Wopke Hoekstra’s nieuwe klimaatdoel is een onwetenschappelijke slag in de lucht

Eurocommissaris Wopke Hoekstra komt deze week met nieuwe klimaatplannen. De EU-landen moeten in 2040 90 procent minder broeikasgassen uitstoten, maar krijgen de nodige flexibiliteit om dat doel te halen. Dat lijkt misschien positief, maar de uitgangspunten van het Europese klimaatbeleid rammelen nog steeds aan alle kanten.
Op 2 juli zal de Europese Commissie (EC) bij monde van klimaatcommissaris Wopke Hoekstra het lang verwachte EU- klimaatdoel voor de uitstoot van broeikasgassen in 2040 aankondigen: een reductie van 90 procent ten opzichte van de uitstoot in 1990. Het is een aanvulling op de twee al eerder vastgelegde reductiedoelen van de Europese Green Deal (EGD): 55 procent in 2030 en 100 procent (Netto-Nul) in 2050. Met de vaststelling van het nieuwe klimaatdoel geeft de EC invulling aan een verplichting uit de Europese Klimaatwet van 2021 waarin de EGD is verankerd. Het Europees Parlement moet het nieuwe doel nog wel goedkeuren, maar dat lijkt een formaliteit.
Dat het 90 procent zou worden stond al lange tijd vast. Het heeft alleen enige tijd nodig gehad om het Brusselse besluit, in de woorden van Hoekstra, ‘politiek te laten landen’. Dat is uiteindelijk gelukt door de regels te versoepelen: de reductie van broeikasgassen hoeft niet meer uitsluitend plaats te vinden op het grondgebied van de EU, zoals oorspronkelijk de bedoeling was. Het is wel tegen de zin van de Europese Wetenschappelijke Adviesraad voor Klimaatverandering en ook tegen het zere been van de klimaatbeweging en haar geassocieerde klimaatjuristen. De laatsten hebben al laten weten dat de versoepeling de mensenrechten van de EU-burgers in gevaar brengt en dat het de deur openzet voor nieuwe klimaatrechtszaken.
Aanzienlijke aanscherping
Onderstaande grafiek laat zien hoe het nieuwe doel past binnen de al bestaande doelen. Op de verticale as staat de uitstoot van broeikasgassen in de EU als fractie van de uitstoot in 1990. Op de horizontale as staat de tijd in kalenderjaren.

De grijze gestippelde lijn geeft het huidige reductiepad aan, aannemende dat de uitstootreductie in 2040 (77,5 procent) precies valt tussen de al bestaande doelen van 2030 (55 procent) en 2050 (100 procent). Het beginpunt in 2020 ligt op 66 procent conform de officieel gerapporteerde uitstootreductie in de gezamenlijke EU-landen van 34 procent. De donkeroranje lijn staat voor het nieuwe reductiepad met de voorgestelde reductie in 2040 van 90 procent. Het nieuwe doel betekent een aanzienlijke aanscherping van het EU-klimaatbeleid.
De voorgestelde 90 procent past geheel binnen het politieke en wetenschappelijke frame dat destijds ten grondslag lag aan de EGD en de wettelijke verankering ervan in een bindende Europese Klimaatwet. De opwarming van de aarde werd in Brussel gezien als een existentieel gevaar van ongekende omvang. Eind 2019 riep het Europees Parlement met een overweldigende meerderheid de klimaatnoodtoestand uit. Volgens de toenmalige klimaatcommissaris Frans Timmermans stond niet minder dan ‘het lot van de mensheid op het spel’.
Binnen de EU kreeg de strijd tegen de opwarming van de aarde de allerhoogste prioriteit en dat resulteerde uiteindelijk in de EGD, het uiterst ambitieuze en ingrijpende klimaatbeleid waarmee Europa het klimaatleiderschap in de wereld opeiste. Europa zou het ‘eerste klimaatneutrale continent’ moeten worden in de vaste overtuiging dat de overige landen het Europese voorbeeld wel zouden volgen.
De wetenschappelijke basis onder de uitstootdoelen van de EGD (55 procent in 2030 en Netto-Nul in 2050) gaat terug naar het SR15-rapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) uit 2018. In dat rapport maken de IPCC-wetenschappers aannemelijk dat een wereldwijde opwarming van maximaal anderhalve graad Celsius ten opzichte van de pre-industriële periode (de meest vergaande en ambitieuze opwarmingsgrens uit het Akkoord van Parijs) in theorie haalbaar is. Maar dan zou wel de wereldwijde CO2-uitstoot drastisch moeten worden gereduceerd tot Netto-Nul halverwege de eeuw met als tussendoel in 2030 een reductie van 45 procent ten opzichte van de uitstoot van 2010. In de EGD is het ambitieuze opwarmingsdoel van anderhalve graad overgenomen en zo ook de daarbij behorende uitstootdoelen in 2030 en 2050. Het tussendoel in 2030 wordt 55 procent omdat de EU als referentiejaar voor de uitstoot van broeikasgassen 1990 gebruikt in plaats van 2010.
Kwestieuze uitgangspunten
Met de bestaande reductiedoelen (de grijze stippellijn in de grafiek hierboven) zou de opwarming in 2050 en daarna uitkomen op 1,56 graad, ruim boven de norm van anderhalve graad. Om aan de norm te voldoen is in 2040 een reductie nodig van minstens 95 procent. Dat is ook wat de Europese Wetenschappelijke Adviesraad voor Klimaatverandering heeft geadviseerd, maar dat vond de EC kennelijk te gortig. Het gevolg is wel dat de opwarming in 2050 met de voorgestelde 90 procent nu uitkomt op 1,52 graden, ietsje boven de vastgestelde norm van anderhalve graad maar een kniesoor die daar een punt van maakt.
De door de EC voorgestelde aanscherping van het klimaatbeleid mag dan in lijn zijn met de politieke en wetenschappelijke uitgangspunten van de EGD, die uitgangspunten zijn wel in hoge mate kwestieus. Dat waren ze al bij de invoering van de EGD in 2020, en nu, nog geen vijf jaar later, is dat duidelijker dan ooit. De radicale ‘Alleingang’ waar de EU met de EGD voor heeft gekozen roept misschien bij velen warme gevoelens op, het zal de oplossing van het wereldwijde klimaatprobleem niet veel dichterbij brengen. Ook dat is inmiddels in de afgelopen vijf jaar wel gebleken.
Wat zijn zoal die kwesties van de EGD? Hieronder een kort overzicht.
Zoals gezegd: het alles overkoepelende doel van de EGD is een beperking van de wereldwijde opwarming van de aarde van maximaal anderhalve graad. Het is een lofwaardig streven, maar wel gespeend van iedere realiteitszin. Op dit moment bedraagt de wereldwijde opwarming al ruim 1,2 graden. Volgens de laatste projecties zal de anderhalve graad definitief worden overschreden tussen 2030 en 2035. En dan zijn er nog ruim vijftien jaren te gaan. Kortom, de EU streeft een opwarmingsdoel na waarvan onomstotelijk vaststaat dat het onmogelijk kan worden gehaald. Dat is bestuurlijk illusionisme.
De EU wil ook nog eens ‘s werelds eerste klimaatneutrale continent worden door de uitstoot van broeikasgassen op het grondgebied van de EU terug te brengen naar Netto-Nul in 2050. De Netto-Nul staat niet op zichzelf maar is rechtstreeks afgeleid van de illusoire anderhalve graad-doelstelling. Koste wat kost doorgaan met de Netto-Nul betekent het loslaten van de koppeling met de anderhalve graad en van de ondergeschikte Netto-Nul een doel op zich maken. Dat is bestuurlijk opportunisme.
Maar er is meer. Mocht het al lukken met de Netto-Nul, dan zal dat nauwelijks effect hebben op de wereldwijde opwarming, eenvoudigweg omdat de uitstoot van broeikasgassen in de EU maar een geringe fractie uitmaakt van de wereldwijde uitstoot. Het streven naar klimaatneutraliteit is zeer ingrijpend en kostbaar maar levert geen of weinig opwarmingswinst. Kortom, ‘all pain and no gain’.
Wetenschappelijke grondslag
In het SR15-rapport dat ten grondslag ligt aan de EGD gaan de IPCC-wetenschappers uit van een universeel lineair verband tussen opwarming en cumulatieve CO2-emissie sinds de pre-industriële periode. Dat is een ernstige en aantoonbare misvatting. Het lineaire verband bestaat wel, maar geldt alleen voor het verleden toen de uitstoot exponentieel toenam. Bij een gelijkblijvende uitstoot in de nabije toekomst en een afnemende CO2-uitstoot in de wat verdere toekomst is er in de verste verte geen sprake van een lineair verband. De uitstootdoelen van de EGD zijn gebaseerd op een niet bestaand lineair verband en daarom niet meer dan willekeurige slagen in de lucht. En dat geldt dus ook voor het nieuwe uitstootdoel van Hoekstra. De EGD-reductiedoelen zijn gebaseerd op wetenschappelijk drijfzand en onnodig restrictief.
CO2 is verreweg het belangrijkste broeikasgas, maar niet het enige. Een ander belangrijk broeikasgas is CH4 (methaan) dat vooral in de landbouw en in de fossiele industrie wordt uitgestoten. De EGD maakt geen onderscheid tussen CO2 en CH4; alle broeikasgassen worden op een hoop gegooid en ook de reductiedoelen gelden voor alle broeikasgassen. Wel wordt in de boekhouding rekening gehouden met de verschillende sterkte van CO2 en CH4. Zo is volgens het IPCC 1 kilogram CH4 een ongeveer 28 maal zo sterk broeikasgas als 1 kilogram CO2. In de boekhouding komt de uitstoot van 1 kilogram CH4 terecht als een uitstoot van 28 kilogram equivalent CO2.
De logica achter die omrekeningsfactor is uiterst dubieus. CO2 en CH4 zijn twee verschillende broeikasgassen, ieder met een totaal verschillende dynamiek. CO2 is een langlevend broeikasgas dat voor een belangrijk deel wordt opgenomen door de natuur. CH4 is een kortlevend broeikasgas met een gemiddelde leeftijd van twaalf jaar dat na voldoend lange tijd vanzelf uit de atmosfeer verdwijnt. Echter, in de broeikasgasboekhouding bestaat er maar één broeikasgas en dat is CO2 of een CO2-equivalent. Het gevolg is dat uitgestoten CH4 met een gemiddelde leeftijd van twaalf jaar dankzij de boekhouding het eeuwige leven verwerft. Met als gevolg dat CH4-uitstoters tot in lengte van dagen worden aangeslagen voor een virtuele uitstoot waar ze part noch deel aan hebben.
Het is zonneklaar dat de wereldwijde opwarming de anderhalve graad norm ruimschoots zal overschrijden, tot diepe teleurstelling van de Europese beleidsmakers die daarmee het overkoepelende klimaatdoel van de EGD in rook zien opgaan. Als een laatste vertwijfelde poging om nog te redden wat er te redden valt, hebben de beleidsmakers hun toevlucht genomen tot CO2-verwijdering: het grootschalig en permanent verwijderen van in de atmosfeer aanwezige CO2. De Europese Wetenschappelijke Adviesraad voor Klimaatverandering heeft hierover al uitgebreid gerapporteerd en geadviseerd om CO2-verwijdering EU-wijd met hoge urgentie in te voeren. Ook de Nederlandse klimaatminister Sophie Hermans heeft in haar onlangs gepubliceerde klimaatplan voor Nederland, op voorspraak van de Nederlandse wetenschappelijke klimaatraad, een routekaart laten opnemen voor CO2-verwijdering waaruit eveneens een hoge urgentie spreekt.
Peperdure technologie
CO2-verwijdering uit de atmosfeer is technisch niet onmogelijk, maar is bij lange na nog geen volwassen technologie die al op korte of middellange termijn kan worden toegepast. Daarbij komt dat CO2 uit de lucht halen heel veel energie vergt en dus peperduur is. Dat heeft te maken met het feit dat CO2 in zeer kleine concentraties in de atmosfeer aanwezig is, in de orde van 0,04 procent. De natuurkunde leert dat je voor het scheiden en opslaan van CO2 uit de lucht bij zulke kleine concentraties, ongeacht de gebruikte technologie, minstens 140 kWh nodig hebt per ton CO2. Daar valt niet tegenop te innoveren.
Een eenvoudig sommetje laat al zien hoe onzinnig het hele idee van CO2-verwijdering is. Zoals gezegd zal de anderhalve graad niet worden gehaald in 2050 en zeker niet in 2100. Als het heel erg mee zit zal de opwarming in 2100 uitkomen op rond de twee graden, een halve graad boven de zelf gekozen norm van anderhalve graad. Om aan die norm te voldoen, moet er volgens het IPCC voor het einde van de eeuw 850 gigaton CO2 uit de lucht worden gehaald. Daarvoor zijn minimaal een kleine 200 kerncentrales nodig met ieder een vermogen van 1500 megawatt die vanaf 2050 vijftig jaar onafgebroken op volle toeren draaien. En daar bovenop komt dan nog de energie die nodig is voor de verwerking, het transport en de permanente opslag van de CO2 in de diepe ondergrond.
Maar het mooiste is dat CO2-verwijdering helemaal niet nodig is. Dat gebeurt al dankzij natuurlijke processen in de atmosfeer, daar hoef je niets voor te doen. Permanente CO2-verwijdering is een idée fixe ingegeven door het veronderstelde, maar niet bestaande lineaire verband tussen opwarming en cumulatieve CO2-uitstoot (zie hierboven). Op het moment dat de uitstoot stopt, zal de opwarming niet meer veranderen omdat de cumulatieve uitstoot dat ook niet doet. En omdat de opwarming direct afhangt van de CO2-concentratie, zal de CO2-concentratie vanaf het moment van stoppen ook niet meer veranderen. Dat laatste is een natuurkundige ongerijmdheid, omdat de natuurlijke opname van CO2 uit de atmosfeer door de oceanen en de biosfeer gewoon zal blijven doorgaan en als gevolg daarvan de CO2-concentratie in de atmosfeer zal dalen.
Tot zover de belangrijkste kwesties.
De wettelijke verplichting van de EC om een uitstootdoel voor 2040 vast te stellen, zou een uitstekende aanleiding zijn geweest voor een broodnodige heroverweging van de politieke en wetenschappelijke uitgangspunten van de EGD. Helaas, dat is er niet van gekomen. Alsof de wereld sinds 2019 heeft stilgestaan. Een gemiste kans voor de EC en klimaatcommissaris Hoekstra met als gevolg dat de oude EGD-expres uit 2019 vanaf 2025 met al zijn ernstige mankementen in dezelfde richting en met een nog hogere snelheid zal blijven doordenderen. Dat zal onherroepelijk een keer mis gaan.
Revancheren kan nog
Maar Hoekstra kan zich alsnog revancheren. Bij veel gelegenheden heeft hij een groot vertrouwen uitgesproken in de wetenschap (‘We doen dit allemaal omdat de wetenschap het voorschrijft’). Welnu, wat let de klimaatcommissaris om zijn wetenschappelijke klimaatraad advies te vragen over de hierboven beschreven kwesties? Het kan toch niet zo zijn dat gerede twijfel aan de fundamenten van het Europese klimaatbeleid onweersproken blijft. En al helemaal niet dat zijn nieuwe klimaatdoel niet meer dan een slag in de lucht is.
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. De groei en bloei van Wynia’s Week is te danken aan de donateurs. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!