Waarom ik tegen ethiek ben

Door Rik Torfs*
Ik ben tegen ethiek.
Studenten die bij mij college hebben gevolgd en daarna wellicht aan lager wal zijn geraakt, waarvoor mijn excuses, kennen dat zinnetje. Bij gebrek aan verse, originele ideeën herhaalde ik het elk jaar.
Voor u zich opwindt over zoveel verdorvenheid, vergun mij deze beknopte verklaring. Mijn vakgebied is het kerkelijk recht. Ik ben er geen ‘expert’ in, die belediging verdient niemand. Wel heb ik er enige ervaring mee. Toen ik aan het eind van de jaren ’80 begon te doceren, was de kerk in Vlaanderen nog machtig. Zelf was ik jong en overmoedig – vandaag ben ik gelukkig oud en laf geworden – en bond geregeld de strijd aan met de bisschoppen van toen.
Vrije meningsuiting
Over vrije meningsuiting bijvoorbeeld. Die wordt in de kerk gegarandeerd, mits enige voorwaarden zijn vervuld. Als ik voor de priesterwijding van de vrouw of voor onafhankelijke kerkelijke rechtbanken pleitte en erop wees dat het mijn recht was dat te doen, kreeg ik van kerkleiders te horen: ‘Juridisch mag u dat misschien. Maar u begrijpt toch ook dat wat u zegt moreel onverantwoord is?’
Let op de tournure van het zinnetje ‘u begrijpt toch ook’. Voor een andere morele interpretatie bleef geen ruimte. De ethische consensus was vanzelfsprekend. Er was goed en er was kwaad. Ik leerde toen dat zelfs als machthebbers juridisch het pleit verliezen, hun nog altijd de moraal rest om gelijk te halen.
Als ik eerlijk ben – maar waarom zou ik eigenlijk? – was ik al vroeger tegen dat soort ethiek. In mijn schooltijd bezwoeren sommige leraren ons, onschuldige dorpelingen, de wereldproblemen ter harte te nemen. ‘We moeten allemaal van het onrecht en de oorlog in de wereld wakker liggen’, predikte een verontwaardigde leraar, en met priemende ogen keek hij de klas in. Hij wilde ons kritisch leren argumenteren, zei hij altijd, maar ik voelde aan dat het daar het moment niet voor was. De rede kun je bestrijden, maar de moraal duldt geen tegenspraak.
Wat ik toen, in de vroege jaren ’70, had willen zeggen maar voor mezelf hield, is dit. Stel dat we elke dag wakker liggen van de wereldproblemen. In bed woelen, razend over alle onrecht. De slaap niet kunnen vatten. Zelfs niet willen vatten om een goed mens te kunnen zijn. Hoe helpt deze moreel hoogstaande houding de wereld dan precies vooruit?
Voor een rechtvaardiger wereld
Slapeloze nachten als middeleeuwse boetedoening. Opoffering van nachtrust als zelfkastijding. Dodelijk vermoeid staan we ’s morgens op. Het kost moeite. Maar we weten waarvoor we het doen: voor een rechtvaardiger wereld. Dat we, vanwege het slaapgebrek, tijdens het ontbijt een paar keer flink uithalen naar onze huisgenoten is misschien niet fijn, maar weegt niet op tegen de zending die we op onze schouders hebben geladen. Soms moet je onvriendelijk durven te zijn tegenover je partner als je opdracht erin bestaat de wereld te redden.
‘Morele corruptie’
In het maatschappelijk debat vandaag speelt ‘de moraal’ opnieuw een grote rol. Op dat vlak vindt een verschuiving plaats. In de coronatijd sprak ‘de wetenschap’. Ze woonde toen samen met een bekende viroloog in Willebroek. Ook de klimaatverandering mikte aanvankelijk op de wetenschappelijke consensus van allerlei geleerden, tot ver buiten de Rupelstreek.
Vandaag is het debat grimmiger. Enige ironie over de hittegolven die Zuid-Europa tot een brandende hel maken, wordt algauw ‘morele corruptie’ genoemd. En als het over Gaza gaat – een probleem waarvoor ik de oplossing niet ken, dat geef ik toe – geldt elke vorm van nuance, elke prille poging tot rationele analyse, als een onweerlegbaar bewijs van morele ongevoeligheid.
Verblind door verontwaardiging
De moraal fungeert op die manier niet als een richtsnoer voor het eigen geweten. Als een uitnodiging om na te denken over de mens in al zijn onvolmaaktheid. Over zijn wreedheid en zijn goede kanten, want die zijn er ook. Ze sluimeren misschien wel in het hart van ieder mens, zelfs het onze. Hoe voeren we hierover een echt gesprek en verhinderen we dat we, verblind door heilige verontwaardiging, het systematisch ontwijken? Zo’n gedachtewisseling heb ik lief.
Helaas, vandaag is ethiek een stok geworden. Een stok in handen van wie het recht bezit om goed te zijn. Een stok waarmee hij, geheel naar eigen goeddunken, zijn moreel verdorven tegenstander kan slaan.
Daarom ben ik tegen ethiek.
*Kerkjurist Rik Torfs is emeritus-hoogleraar en oud-rector van de Katholieke Universiteit Leuven. Dit artikel verscheen op 16 augustus op Doorbraak.be.
Wynia’s Week brengt broodnodige, onafhankelijke berichtgeving: drie keer per week, 156 keer per jaar, met artikelen en columns, video’s en podcasts. Onze donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!