Waarom zijn die ‘digital nomads’ toch de hele tijd aan het healen en detoxen?

JASPERS070123-trekvogel
‘Co-working place Oasis’ in Koh Chang, Thailand. (Beeld: coworker.net)

Strikt genomen ben ik momenteel een digitale nomade, iemand die z’n geld verdient vanachter een toetsenbord op een willekeurige locatie.  Digital nomads genieten cult-status. Zij zijn de voorhoede van het nieuwe werken, dat alleen nog maar informatie verwerkt. Digitaal, dus milieuvriendelijk en kosmopolitisch, ontstegen aan nationalistische bekrompenheid. De hele mensheid één grote familie.

Als de menselijke trekvogels van de 21ste eeuw zwermen deze millennials uit over de aardbol, houden via sociale media contact en strijken in losse, wisselende groepen neer op hun favoriete pleisterplaatsen, de zogeheten co-working spaces. Want in je eentje met een laptop op je hotelkamer zitten, dat heeft al na een halve dag niets glorieus meer.

Digitale nomaden klitten daarom samen in hippe cafés en lunchrooms, en in speciaal daartoe ingerichte verzamelgebouwen met flex-werkplekken. Dat laatste klinkt eigenlijk al weer bijna als een sleurbaan in een call-centrum, maar de locatie moet dat goed maken. Digitale nomaden die elkaar in het echt tegenkomen, beginnen elkaar meteen te overbieden op welke fantastische plekken ze ge-coworked hebben. Marbella was gewéldig, bijna net zo goed als Toronto. Wat, ben jij nog nooit in die sublieme co-working space in Sao Paulo geweest?       

Ook het Thaise paradijseiland Koh Phangan staat hoog in het lijstje favorieten van de digital nomad community. Geef ze eens ongelijk. Ik ken geen volk dat zo’n natuurtalent heeft om farang (westerlingen) zich thuis te laten voelen als het Thaise. Als je met de warme wind in je haar op een scooter over dit nog altijd prachtig groene, bergachtige eiland crosst, van het ene palmenstrand naar het andere – niet te lang naar de azuurblauwe oceaan kijken, want dan bots je op een aap – dan bekruipt je de gedachte: hoe hebben mensen het ooit in hun hoofd gehaald om in Europa te willen wonen? Weliswaar schijnt het daar tot nu toe een zeer zachte winter te zijn, maar anders had ik m’n ticket al terugverdiend op de uitgespaarde stookkosten.  

Zuipen, spirituelen, healen

Op de zuidpunt van het eiland wordt traditioneel vooral gezopen, want daar ligt het strand waar elke maand de fameuze Full Moon Party gehouden wordt, met pre-corona tot wel twintigduizend deelnemers. De noordwest kant van het eiland, echter, is het domein van de spirituelen. Daar zijn geen bars en fastfood cafetaria’s, maar healing centers en veganistische restaurants. Langs de kustweg naar dat gebied kom je op je scooter langs een bordje met ‘Think less, feel more’.

Is het paradoxaal dat dit ook de regio is waar de digitale nomaden neerstrijken? Die verdienen hun geld dankzij een mondiale infrastructuur van 21ste eeuwse technologie, gebaseerd op quantummechanica en andere geavanceerde fysica. Je zou verwachten dat zij toegewijde rationalisten zijn, maar nee, er wordt wat afgezweefd in die gemeenschap.

Even een zijsprong om die schijnbare paradox te verklaren. In een artikel op De Correspondent over de virtuele realiteit werd laatst wat medelijdend gedaan over iedereen die voor 1980 geboren was. Die waren niet van kinds af aan opgegroeid met zulke digitale technologie, dus die zouden er nooit net zo moeiteloos mee om kunnen gaan als millennials en dertigers. Dan was je behoorlijk zielig. Het is een algemeen geaccepteerd idee: die oudjes kunnen het niet meer bijbenen. 

Pardon!?! boomerde ik in het diepst van mijn gedachten. De generatie die voor 1980 geboren is, heeft die hele technologie bedacht, ontworpen en over de wereld uitgerold. Jullie millennials gebruíken die technologie alleen maar, bijna altijd zonder een snars te begrijpen van hoe dat werkt. Want nee, weten hoe je door de keuzemenuutjes op je telefoon moet wandelen is niet ‘weten hoe iets werkt’. Daarvoor moet je begrijpen wat er onder de motorkap gebeurt.

Wat moet er allemaal genezen worden en waarom?

Met hetzelfde gemak waarmee de millennialzwever digitale technologie omarmt die voor hem of haar neerkomt op pure magie, bekeert die zich tot de spiritualiteit. Met een straalvliegtuig afgeleverd op het eiland, door transoceanische glasvezelkabels, wifi en nanotech permanent in contact met alle vrienden en familie, geef die zich over aan yoga, Tibetaanse klankschalentherapie, tantra workshops en dance immersions. Nu is daar op zich niets mis mee; als je dat prettig vindt om te doen, vooral doen.

Maar bespaar jezelf de hocus pocus die er omheen verkocht wordt. Millennialzwevers zijn allemaal behoorlijk ziek, afgemeten aan hoeveel healing ze consumeren, want al die spirituele activiteiten zijn healing, genezend ofwel helend.

Wat er dan genezen moet worden is onduidelijk, al wordt in de advertentieteksten meestal wel wat geprutteld over innerlijke balans, blokkades en energiebanen. Gokje: in wezen is het de eeuwig gemankeerde ziel van de narcistische millennialzwever die geheeld moet worden.  

Permanente vergiftigingsangst  

Ook leeft de millennialzwever in permanente angst vergiftigd te worden. Dus wordt er op hun Facebookgroep geklaagd over het feit dat de eilandbewoners hun afval verbranden. We kunnen daar levenslange schade door oplopen, zo wordt gewaarschuwd. Gif zit in alles: in lucht, in water, in al het niet-vegan voedsel, en ook het eigen lichaam slibt voortdurend dicht met gif dat regelmatig verwijderd moet worden met een detox-behandeling. Die komt vaak letterlijk neer op heftige diarree, opgewekt met middeltjes die elk normaal mens als giftig zou aanmerken.

Net als overal op het eiland kun je er vers fruit kopen, gewoon van een stalletje langs de weg. Maar daar hangt boven de stapel mango’s een bordje ‘anti-cancer’, en boven een stapel kokosnoten het bordje ‘detox’. Blijkbaar heeft de locale fruitverkoopster inmiddels de westerse marketingaanpak onder de knie.

Elkaar ontdekken

Ontluisterend is ook, hoe in zichzelf gekeerd deze spirituele voorhoede is. Contacten met Thais beperken zich grotendeels tot transacties in winkels, het huren van een scooter of huis, of door ze in te huren als schoonmaker (en op facebook klagen over wat daar mis mee gaat).

Iemand meldt enthousiast op de Facebookgroep dat hij binnenkort naar het eiland komt. ‘Weten jullie of hier ook praktiserende boeddhisten zijn?’ vraagt hij. Negentig procent van de autochtone eilandbewoners is praktiserend boeddhist, maar dat weet hij niet of het telt niet: hij wil een groepje boeddhistische westerlingen bij elkaar krijgen om samen lekker oosters spiritueel bezig te zijn. 

En ondertussen moet er wel geld verdiend worden. Een nogal zwaar gespierde digitale nomade die ik onlangs op het naburige eiland Koh Samui aan de bar tegenkwam, stond daar onder het genot van een biertje op zijn mobiele telefoon anabole steroïden te verkopen in zijn thuisland Groot-Brittannië. Zo hield hij al twee jaar in Thailand comfortabel het hoofd boven water.

Bull-shit baan in het paradijs

Van een andere digitale nomade hoorde ik, dat ze haar geld verdient met de marketing voor een online goksite. Elke ochtend staat zij op, zet haar computer aan en begint dingen te verzinnen om mensen nog meer geld in de bodemloze put van hun verslaving te laten gooien. Ik oordeel nu niet over de persoon, want ze is Russische, en misschien is het voor haar de enige mogelijkheid om buiten bereik te blijven van een regime dat ze verafschuwt.

Maar ik denk wel: is er een vreselijker bullshit-baan denkbaar? Het klinkt zo romantisch en bevrijd, over de hele wereld je geld kunnen verdienen vanachter een toetsenbord. Maar het komt inderdaad heel vaak neer op geestdodend marketinggedoe. Jeff Hammerbacher, ooit leider van het datateam van Facebook, stelde al tien jaar geleden gedesillusioneerd vast: ‘The best minds of my generation are thinking about how to make people click ads. That sucks.” Oftewel: ‘De beste breinen van mijn generatie breken zich het hoofd over hoe ze mensen op advertenties kunnen laten klikken. Wat een treurnis.’

Wetenschapsjournalist Arnout Jaspers opereert deze winter als ‘digital nomad’ vanuit Thailand. Maar in de loop van februari is hij terug, voor de presentatie van Het Grote Stikstofboek.

We vallen u er niet graag mee lastig, maar het is natuurlijk wel waar: de donateurs vormen het fundament van Wynia’s Week. U maakt het als donateur mogelijk dat ons online magazine 104 keer per jaar verschijnt – ook nu weer, in 2023. Doneren kan op verschillende manieren, kijk HIER. Alvast hartelijk dank!