Weekboek Corona: van hazelwormen, wethouders, mondmaskers en economen

hoge-fronten
Hoge Fronten, Maastricht

Journalistiek is de voortdurende poging misverstanden te voorkomen, is te lezen in een oud handboek. Op zondagavond 19 april meldt het NOS Journaal: ‘Ook in het Limburgse Heuvelland was het druk, ondanks dat verschillende wegen waren afgezet.’ Nu ben ik die dag in het Heuvelland gaan wandelen. Van drukte heb ik echter weinig gemerkt. Zou ik dan iets gemist hebben?

Ik speur in de lokale media, en vindt inderdaad een artikel met als titel: ‘Weer te druk in het Heuvelland: politie deelt boetes uit.’ Bij het artikel staat de rotonde bij Cadier en Keer afgebeeld, waar ik ook vaker, maar niet die zondag, de controle ben gepasseerd. Op die foto zijn welgeteld 4 auto’s te zien. Niet meteen een bewijs van grote drukte. Meer een kwestie van enig oponthoud in verband met de controles. Om echt een indruk van de drukte te geven, had beter een foto van de lange rechte weg voorafgaand aan de rotonde kunnen maken. Nu blijkt uit niet hoe druk het werkelijk was.

Alleen drukte bij de controles

Aan het artikel is ook een videoverslag van Lex van Moorsel toegevoegd. Ook hem was ter ore gekomen dat het erg druk was in het Heuvelland: ‘Mijn cameraman en ik hebben de proef op de som genomen, en zijn vanuit Maastricht het Heuvelland ingereden. Via Cadier en Keer, Via Mechelen, via Epen, via Camerig, en zijn zo via Vaals hier in Vijlen uitgekomen. Wat ons is opgevallen is dat het nergens druk is. Tenminste, wij hebben het niet gezien. Waar het wel druk was, was op de invalswegen, daar waar de controles zijn.’

Die beschrijving komt overeen met mijn ervaring, hoewel ik niet het hele Heuvelland rondrijdt om te bekijken hoe druk het overal is. Bovendien weet ik hoe druk het is als je de autowegen verlaat, en je op de wandelwegen beweegt. Neem nu maar van mij aan dat het daar allerminst druk is.

Deksel op de neus

De artikelen die ik over de corona-epidemie schrijf, kunnen gezien worden als mijn bijdrage aan, zoals de slogan dat zo mooi zegt, samen corona onder controle te krijgen. Ook lokaal probeer ik mijn steentje bij te dragen. In eerste instantie heb ik dat geprobeerd via de door de gemeente Maastricht opgezette klachtenprocedure. Prompt krijg ik als antwoord dat mijn vraag niet in behandeling zou worden genomen, omdat het geen klacht was over (a) incorrecte of onheuse bejegening of gedragingen, (b) het uitblijven van een reactie, of (c) het verkrijgen/ verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie.

Ik denk: dat schiet niet op. Ik trek de stoute schoenen aan, en mail direct naar de verantwoordelijke wethouder. Het zijn twee issues, dus ik schrijf twee mails, naar twee wethouders. Het betreft alle twee kwesties waar ik persoonlijk tegenaan ben gelopen. Dat zou kunnen wijzen op een hoog not-in my-backyard-gehalte. Het is niet zo dat mijn belang ten koste gaat van het belang van een ander, wat het waarmerk is voor NIMBY. Mijn belang is ook het algemeen belang, al betreft het slechts het algemeen belang van Maastricht, of van mensen woonachtig bij mij in de buurt.

Gesloten Hoge Fronten

De eerst kwestie betreft het ieder jaar van half maart tot half november sluiten van een deel van de Hoge Fronten. De Hoge Fronten zijn overblijfselen van vestingwerken grenzend aan de binnenstad van Maastricht, die nu dienst doen als natuur- en wandelgebied. Ik pleit ervoor dat een deel van de Hoge Fronten dit jaar niet voor mensen te sluiten, zodat de inwoners van Maastricht in coronatijden de hoognodige ruimte wordt geboden om veilig te wandelen.

Ik schrijf Gert-Jan Krabbendam, wethouder van Klimaat & Energie, Ruimtelijke ontwikkeling en Mobiliteit op 23 maart: ‘In tijden het corona-virus is wandelen een van de weinige mogelijkheden die nog resten, mits eenieder 1,5 meter afstand ten opzichte van elkaar respecteert. Dat betekent ook 1,5 meter ten opzichte van andere wandelaars die je passeert.’ Ter verdediging haal ik de Belgische viroloog Marc van Ranst aan die meent dat wandelen een nulrisico is, en zelfs gezond is zolang mensen afstand bewaren.

Deze week op de persconferentie van dinsdag 21 april hoor ik Mark Rutte iets dergelijks zeggen: ‘Individueel sporten kan. Een rondje hardlopen, fietsen, een wandeling. Het kan en het mag en is goed voor iedereen. Zeker in deze tijd die we noodgedwongen meer aan huis gebonden zijn.

Waarom geen ruimte voor de wandelaar?

Ik keer terug naar mijn mail aan Krabbendam: ‘Omdat wandelen een van de weinige gezonde ventielen is, die de burger nog rest, is het des te spijtiger dat onlangs de doorgang onderlangs is afgesloten. Onderlangs is het pad bijzonder breed: ik schat 10 à 20 meter. Het is dus goed mogelijk dat tegenmoet komende of passerende wandelaars (of joggers) elkaar daar ontwijken.

Bezoekers van de Hoge Fronten zijn nu echter genoodzaakt gebruik te maken van de smallere paden bovenlangs. Daar ben je er meer afhankelijk of de ander plaatsmaakt of niet, wat infectiegevaar met het coronavirus kan opleveren. Mijn advies is dus om de doorgang onderlangs gedurende de coronacrisis te openen. De bezoekers hebben dan in ieder geval een groter gebied waarover ze zich kunnen verspreiden. Bovendien zijn de paden onderlangs zeer ruim.’

Heeft de muurhagedis dit wel nodig?

Vervolgens betwijfel ik in mijn mail ook het nut van het sluiten van de doorgang in normale tijden: ‘Is het nu echt zo storend voor muurhagedissen als iemand op 5 meter afstand van de muur langsloopt? En wat is het resultaat van die maatregel na al die jaren?’. ‘Als de maatregel effectief is geweest, dan zijn er nu genoeg muurhagedissen, zodat de maatregel versoepeld kan worden. Zijn er echter nog steeds te weinig muurhagedissen, dan is de maatregel blijkbaar weinig effectief, en kan ze ook afgeschaft worden.’ De maatregel bestaat bij mijn weten al meer dan 20 jaar.

Op 3 april antwoordt wethouder Krabbendam waarom de jaarlijkse afsluiting van de doorgang nodig is: ‘Dit is vanwege de bescherming van de voor de stad bijzonder hoge biodiversiteit die daar voorkomt. Het gaat daarbij niet alleen om de muurhagedis die u noemt in uw mail maar ook om hazelwormen, vroedmeesterpadden en honderden soorten bijzondere planten, mossen, insecten en andere fauna. Ter bescherming hiervan is belangrijk dat het gebied juist in deze periode met rust wordt gelaten.’

Geen zeldzame dieren

Op Wikipedia lees ik dat de hazelworm, een pootloze hagedis, een grote verspreiding binnen Europa heeft, en is daar een van de meest voorkomende reptielen is. Ook in België en Nederland is de hazelworm wijdverspreid. De vroedmeesterpad geldt als West-Europese soort. In België is die overal te vinden. In Nederland was dat beperkt tot zuidelijk Limburg, maar na de eeuwwisseling worden er met regelmaat ook waarnemingen gemeld uit andere delen van het land.

De muurhagedis is de hagedis zoals iedereen die kent. Hij komt in een groot deel van Europa voor, ook in Nederland en België. Alle drie de door Krabbendam met naam aangehaalde species zijn dus niet echt zeldzaam, of met uitsterven bedreigt. Dan zal dat met die ‘honderden bijzondere planten mossen, insecten en andere fauna’ ook wel meevallen. En wat is trouwens te verstaan onder bijzonder’?

Niet elk greintje leed vermijden

Bijzonder is in mijn ogen een bijzonder ruim begrip. Het kan van alles betekenen. Ik vind de brandnetel bijzonder omdat je daar weldadige thee van kan zetten. De paardenbloem vind ik ook heel bijzonder, omdat niemand me ooit heeft kunnen uitleggen waar de gele kleur van de bloem blijft, als deze verandert in een pluizenbol. Begrijp me goed, ik gun alle plantjes en beestjes het allerbeste. Maar ik zie er niet veel kwaads in als af en toe iemand onderlangs door de Hoge Fronten wandelt.

Op deze situatie is het argument van Marli Huijer dat niet elk greintje leed kost wat kost vermeden hoeft te worden, juist wél van toepassing. Door te spreken over ‘voor de stad bijzonder hoge biodiversiteit’, geeft Krabbendam in bedekte termen ook toe dat het niet om echt zeldzame dieren en planten gaat. Dat de biodiversiteit van de Hoge Fronten hoger is dan die van de Grote Staat (de grote winkelstraat van Maastricht) is immers vanzelfsprekend.

De wethouder vindt dieren kwetsbaarder

Het beleid inzake de afsluiting van de doorgang onderlangs is ooit decennia geleden besloten, en daarna nooit meer heroverwogen. Ik ervaar de maatregel als een puristisch gebaar, waarbij de mens wordt aangewezen als vijand en vernietiger van de natuur. Wat de maatregel uitdrukt is: alleen zonder de mens kan de natuur zichzelf zijn. Maar, denk ik dan, kan in deze coronatijden de natuur de mens niet te hulp schieten? Nu de mens het moeilijk heeft, zou de natuur een beetje kunnen inschikken om de mens te helpen. Dat zou toch een mooi gebaar zijn, dat veel goodwill voor milieubeleid kan opleveren.

Zo zit Krabbendam er echter niet in. Hij toont weliswaar begrip voor de benarde positie van de mens: ‘Ik ben het met u eens dat wandelen, zeker in deze moeilijke tijd van de coronacrisis een van de weinigen dingen zijn die nog gedaan kunnen worden mits men zich aan de gestelde voorwaarden houdt.’ Toch houdt hij zijn poot stijf: ‘Dat laat evenwel onverlet dat de flora- en faunabelangen in de Hoge Fronten erg kwetsbaar zijn en daarom beschermd dienen te worden.’

Wrang is dat hij hier het woord ‘kwetsbaar’ in de mond neemt. In tijden van corona gelden mensen immers ook als kwetsbaar. Met mijn leeftijd van 61 jaar en mijn BMI dat inmiddels gedaald is tot – even op mijn app kijken – 27,9 ben ik ook oud en dik, en dus kwetsbaar. Officieel beleden kabinetsbeleid is om juist ouderen en kwetsbaren tegen covid-19 te beschermen. Krabbendam stelt de kwetsbaarheid van de mensen echter tegenover die van planten en dieren, en kiest vervolgens voor de dieren. Als inwoner van Maastricht heb ik het nakijken.

De milieuperrons

Voor mijn tweede voorstel heb ik John Aarts, wethouder Financiën, Vastgoed, Stadsbeheer en Hospitality, benaderd. Nu in winkels allerlei maatregelen worden getroffen om coronabesmetting te voorkomen, vraag ik me af of er ook coronabeleid bestaat met betrekking tot milieuperrons, waar de bezoekers van diezelfde winkels een berg aan afvalmaterialen voor recycling beschikbaar te stellen.

Ik mail aan Aarts: ‘Niet alleen een bezoek aan de winkel is risicovol, ook een bezoek aan het milieuperron is risicovol. Je komt daar andere mensen tegen, die net als jezelf langs de verschillende containers schuifelen, en daarbij noodzakelijkerwijs in elkaars nabijheid geraken. De anderhalve-meternorm kan daarbij niet gehandhaafd worden.’

Eén voor één

Als maatregel zou bijvoorbeeld kunnen denken aan een aankondiging waarop staat dat mensen in deze barre coronatijden slechts één voor één hun afval mogen dumpen, zodat voorkomen wordt dat mensen te dicht bij elkaar in de buurt komen tijdens het schuifelen langs de diverse containers.

Het voorstel dat ík de wethouder aan de hand doe, is om in ieder geval het tegenwoordig vele plastic afval aan huis op te halen: ‘De hoeveelheid plastic verpakkingsmateriaal, waarmee ons voedsel omgeven wordt, neemt toe, en daarmee ook het afval. Nu al is het voor mijn kleine huishouden zo’n 30 liter per week. Elke week dus naar het milieuperron. Het zou veel handiger zijn als burgers hun plastic afval in een zak konden doen, en dat de gemeente die, net als het restafval, aan huis ophaalt. In België bestaat zulk een systeem al 25 jaar.’

Zelf regelen

Aarts meent dat een oplossing voor het door mij gesignaleerde probleem overbodig is: ‘Net als de landelijke overheid gaat ook de Gemeente Maastricht ervan uit dat onze inwoners hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Dat betekent dat burgers bij het bezoeken van milieuperrons, milieuparken en overige noodzakelijke voorzieningen geacht worden vanuit zichzelf te begrijpen dat de richtlijnen van het RIVM opgevolgd dienen te worden. Dat kan overigens soms ook betekenen dat men even moet wachten alvorens men zich van het afval kan ontdoen. Dit is, helaas, in coronatijden niet anders.’

Welnu, als het probleem is dat ik even moet wachten, omdat er staat aangekondigd dat er maar één persoon tegelijkertijd het afval mag dumpen, dan zou ik vrede hebben met die oplossing. Nu is er evenwel helemaal niks geregeld voor milieuperrons. De idee dat als je de voordeur (de winkels) reguleert, dat je dan ook de achterdeur (de milieuperrrons) moet reguleren, is nog niet tot wethouder Aarts doorgedrongen.

Maar, doen zich ook werkelijk problemen voor bij de milieuperrons? Ik ben er nu twee keer geweest, en een aantal keren kwam ik er toevallig voorbij. Meestal is er geen kip te bekennen. Blijkbaar niets aan de hand. Maar betekent dit nu dat er geen probleem is? Of betekent dit dat het recycleafval zich bij de mensen thuis opstapelt? Of kiezen de meeste mensen ervoor om het recycleafval toch maar via restzakken met de vuilnisophaal mee te geven? Aan Aarts om uit te maken of hier sprake is van een probleem. Een bruikbare indicator is wellicht de hoeveelheid recycle-afval dat nu per week binnenkomt.

De wereldkrimp

And now for something completely different! Het IMF (Internationaal Monetair Fonds) voorspelt dat de wereldeconomie dit jaar met 3 procent zal krimpen. Voor de eurozone wordt een verlies van 7,5 procent verwacht, een voorspelling die ook voor Nederland afzonderlijk geldt. De Amerikaanse economie slinkt met 5,9 procent. In het geval van een tweede corona-uitbraak in 2021 krimpt de wereldeconomie nog eens met 5 tot 8 procent. Ter vergelijking: de financiële crisis in 2009 leidde tot een wereldwijde krimp van 0,1 procent.

Als ik naar de vier scenario’s van het CPB kijk, dan komt een krimp van 7,5% overeen met de zware scenario’s 3 en 4. Bij scenario 3 duren de contactmaatregelen 6 maanden en leiden problemen in de wereldeconomie en het financiële stelsel tot een langere en diepere recessie. De economie krimpt dan in 2020 met 7,7% en de werkeloosheid loopt in 2021 op tot 8,4%. Bij scenario 4 duren de contactmaatregelen 12 maanden. De recessie houdt anderhalf jaar aan, mede door problemen in de financiële sector en in het buitenland. De economie krimpt in 2020 met 7,3% en de werkeloosheid loopt in 2021 op tot 9,4%. Tot nog toe krijgt het lichte scenario 1 de meeste aandacht, waarbij de economie in 2020 slechts 1,2% krimpt. In dat geval blijven de kosten van het steunpakket beperkt, en geeft het ook de beste resultaten, omdat dan het aantal ontslagen beperkt blijft.

De econoom

Financieel econoom Arnout Boot zegt op 14 april bij Op1 niet verast te zijn door de sombere voorspellingen van het IMF. Dit soort voorspellingen heeft hij verwacht. Een week eerder is hij echter nog optimistisch. In Buitenhof pleit hij voor Europese solidariteit juist nu tijdens de coronacrisis, met als geruststelling dat die Europese solidariteit niet al te veel gaat kosten.

Als de Europese landen nu garanderen dat ze elkaar zullen steunen, dan zullen de financiële markten het niet wagen afzonderlijke economieën, zoals die van Italië, op de proef te stellen, zegt Boot dan nog. En dan zal de Italiaanse economie ook niet uit de bocht zal vliegen. Hij gaat blijkbaar uit van een relatief mild verloop van de huidige economische crisis rond corona.

Het verschil met de financiële crisis in 2008 is in Boots ogen, dat toen geen duidelijke oorzaak was aan te wijzen. Het was een inwerken van een kluwen van economische processen op elkaar, waarbij niemand goed overzicht heeft van wat er nu eigenlijk aan de hand is. Er was geen duidelijke oorzaak aan te wijzen.

Met de coronacrisis is er aldus Boot wél een duidelijke oorzaak aan te wijzen: ‘Als het coronavirus, als die onzekerheid wegvalt, dan hebben we veel beter grip op wat we moeten doen om de economie te herstarten. De onzekerheid is het virus. (…) Dat is het vraagstuk. (…) maar als het opgelost is, of als we het weten te omzeilen, dat is de anderhalvemetereconomie, dan kun je gaan denken: Dan gaat de economie weer op een normale manier draaien. Dan hebben we er weer grip op.’

Exogeen

Zoals ik Boot begrijp, ziet hij het coronavirus als wat in economische modellen een exogene variabele heet. Het is als het ware een factor die een invloed heeft op de uitkomsten van het model, maar het is niet een factor die het model zelf beïnvloedt. Dat zijn de endogene variabelen. Dat zijn de economische variabelen die elkaar wederzijds beïnvloeden.

Ik vind dat een te simpele voorstelling van zaken. Exogene variabelen hebben namelijk de neiging om te ‘endogeniseren’. Laat ik het coronavirus als voorbeeld nemen. Voor sommigen is dat inderdaad niet meer dan een griepje. Eenmaal hersteld zijn ze weer als vanouds.

Mensen die echter op de intensive care terecht komen, lopen grote kans dat hun gezondheid door de corona-infectie blijvend geschaad is. Ze worden niet meer de oude. Het coronavirus heeft hun constitutie dus blijvend veranderd. Zo kan ook een economie blijvend veranderen door een diepe crisis. Daarbij doet het er niet toe wat nu eigenlijk de oorzaak van de crisis is.

Corona en het huwelijk

Laat ik het vergelijken met een huwelijkscrisis. Die kan ontstaan als het leven verder op rolletjes loopt. Er is dan iets inherent mis met de relatie tussen de partners waardoor het huwelijk, ondanks de goede omstandigheden, toch niet functioneert. Ook mogelijk is dat een huwelijk onder goede tijden heel goed functioneert, maar in moeilijke tijden onder druk komt te staan.

Vanwege het feit dat partners (en hele gezinnen) vanwege het vele thuisblijven te veel op elkaars lip zitten, kan irritatie ontstaan. Als die irritatie lang aanhoudt kan dat tot conflicten leiden. Kun je nu zeggen dat die conflicten die onder moeilijke omstandigheden ontstaan makkelijk op te lossen zijn, als de corona-epidemie eenmaal voorbij is, en iedereen weer mag gaan en staan waar hij of zij wil? Hopelijk is dat het geval, maar dat hoeft niet zo te zijn. Door de conflicten in moeilijke tijden kun je in elkaar teleurgesteld geraken. Het onderlinge vertrouwen kan geschaad zijn. Dan kan het huwelijk toch nog op de klippen lopen, ook al is de oorzaak van het conflict, de corona-epidemie, opgelost.

Een crisis kan overigens ook positief uitpakken. Samen een moeilijke tijd doorstaan, kan ook leiden tot een juist hechtere huwelijksband. In moeilijke tijden merk je zogezegd wie je echte vrienden zijn.

Samenvattend zou je kunnen zeggen dat exogene factoren de neiging hebben om te endogeniseren. Endogeniseren is daarbij allerminst een exclusief economisch verschijnsel. Het geldt net zo goed voor virusinfecties, en voor huwelijksperikelen.

Het Boot-argument

Zorgwekkend is dat Boot hetzelfde type argument – eenmaal exogeen, altijd exogeen -gebruikt om economische steun voor Italië buiten de al bestaande arrangementen om te verdedigen. In OP1 van 30 maart, vindt Boot dat Italië economische steun niet ontzegd kan worden omdat de Italianen de coronacrisis niet gewild hebben. De corona-crisis overkomt hen, en is dus te zien als een exogene variabele.

Dat het Nederlandse kabinet op dit moment weigerachtig is de Italianen tegenmoet te komen, noemt Boot buitengewoon ongelukkig. Hij zegt: ‘We hebben een gemeenschappelijke vijand: dit verschrikkelijke virus. Dit is het moment waarop Europa solidair moet zijn. Nederland heeft nu een traditionele houding. Die heeft enige legitimiteit. We moeten zorgen dat we allemaal ons huishoudboekje op orde hebben. Maar we hebben nu een groot maatschappelijk probleem. Italië heeft hier ook niet om gevraagd. (…) Dit is het moment om solidair te zijn. (…) Dan kun je wel zeggen: jullie hebben het vorig jaar teveel uitgegeven. Maar daar hebben ze daar op dit moment helemaal niks aan. (…) Op dit moment zit Italië en andere landen met een acuut probleem. (…) Ze zijn nu een brand aan het blussen.’

Wel solidair, niet de schuld

Arjen Lubach stelt het in zijn show van 5 april zo voor, dat Nederland best bereid bent bij te dragen aan het blussen van het huis, in de vorm van medische hulp, maar dat Nederland niet bereid is meteen ook de hypotheek over te nemen. Je kunt ook zeggen: Italië was niet solidair in goede tijden, en hoeft dus ook niet te rekenen op solidariteit in slechte tijden.

Wie geen brandverzekering afsluit of geen premie betaald, hoeft ook niet te rekenen op uitbetaling bij brand. Maar het echte probleem is helemaal niet of we moreel verplicht zijn Italië al dan niet te helpen. Het echte probleem is wat er met de euro gebeurt als Italië op de fles gaat. Dan zijn de rapen pas echt gaar.

Italië kan dus met gerust hart in goede tijden de middelvinger naar de rest opsteken. Ze weten immers dat we hen in slechte tijden toch niet kunnen laten vallen. We zijn genoodzaakt Italië te helpen, niet omdat de corona-epidemie exogeen is, maar omdat Italië endogeen is aan onze economie. Het is pure chantage wat Italië bedrijft. En dan is het toch wel sneu als Hoekstra ze op zijn donder krijgt als hij daar iets van zegt.

Het ballet

Het spel van Europese internationale betrekkingen heeft trouwens iets van een mastodontenballet. De bewegingen zijn groot en log. Mastodonten zijn ook niet bijster slim. Als je dan, zoals Hoekstra op een onbewaakt moment, de vinger op de zere plek legt, dan moet je maar afwachten hoe de mastodonten reageren.

Europees historicus Mathieu Seegers claimt in discussie met Boot de psychologie van de mastodont te doorgronden, en diens mastodontengedrag te kunnen voorspellen en in goede banen te kunnen leiden. Bij de Brexit ging dat even mis. Maar dat is hem niet te verwijten. Wie kan ook zoiets raars als de uitkomst van een democratisch referendum voorzien? Waarschijnlijk gaat dat managen van mastodontengedrag samen met veel toezeggingen om geagiteerde mastodonten te kalmeren. Nu is Italië de geagiteerde mastodont.

Hoorde ik dat goed, dat Seegers de invoering van eurobonds in de toekomst allerminst uitsluit? Het is nu nog niet aan de orde, zegt hij. Maar voor de toekomst acht hij eurobonds een logische stap naar een verdere vergemeenschappelijking van Europese schulden. Van die vergemeenschappelijking van Europese schulden, zeg maar rustig de EU als transferunie, daar zijn zowel Seegers als Boot warm voorstander.

Om nu een Europese werkeloosheidsuitkering in het leven te roepen, waar door de coronacrisis zwaar getroffen landen onevenredig van profiteren, achten beide heren een voortreffelijk idee. Ze tolereren een transferunie niet alleen, ze staan wild enthousiast te juichen bij dat idee. Never waste a good crisis, buldert het in hun beider hoofden. De corona-epidemie is meer dan welkom. Niets liever dan een gemeenschappelijke vijand die tot gemeenschappelijke schulden leidt.

De geldpomp

Vanwege de corona-epidemie is in korte tijd meer dan 8000 tot 9000 miljard dollar in de diverse economieën gepompt. Dat is veel meer dan tijdens de financiële crisis van 2008. Bij een normale crisis, daar reken ik die van 2008 ook toe – wordt toegelaten dat bedrijven failliet gaan, en dat mensen werkeloos worden. Ook in normale economische tijden geldt voor OESO-landen dat nog altijd 8 procent van de bedrijven het loodje legt, en dat 10 procent van de beroepsbevolking zijn baan verliest.

Bij de coronacrisis proberen regeringen dit tegen te houden. Emmanuel Macron bijvoorbeeld belooft dat geen bedrijf failliet zal gaan. Veel EU-landen kiezen ervoor om de lonen van mensen die niet veilig kunnen werken door te betalen. Daarnaast zijn er nog vele andere vergaande maatregelen. Die ondersteuningsmaatregelen dienen om de economie gedurende de epidemie tijdelijk te stutten. De gedachte daarbij is dat dit slechts korte tijd nodig is. Maar nu al is duidelijk dat een snelle terugkeer naar pre-covidtijden onwaarschijnlijk is.

De staatsgreep groeit

Het artikel Building op the pillars of state: Economic policy and the virus in The Economist plaatst de recente economische hulpprogramma’s in een historisch perspectief. De geschiedenis laat zien dat crises en oorlogen meestal tot een vergroting van de greep van overheden op de economie.

Gevolg is dat het aandeel van de overheid in de economie de laatste 500 jaar is gegroeid van wereldwijd gemiddeld 5 naar 40 procent van het BBP (Bruto Binnenlands Product). Verder blijkt uit de geschiedenis dat de krachten die overheden aanzetten economische controle te behouden of te vergroten, groter dan de krachten die hen aanzetten die controle los te laten. De Brexit is bijvoorbeeld te wijten aan een EU die haar greep op arbeidsimmigratie niet wilde loslaten.

Het gevolg is een tijdelijke vergroting van de rol van de overheid de neiging heeft permanent te worden. Je ziet dat ook ten aanzien van de nawerking van de financiële crisis. Na tien jaar zitten we nog steeds met monetaire financiering in de vorm van het opkopen van obligaties. Daar komt nu de covidcrisis overheen. Mensen als Boot en Seegers loop het water al in de mond.

In de verpleeghuizen

De aandacht van de media voor de zorgcentra neemt af. Dat betekent echter niet dat ook de problemen afnemen. Nog steeds er is gebrek aan beschermingsmiddelen en aan testcapaciteit.

In België kampt men met dezelfde problemen. Om de beperkte testcapaciteit slim in te zetten pleit microbioloog Herman Goosens (De Afspraak, maandag 20 april) ervoor om niet enkel te testen in centra waar besmettingen zijn geconstateerd. In woonzorgcentra waar nog niemand besmet is, wil hij alle zorgverleners twee keer per week testen om te kijken of ze besmet zijn.

Naar de situatie in Nederland vertaald, zou dit dus toegepast moeten worden in de 1600 van de 2500 verpleeghuizen waar nu nog geen besmettingen zijn geconstateerd. Goossens noemt twee redenen waarom dit verstandig is. Ten eerste wijst hij erop dat de impact als je het virus in zulke centra binnenbrengt, bijzonder groot is. Het sterftecijfer is zeer hoog bij oudere mensen. Hij is dus begaan met het lot van de ouderen. Hij wil daar ook op inzetten.

Ten tweede wijst hij erop dat de helft van de besmettingen vaak in een vroeg stadium plaatsvinden. Hij zegt: ‘Stel dat je vandaag symptomen begint te ontwikkelen, stel dat je vandaag begint te hoesten en koorts krijgt, dan moet je goed beseffen dat je al mensen besmet kan hebben gisteren, eergisteren en de dag dáárvoor. Ongeveer de helft van de besmettingen gebeurt door mensen die geen symptomen hebben. Ik denk dat men dat onvoldoende beseft.’

In Nederland is het zo dat zorgpersoneel pas getest wordt bij klachten. Daarmee voorkom je dus de helft van de besmettingen niet. Die omstandigheid is echter nog door niemand aangekaart. Ik het RIVM er niet over gehoord.

Tel de niet-getesten mee

Goossens is overigens voorstander van het meetellen van niet geteste coronaslachtoffers, ook al komt België daardoor hoog te staan op de ranglijsten van het aantal doden die tot internationale reputatieschade zou kunnen leiden: Hij zegt: ‘Ik ben een wetenschapper, en ik vind dat je de dingen correct en transparant moet doen.’

De wijze waarop dit meetellen van niet geteste coronadoden in België al enige tijd gebeurd, acht hij zorgvuldig. Hij gelooft overigens dat het met die reputatieschade wel meevalt. Je kunt verschillende landen niet zomaar vergelijken, omdat de wijze waarop de cijfers worden verzameld per land verschilt. De vergelijking is zogezegd niet transparant.

Dat het RIVM de niet geteste coronadoden niet meetelt, is weliswaar consequent. Je weet zogezegd waar je met die cijfers van het RIVM aan toe bent. Toch is het ook onwetenschappelijk om een belangrijk deel van de realiteit buiten beschouwing te laten. Zou het dan toch zo zijn dat Van Dissel bereid is aan wetenschappelijkheid in te boeten om internationale reputatieschade te voorkomen?

Er komt nog een golf

Als Goossens wordt gevraagd hoe hij verwacht dat de epidemie verder zal verlopen, antwoordt hij: ‘We zullen nog golven krijgen met dit virus. In de vorige eeuw is er geen enkele pandemie geweest waarbij er niet minsten twee golven waren. Er is dus geen enkele reden aan te nemen dat er nu geen tweede golf komt. Ik verwacht een tweede golf in september of oktober. In de zomer zullen er veel activiteiten zijn. Dus ik verwacht tweede golf vlak na de zomer. Hopelijk niet zo zwaar als de eerste golf. Maar we moeten daar heel realistisch in zijn. Het wordt een zware dobber de komende maanden. Daar moeten we eerlijk in zijn.’

De ontwikkeling van de groepsimmuniteit is hem tegengevallen. Die is zelfs in de zwaarst getroffen gebieden in Italië niet boven de 5 procent uitgekomen. Om zonder vaccin 50 tot 60 procent te bereiken, is dus nog een lange en pijnlijke weg te gaan.

Wat in de uitzending ook wordt getoond is een grafiek waaruit blijkt dat aantal besmettingen weer pijlsnel kan stijgen als de huidige maatregelen te snel worden versoepeld. Voor Rutte is dit reden de economie voorlopig nog in de lockdown te houden. Als liberaal die vooral de economie graag draaiende ziet, zal dat hem zwaar vallen. Hij zuchtte diep. Maar, vraag ik me dan af, zuchtte Rutte ook diep omdat hij niet het hele verhaal vertelt. RIVM en kabinet laat de bevolking zorgvuldig in de waan dat het beter en beter gaat. Waar ze het niet over hebben is dat ons na de zomer een tweede golf te wachten staat. In september of oktober, de maanden dat het weer verslechtert.

Onbeschermd de straat op

Ook in België enigszins onder het tapijt geveegd, is dat uit grootschalig onderzoek van de Universiteit van Antwerpen blijkt dat 57 procent van de mensen die twee of meer symptomen van corona vertonen, toch nog de straat opgaan zonder bescherming. Vier procent gaat de straat op met een mondmasker. Blijkbaar blijft slechts 39 procent thuis.

Als aan Van Dissel wordt gevraagd waarom mondmaskers op straat niet nodig zijn, dat zegt hij steevast dat iedereen zich aan de vastgestelde regels houdt, dat het dragen van een mondmasker dan niet nodig is. Er wordt dus geen marge ingebouwd dat niet iedereen zich aan de regels houdt.

En als je het dan hebt over bijna 60 procent van de mensen met meerder symptomen van corona, dan heb je het wel om de mensen voor wie het nodig is dat we ten opzichte van iedereen anderhalve meter afstand bewaren.

Kijk, als twee mensen elkaar ontmoeten die niet besmet zijn, dan is het eigenlijk onnodig om afstand te houden. Je houdt afstand voor het geval er iemand tussen zit die wel besmet is. De kans dat mensen met symptomen besmet zijn, is aanzienlijk hoger dan dat mensen zonder symptomen besmet zijn.

Besmette huisgenoten

Dan is het toch wel bijzonder sneu dat zoveel van die mensen zich gewoon niet aan de quarantaine-regels houden. Maar vanuit het RIVM bezien was is dat ook te verwachten. Nu is een dergelijk onderzoek nog niet in Nederland uitgevoerd, maar ik heb eerlijk gezegd geen reden om aan te nemen dat men zich hier beter houdt aan de quarantaineregels voor mensen met symptomen.

Uit het onderzoek is tevens gebleken dat mensen met symptomen dikwijls zelfs geen afstand bewaren ten opzichte van huisgenoten. Gevolg is uiteraard dat veel van die huisgenoten ook besmet raken. Eerder heb ik al betoogd dat het systeem van huisquarantaine voor mensen met symptomen in Nederland niet deugt, en dat men zou toe moeten naar het Zuid-Koreaanse model. Waar iedereen met symptomen wordt getest, en ingeval van besmetting voor een aantal weken buitenshuis wordt geplaatst. Als we ook die tweede golf de baas willen blijven is een dergelijk consequent systeem gewoonweg noodzakelijk. Het huidige systeem van thuisquarantaine is ronduit labbekakkerig.

De basisscholen weer open

Het grote nieuws tijdens de persconferentie van dinsdag 21 april is dat per 11 mei de basisscholen weer opengaan. De anderhalve meter afstand wordt daarbij niet gehandhaafd. Wel krijgen de leerlingen om de dag les, zodat het aantal kinderen in de klas halveert.

Ook zullen wel heel wat ouders besluiten hun kind niet naar school te laten gaan. Dat kan vanwege angst voor besmetting. Dat kan ook zijn omdat het thuisleren dermate goed bevalt, dat men het risico van naar school gaan, nog even uitstelt, wellicht tot nadat het RIVM de maatregel over een aantal weken heeft geëvalueerd.

Wat ook mogelijk is, is dat bepaalde ouderen met kinderen niet bereikt worden, zoals ze ook de afgelopen periode niet bereikt werden. Wellicht is een deel van de allochtone kinderen met hun ouders naar het land van herkomst vertrokken.

Het onderzoek

Op de hoorzitting in de Tweede Kamer van woensdag 22 april presenteert Van Dissel het onderzoek dat is gedaan naar het besmettingsgevaar dat kinderen voor elkaar, en voor hun ouders opleveren. Uit het onderzoek blijkt dat vooral jonge kinderen, zeg maar kinderen die naar de basisschool gaan, niet vaak besmet zijn, en, als ze besmet zijn, weinig gevaar opleveren voor hun ouders.

Wel is het, denk ik, zo dat je als leerkracht in het basisonderwijs van doen hebt met meer kinderen dan in de gezinssituatie. De kans om als leerkracht besmet te raken, acht ik daarom hoger, dan als ouder. Overigens is het zo dat het aantal besmette kinderen vanaf 10 jaar oploopt naarmate de leeftijd oploopt. Daarbij neemt ook de kans op overdracht van besmetting naar volwassenen toe.

Al met al geven de cijfers aanleiding om te beginnen met het openen van de basisscholen. Toch hoor ik dat binnen het OVT (Outbreak Management Team) onenigheid bestaat. Ook begrijp ik dat er onderzoek is dat bovengenoemd rooskleurig beeld weerspreekt. Epidemioloog Pierre van Damme zegt op basis jonge kinderen even vatbaar zijn voor de infectie als volwassenen, maar dat zei de infectie minder gemakkelijk doorgeven. Dat is toch weer wat anders dan Van Dissel vertelt. Al met al is het nu nog te vroeg om te stellige conclusies te trekken.

Goosens bepleit ervoor dat iedere versoepeling dient samen te gaan met nauwgezette monitoring. Nieuwsuur van 21 april laat evenwel zien dat Nederland nog lang niet klaar is voor uitgebreid contactonderzoek. Dacht minister De Jonge soms dat probleem even met een app op te lossen?

RIVM en de mondmaskers

Van Dissel geeft eindelijk een toelichting op het gebruik van mondmaskers. De chirurgische mondmaskers deelt hij in twee typen in, te weten II en IIR. Type II vangt druppels op van binnen naar buiten, en dienen er vooral toe dat de ander niet besmet raakt. Het type IIR vangt druppels van binnen naar buiten op, en dient dus ter bescherming van de drager van het masker.

Of het IIR-type daarnaast ook druppels van binnen naar buiten opvangt, is mij niet helemaal duidelijk. Van Dissel zegt niet uitdrukkelijk dat dit gebeurd. Als ik echter op Wikipedia kijk, dan lees ik dat zowel type II als IIR ademweerstand bieden. Daarmee zal bedoeld zijn dat de omgeving worden beschermd tegen de drager van het mondmasker. Type IIR werkt op dat punt overigens beter dan Type II. Type IIR biedt daarnaast ook spatweerstand.

Daarmee zal dan wel bedoeld zijn dat de drager beschermd is voor de omgeving. Type IIR biedt dus in alle opzichten beter bescherming dan type II. Om coronabesmettingen te voorkomen en zorgsituaties lijkt het me daarom zaak in te zetten, behalve op zwaardere maskers voor zwaardere gevallen, vooral in te zetten op chirurgische mondmaskers van het type IIR.

 Hoe in groten getale aan mondmaskers van het type IIR te geraken, is dus een belangrijke vraag voor de verantwoordelijke minister. Ik zou de minister willen aanraden er ook maar alvast rekening mee te houden dat bedrijven die weer willen opstarten, ook massaal kiezen voor dit type mondmasker.

Goed nieuws uit Gent

Inmiddels is het vrijdagochtend 24 april. Ik kijk op teletekst en zie dat de onlineomzet van supermarkten de afgelopen tijd is verviervoudigd. Bezorgen is populair omdat mensen de fysieke winkel mijden. Dat mensen ook recycleperrons mijden, is dus een voor de hand liggende gedachte.

Op VRT nws lees ik Het Universitair Ziekenhuis van Gent heeft een kritieke coronapatiënt er in snel tempo bovenop geholpen, door hem bloedplasma te geven van iemand die het virus al had overwonnen. Het gaat om een man die beademd werd. Arts en immunoloog Bart Lambrecht vertelt: ‘De man in kwestie heeft een ernstige stoornis in zijn afweersysteem. Hij maakt geen antistoffen aan voor het coronavirus en het was dus onmogelijk hem zelfstandig te genezen. Het ging van kwaad tot erger. Het virus zat al 25 dagen in zijn lichaam en hij lag al 14 dagen op beademing. We vreesden even dat we de man gingen moeten opgeven. Maar toen vonden we iets in de literatuur. In China hebben ze behandeling uitgeprobeerd met een transfusie van bloedplasma, van iemand die al eerder was genezen van de ziekte.’

Over het resultaat zegt Lambrecht: ‘Het effect was echt opmerkelijk. Amper twee dagen later konden we alle beademingstoestellen uitzetten. De patiënt ligt ondertussen ook niet meer op de afdeling intensieve zorgen, het gaat steeds beter met hem.’ De genezing stemt hem hoopvol: ‘Je hoort zoveel negatief nieuws over het virus. Maar als je dan een patiënt met zo’n ernstige afwijking kan genezen. Dat is heel bemoedigend. Met de juiste behandeling is er heel veel mogelijk. (…) We experimenteren momenteel ook met andere medicijnen, het zijn eigenlijk medicijnen voor reuma, en ook daar zijn de resultaten veelbelovend.’

Zo eindig ik toch met goed nieuws.