmet, die me een half uur lang probeerde moed in te spreken. Van al mijn vrienden hoorde ik niks, maar hij belde me op vanuit Turkije, wat toen stervensduur was.   

Hij was een prima vent met een warm hart, maar eerder ondanks, dan dankzij de islam. Formeel nog moslim, was hij grotendeels verwesterd en hield nog slechts de schijn op. Wat prima kan binnen de islam, zoals bij alle strenge godsdiensten, want die zijn anders voor de meeste gelovigen simpelweg onleefbaar.

Wynia’s Week brengt broodnodige, onafhankelijke berichtgeving: drie keer per week, 156 keer per jaar, met artikelen en columns, video’s en podcasts. Onze donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!