Zijn de Amsterdamse excuses voor de slavernij een goed idee?

west-indisch-huis
Het West-Indisch Huis in Amsterdam, voormalig hoofdkwartier van de West-Indische Compagnie, die het monopolie had op de slaveninvoer in Suriname.

In het laatste lesuur voor een vakantie wilde mijn leraar Engels op school nog wel eens tips geven over het gebruik van deze nuttige taal in het dagelijks leven. De rest van het jaar vertaalden we alleen saaie, ingewikkelde Engelse teksten, maar in  zo’n ontspannen laatste uurtje vertelde de docent dat je die taal bij een bezoek aan Engeland ook kon  gebruiken.

Stapte je in dat land van de boot, dan was het volgens de leraar zaak om elke mededeling of vraag aan te vangen met de woorden ‘I am sorry’ of beter nog  ‘I am so sorry’.  Dat je je niet bewust was ook maar iets verkeerds te hebben gedaan, was niet van belang. Het bij voorbaat aanbieden van excuses leek aan de andere kant van de Noordzee net zo gewoon als het handen schudden in Nederland, want een vreemde man of vrouw aanraken was absoluut  ‘not done’  in het Verenigd Koninkrijk.

Excuses? Baat het niet, het schaadt evenmin

Aan deze nuttige tip moest ik denken toen de afgelopen weken duidelijk werd dat het gemeentebestuur van Amsterdam van plan is om op 1 juli 2020 excuses aan te bieden voor de slavernij. Net als het ‘I am so sorry’ lijkt dat een goede zet, hoewel al vele generaties lang niet één Amsterdammer nog slaaf is, slaven verkoopt of slaven bezit. Een kniesoor die daar aanstoot aanneemt. Baat het niet, dan schaadt het niet.

Bovendien lijkt de gemeenteraad onmachtig veel te veranderen aan de nijpende woningnood, de levensgevaarlijk criminaliteit en het grote tekort aan leraren en verplegend personeel  in onze hoofdstad en met  zo’n officieel excuus voor een wandaad uit het verre verleden kan het gemeentelijk bestuur toch daadkracht tonen.  

Was het maar zo eenvoudig. Dat lijkt zelfs het gemeentebestuur te beseffen, want het heeft naar goed vaderlands gebruik een commissie ingesteld, die onderzoek moet doen naar de vraag waarvoor dan precies excuses moeten worden aangeboden. Bovendien zijn er maar liefst veertig auteurs aangezocht een bijdrage te schrijven over de band tussen de stad Amsterdam en de slavernij.

Noch de commissie noch de auteurs hebben veel tijd voor reflectie en grondig onderzoek, want op 1 juli a.s. moeten de excuses er komen. Waarschijnlijk is er  – vrij naar Groucho Marx – al een aanbetaling gedaan voor de huur van de stoelen, de bloemstukken en de catering.

Hoe deskundig zijn Lucassen, Legêne en De Vries?

Er is echter een klink in de kabel gekomen, want in de gemeenteraad is twijfel ontstaan over de deskundigheid van de benoemde commissieleden. De voorzitster wordt oud-wethouder Andrée van Es, die weliswaar op geen enkele wetenschappelijk bijdrage  over de  geschiedenis van slavenhandel en slavernij kan bogen,  maar wel geacht wordt ‘de bestuurlijke stabiliteit’ van de commissie te waarborgen.

Blijkbaar is de wethouder bevreesd dat de commissieleden naar goed Amsterdams gebruik elkaar met zwaar vuurwerk, steekmessen en automatische wapens te lijf zullen gaan.  De andere leden van de commissie, van wie ik de namen kon achterhalen, hebben bij mijn weten evenmin specifiek  studie gemaakt van de slavenhandel en de slavernij.

Noch Leo Lucassen, noch Susan Legêne, noch Ben de Vries hebben volgens de Bibliography of Slavery and World Slaving ooit een internationale wetenschappelijk bijdrage gepubliceerd over de slavenhandel en slavernij, terwijl ik één ongepubliceerde conferentiebijdrage over de plantageslavernij kon ontdekken van commissielid Gloria Wekker.

In ieder geval doet de  samenstelling van de commissie  vermoeden dat ze geen onderzoek zal doen naar de vraag hoe de Amsterdammers oordeelden over de koloniale slavernij  aan de hand van de toenmalige normen en waarden. Voor een veroordeling volgens onze huidige normen heb je geen commissie nodig.

Was er in de zeventiende of achttiende eeuw  waar ook ter wereld  één stad, waar door slaven gemaakte producten werden geboycot,  investeringen in overzeese slavernijplantages werden afgekeurd en bestuurders van slavenkoloniën zijn gestraft of verbannen? En heeft Amsterdam op unieke wijze de afschaffing van de slavernij vertraagd? 

Uit die stad was immers een flink deel van het in de plantages geïnvesteerde kapitaal afkomstig en het is dan ook geen wonder dat deze Amsterdammers hun invloed aanwendden om ervoor te pleiten de slavernij pas dan op te heffen als er eerst een compensatieregeling was vastgesteld. Hebben beleggers in andere financiële centra in die tijd de vrijverklaring van de slaven zonder schadeloosstelling dan wel toegejuicht?   

Serie voor Wynia’s Week: hoe belandde Nederland in de slavenhandel, productie, beloning…

Mocht de commissie tot het oordeel komen dat Amsterdam inderdaad een unieke schadelijke rol in de slavernijgeschiedenis heeft gespeeld, dan lijkt een gebaar op z’n plaats. Maar nog voor de commissie met haar werkzaamheden begint, wijst alles erop  dat de stad Amsterdam helemaal geen uitzonderlijke positie in de slavernijgeschiedenis heeft ingenomen en dat het plan om excuses aan te bieden niet kan worden gebaseerd op een uniek Amsterdams historisch moreel tekort.

In de komende maanden hoop ik in een aantal bijdragen uit de doeken te doen hoe Nederland in de slavenhandel verzeild is geraakt, wat de slaven produceerden, hoe ze daarvoor beloond werden en hoe ze verzet pleegden en op welke manier er een einde is gemaakt aan de slavenhandel en de koloniale slavernij.  Ik kan alvast verklappen dat er over niet alleen in het slavernijverleden van Amsterdam, maar ook in dat van Nederland weinig unieks te ontdekken valt.