Wij moeten ons grote zorgen maken over de onrustbarende islamisering van het Nederlandse onderwijs

benno
Wervingsfilm van de Stichting Islamitisch Primair Onderwijs Rijnmond (SIPOR). Beeld: Islamitische basisschool Hiraa te Rotterdam.

De islamisering van Nederland is al tientallen jaren gaande, vooral door immigratie, maar ook door politieke druk in binnen- en buitenland. Het heeft er alle schijn van dat opwinding over het Israëlische optreden tegen de radicale Hamas-moslims in de Gazastrook een nieuwe impuls geeft aan die islamisering. Nederland onderscheidt zich daarbij van veel andere westerse landen door het gebrek aan weerstand tegen de islam. Dat terwijl het buigen voor de islam (ook door ‘zelfislamisering’) toch ernstige risico’s voor westerse waarden, rechten en vrijheden met zich meebrengt, evenals ernstig verlies van maatschappelijke samenhang. Benno de Jongh schetst deze weken in Wynia’s Week hoe de islam greep krijgt op Nederland en wat er nog aan te doen is.

Vandaag deel 2: De islamisering van het Nederlandse onderwijs.

Net als veel andere terreinen van de samenleving, islamiseert ook het Nederlandse onderwijs. De islam krijgt een steeds grotere greep op basisscholen, middelbare scholen en universiteiten. Daarnaast is er ook een flinke toename van het ‘informeel onderwijs’: avond- en weekendscholen waar de orthodoxe islam de norm is.

De duidelijkste indicatie van de islamisering van het onderwijs zijn de meer dan 2000 religieuze avond- en weekendscholen in ons land. Hoeveel er hiervan islamitisch zijn is niet precies duidelijk, maar het betreft het overgrote deel.

Versterking van de oemma

De Turkse overheid financiert een deel van deze Nederlandse weekendscholen. De Turkse president Recep Erdoğan zei bij de introductie in 2018 dat het ‘weekendscholenproject’ als doel heeft dat Turken in Europa hun godsdienst en de Turkse taal moeten beschermen, omdat die anders verloren gaan. Dat is de officiële lezing, maar het eigenlijke doel is veel meer de versterking van de oemma, de wereldwijde, grenzen overstijgende, Arabisch-soennitisch georiënteerde eenheid van moslims.

Deze informele scholen staan niet onder toezicht van de Inspectie van het Onderwijs. Organisaties als Süleymancılar, die invloed hebben op Turkse ministeries, laten zich in Nederland vertegenwoordigen door de Stichting Islamitisch Centrum Nederland die weer eigen moskeeën in beheer heeft waar vaak ook weekendscholen aan verbonden zijn.

Kinderen op salafistische moskeescholen leren onder meer dat mensen met een ander geloof of levensovertuiging de doodstraf verdienen. Ook leren zij zich af te keren van de Nederlandse samenleving en de beginselen van gelijkheid en vrijheid, zo bleek in 2019 uit onderzoek van Nieuwsuur en NRC Handelsblad. Op verschillende moskeescholen onderwijzen docenten dat moslimjongeren moéten vertrekken uit dit ‘ongelovige land’ om zich te vestigen in een islamitisch land.

Het onderzoek leek de ogen te openen van politiek Den Haag. Demissionair staatssecretaris Mariëlle Paul wil een plan van minister Dennis Wiersma (beiden VVD) van het vorige kabinet doorzetten om de onderwijsinspectie een rol te geven bij het toezicht op het informeel onderwijs, zoals weekendscholen. Volgens het plan moet de minister in het uiterste geval de instelling kunnen sluiten.

Ambtelijke tegenwerking

Dat was buiten de inspectie gerekend, die niets ziet in de ‘route van het onderwijstoezicht’. De instantie vindt zichzelf niet geschikt voor het toezicht op ‘bewust heimelijke activiteiten. Dat zou leiden tot een andersoortige taak, die niet aansluit bij het huidige instrumentarium’. Verder heeft de inspectie ‘principiële zorgen over het verworden tot scheidsrechter in morele discussies in kerkelijke, politieke en maatschappelijke sfeer’. Het past in het bredere plaatje van ambtenaren die zich weinig aantrekken van politieke besluiten, vooral bij thema’s als immigratie, de islam en Gaza. 

Het streven is dat het wetsvoorstel om te kunnen ingrijpen op informele scholen eind van het jaar naar de Raad van State gaat en vervolgens naar de Tweede Kamer. Zes jaar na het alarmerende onderzoek is er concreet dus nog maar weinig gebeurd. Niet alleen ambtelijke tegenwerking, bureaucratie en kort zittende kabinetten zorgen voor vertraging bij inspectie van de weekendscholen. Ook wetenschappers als Leo Lucassen en Maurits Berger die zich roeren in het publieke debat zijn fel gekant tegen overheidsingrijpen op deze scholen.

Met artikel 6 van de Nederlandse Grondwet in de hand, waarin vrijheid van godsdienst wordt gewaarborgd, is volgens de  Leidse hoogleraren zo’n beetje alles in moskeeën en scholen toegestaan. De overheid probeert de Koranscholen verdacht te maken, menen zij. Zelfs de Toeslagenaffaire wordt er bijgehaald om aan te tonen dat de overheid het vooral op moslims heeft gemunt. De beschuldiging van islamofobie aan iedereen die iets kritisch durft te zeggen over de islam, is nooit ver weg bij lieden als Lucassen en Berger, wiens leerstoel wordt betaald door de sultan van Oman.

Drempel voor starten nieuwe school is verlaagd

Ook in het reguliere onderwijs rukt de islam op. In 2026 openen negen nieuwe islamitische basisscholen de deuren. Dat is het hoogste aantal in één jaar tijd tot nu toe. Het gaat om scholen in onder meer Arnhem, Gouda en Groningen. In totaal telt Nederland meer dan honderd islamitische basisscholen. De stijging komt onder meer door een nieuwe scholenwet die de drempel heeft verlaagd voor het starten van een nieuwe school. Volgens de overheid ‘draagt dit bij aan meer variëteit in het onderwijs’.

Het lokale bestuur stribbelt af en toe tegen als het gaat om de vergunningverlening aan islamitische basisscholen, met als argument het bestrijden van segregatie. Om die reden was de gemeente Groningen tegen de komst van de eerste islamitische basisschool in de stad. Toch tekende minister van Onderwijs Eppo Bruins (NSC) bij het kruisje en de komst van basisschool Al Kitaab – de naam betekent Het Boek – is een feit. De school is onderdeel van de landelijke Stichting Noor, die al islamitische scholen heeft in Almere, Hilversum, Leiden, Lelystad en Utrecht.

Bruins verklaarde: ‘Alhoewel er begrip bestaat voor de door de gemeente geuite zorgen, kunnen deze niet leiden tot een ander besluit aangezien die zorgen geen onderdeel uitmaken van het wettelijk omschreven toetsingskader.’ Het is typerend voor een overheid waar – welk kabinet er ook zit – islamisering niet of nauwelijks op de agenda staat.

Ook het aantal islamitische middelbare scholen neemt de laatste jaren in rap tempo toe. Het zijn er op dit moment acht: twee in Amsterdam, twee in Den Haag, twee in Rotterdam, één in Utrecht en één in Amersfoort. Vijf daarvan kwamen er de afgelopen vijf jaar bij.

De volgende islamitische middelbare school, nummer negen, komt in de komende jaren in Almere te staan: een islamitische mavo. Ettihad, maatschappelijk platform islamitische gemeenschap, spreekt van een ‘historische en gezegende mijlpaal’ en kondigt de komst met ’trots, dankbaarheid en vreugde’ aan. De school gaat ‘Novum Saeculum’ heten, Latijn voor ‘De Nieuwe Generatie’.

Hoofddoeken en gebedsruimten

Deze nieuwe generatie leerlingen wordt wel geacht zich aan de eeuwenoude kledingvoorschriften te houden, die volgens islamitische traditie vooral voor meisjes geldt. Of zoals de organisator het stelt: de school staat open voor iedereen, maar leerlingen worden wel geacht zich te kleden naar de fatsoensnormen van een islamitische identiteit. Provocerende kleding is niet toegestaan. In de kledingvoorschriften komt te staan dat meisjes geacht worden een hoofddoek te dragen en niet te strakke kleren aan te trekken.

Steeds vaker voeren leerlingen, ouders, islamitische belangenorganisaties en onderwijsbonden druk uit op schoolbesturen om een gebedsruimte in te richten op openbare scholen. Met enige regelmaat worden petities gestart of acties georganiseerd als besturen weigeren. Scholen zijn niet verplicht een gebedsruimte in te richten, oordeelde de Commissie gelijke behandeling in 2000, inmiddels overgegaan in het College voor de Rechten van de Mens.

School hoeft bidden niet te faciliteren

Een recent voorbeeld is het Cobbenhagenlyceum in Tilburg dat, ondanks herhaaldelijk verzoek van de vader van een leerling en de belangenclubs Moslim Empowerment Tilburg en Muslim Rights Watch Nederland, weigerde een speciale gebedsruimte in te richten. De gemeente Tilburg stelde als compromis een multifunctionele stilte- of bezinningsruimte voor, maar daar voelden beide partijen niets voor.

Muslim Rights Watch Nederland besloot juridische stappen tegen de van oorsprong katholieke school te nemen. En als protest tegen het schoolbesluit organiseerde de moslimorganisatie ook een gebed voor de ingang van het schoolgebouw. Staatssecretaris Paul antwoordde op Kamervragen van Doğukan Ergin van Denk dat er geen verbod is op bidden, maar dat de school bidden niet hoeft te faciliteren.

Het Zadkine College in Rotterdam is een ander recent voorbeeld van een school waar de druk om een gebedsruimte steeds hoger werd opgevoerd. Afgelopen november kreeg bestuurder Marloes de Vries veel kritiek nadat er een mail uitlekte waarin stond dat er wordt gehandhaafd op ‘actieve geloofsbelijdenis’. De Vries zei in een interview dat christelijke collega’s wel mogen bidden ‘als ze hun handen willen vouwen voor het eten’, maar noemde het ‘onwenselijk’ als moslimcollega’s hun gebedskleed uitrollen.

Dat was tegen het zere been van belangenorganisaties. De onderwijsvakbonden noemden de regels rondom het bidden ‘storend’. Het verbod gaat tegen de wet in, stelde het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ook de Rotterdamse onderwijswethouder Said Kasmi bemoeide zich met de kwestie. Hij reageerde dat ‘het niet van respect getuigt dat werknemers en leerlingen hun recht wordt ontzegd op het belijden van hun geloof’.

Van kolfruimte tot islamitische bidruimte

De school boog voor de toenemende druk, trok de mail terug en betuigde spijt. De onderwijsinstelling paste ook het artikel over het bidverbod aan in het studentenstatuut. De Vries stopte als bestuurder, volgens de school omdat haar termijn afliep. 

De roep om gebedsruimten wordt niet alleen in scholen steeds luider, maar ook in andere overheidsgebouwen en bedrijven. Organisaties richten dan vaak een ruimte in die meerdere doelen tegelijk heeft zoals een stilteruimte, kolfruimte, yogaruimte en bidruimte. Dit soort ruimten worden vaak uiteindelijk toch vooral bidruimten, die in de praktijk dan door aanhangers van één geloof worden gebruikt: de islam. 

Islamisering aan de universiteiten

De universiteiten hebben al langere tijd gebedsruimten die primair op moslims zijn gericht. Andere religies worden niet eens meer genoemd op de website van bijvoorbeeld de Vrije Universiteit: ‘De gebedsrichting in de ruimte is herkenbaar door het tapijt dat naar de Qibla is gericht. Een Koran is in de ruimte aanwezig. Een scheidingsgordijn maakt afzonderlijk gebed door mannen en vrouwen mogelijk. In het voorportaal van de gebedsruimte zijn voor mannen en vrouwen gescheiden wasgelegenheden aangebracht.’

In het wetenschappelijk onderwijs spelen ook veel andere kwesties rondom islamisering. Meest in het oog springend zijn de anti-Israël-protesten sinds 7 oktober 2023. Volgens de officiële lezing protesteren studenten tegen de samenwerking van hun eigen universiteit met Israëlische universiteiten.

Er speelt echter veel meer. De groep demonstranten bestaat uit studenten en medewerkers van universiteiten, maar ook uit beroepsactivisten, islamisten en relschoppers, veelal van buitenlandse afkomst. Veel demonstranten flirten nadrukkelijk met islamitisch terrorisme, getuige de overeenkomsten met populaire Hamas-modeaccessoires zoals keffiyeh, haarband, scherfvest en gezichtsmasker.

De leuzen, soms in het Arabisch, meestal in het Engels, richten zich behalve tegen het universiteitsbestuur tegen de politie, de minister-president, de burgemeester, zionisten, Israël en het Westen. Voor de buitenstaander is het beeld helder: compassie met het Palestijnse volk en kritiek op de Israëlische regering zijn niet de enige drijvende kracht achter de protesten. De demonstranten worden gevoed door massahysterie en anti-westerse sentimenten, met een in hun ogen onwrikbaar goed-slecht-schema. De Gazanen, oftewel de moslims, oftewel ‘mensen van kleur’ staan voor de slachtoffers. De Israëli’s, oftewel de westerse wereld, oftewel de ‘witten’ zijn de daders.

Geradicaliseerde docenten

Het ene na het andere Nederlandse universiteitsbestuur zwicht onder de druk van de agressieve demonstranten en verbreekt de banden met Israëlische universiteiten. Het aantal hoogleraren en docenten dat zich uitspreekt tegen het steeds verder onder druk komen te staan van academische vrijheden, is op één hand, misschien twee, te tellen. Sterker nog: universiteitsmedewerkers gedragen zich steeds vaker als activisten, binnen én buiten de collegezalen.

Een van de meest radicale docenten is Harry Pettit, docent Sociale Geografie aan de Radboud Universiteit, die tijdens zijn college haat tegen ‘zionisme’ aanjaagt en ‘zionisme’ vergelijkt met nazisme, zoals de Brussen & Veelo Podcast met een gelekt audiofragment aantoonde.

Mohammed Khatib

Pettit pleit openlijk voor de ontmanteling van Israël en betitelt studenten die hem bekritiseren als ‘genocide-aanhangers’. Hij is ook een van de mensen achter Situating Palestine en nodigde de omstreden pro-Palestijnse activist Mohammed Khatib uit om te komen spreken op de Radboud.

Khatib is een van de voormannen van Samidoun, een organisatie die door de Duitse regering is verboden en op de EU-terreurlijst staat. Pettit noemde de beslissing van het kabinet om Khatib de toegang tot het land te ontzeggen ‘schandalig’ en ‘angstaanjagend’. Niet veel later was Pettit van de partij toen een lezing van de pro-Israëlische Rawan Osman ruw werd verstoord.

Islamkritische wetenschap is afwezig

Een aanzienlijke groep activistische docenten draagt bij aan een klimaat op universiteiten waarin voor kritische geluiden steeds minder ruimte is. Islamkritiek is voorbehouden aan een select clubje hoogleraren, van wie de meesten met een Leidse connectie, zoals Paul Cliteur en Afshin Ellian, en de in 2015 overleden arabist Hans Jansen.  

Het tegenovergestelde is wel vaak het geval. Vrijwel alles wat met de islam te maken heeft, wordt vergoelijkt middels een wetenschappelijk stempel. Denk aan de ingezonden opiniestukken over de weekendscholen van hoogleraren als Lucassen en Berger. Een ander voorbeeld is het onlangs verschenen Nationaal onderzoek moslimdiscriminatie van de Universiteit Utrecht.

Dat onderzoek werd verricht in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en omarmd door islamisten en links-progressieve partijen. Ze zien er het zoveelste bewijs in dat in Nederland moslims bij uitstek hebben te lijden onder discriminatie en ‘islamofobie’, een term die de wereld in is geholpen door de Moslimbroederschap om elke vorm van islamkritiek bij voorbaat verdacht te maken. Het ‘kwalitatief onderzoek’ kreeg veel kritiek, ook uit wetenschappelijke hoek. Zo zou het niet aan de wetenschappelijke standaard voldoen, onder meer vanwege de interviews met leden van moslimbelangenclubs, het beperkte aantal geïnterviewden en de lastig te verifiëren, onduidelijke anekdotes.

‘Onderwijs is de toekomst’

Politici buitelen over elkaar heen om het belang van onderwijs te benadrukken. Tegelijkertijd wordt islamitisch onderwijs op grote schaal gefaciliteerd of zelfs gepromoot. Steeds meer kinderen, met allerlei achtergronden, krijgen normen en waarden die rechtstreeks ingaan tegen de westerse beschaving met de paplepel ingegoten.

De vraag is hoelang de overheid nog lijdzaam toekijkt hoe de zaadjes van orthodoxie geplant worden in de hoofden van kinderen en jongvolwassenen. Onderwijs is de toekomst, hoor je beleidsbepalers vaak plechtig zeggen. Dat kan zo zijn, maar als het onderwijs een steeds islamitischer karakter krijgt, hoef je niet lang te raden naar de invulling van die toekomst.

Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee? Kijk HIER. Hartelijk dank!