Politiek hoort bij het Songfestival maar laten we de hysterie beperken tot de acts

BinaAyar 4-5-24 nieuw
Joost Klein. Beeld: eo.nl

Met vallen en opstaan maakt Nederland weer serieus werk van het Eurovisie Songfestival dat dinsdag in Zweden van start gaat met de eerste halve finale. De inzending van Joost Klein (Europapa) stond op de derde plaats bij bookmakers. Fans houden van het festival, maar het evenement wordt ook geplaagd door ‘misverstanden’. Nu het liedjesfeest dankzij recente Nederlandse successen brede herwaardering geniet, kunnen we afrekenen met ten minste drie hardnekkige songfestivalmythes.

Net als bij veel anderen is mijn liefde voor het songfestival verbonden met mijn jeugd; met nostalgische songfestivalklanken in het ouderlijk huis, toen nog standaard gezongen in de eigen taal.  Typische songfestival termen (‘douze points’) en songfestivaltradities horen erbij, zoals punten geven aan de inzendingen. Jaren later worden die tradities met manlief en andere fans in ere gehouden. Jureren gaat uiteraard gepaard met scherp commentaar, al moet je tegenwoordig opletten dat het politiek-correct blijft.

Mythe 1: Oost-Europa heeft het songfestival verpest

Niet iedereen is even enthousiast. Een veelgehoorde klacht: Oost-Europa heeft het festival verpest. Dat misverstand is vooral hardnekkig in Nederland, en niet zonder reden. Met winnende parels als ‘De Troubadour’ (1969) van Lenny Kuhr en ‘Ding-a-dong’ van Teach-IN (1975) was Nederland ooit een songfestivalland. In de beginjaren, de jaren vijftig, won Nederland zelfs twee keer. In latere decennia gaat het ook best redelijk. De jaren negentig zien wisselende successen, met als hoogtepunt een vierde plek voor ‘Hemel en aarde’ van Edsilia Rombley in 1998.

Daarna gaat het bergafwaarts. Wat de schrijvers Dave Boomkens en Richard van de Crommert van Het Grote Songfestivalboek ‘de negen magere jaren’ noemen, valt samen met de komst van nieuwkomers op het festival. In de jaren negentig – na de Koude Oorlog en het uiteenvallen van Joegoslavië – debuteren deelnemers als Rusland, Polen en Kroatië. Begin 21e eeuw komen daar meer landen bij, zoals Servië, Albanië, Georgië en Azerbeidzjan.

Vanaf 2004 wordt ook een nieuw systeem geïntroduceerd; landen moeten zich nu in twee halve finales kwalificeren voor een finaleplek. Het eerste jaar gaat dat nog, maar vanaf 2005 lukt het Nederland acht jaar lang niet om een finaleplek te bemachtigen.

Het gebrek aan succes gaat gepaard met klachten. Met Oost-Europese landen die op elkaar stemmen, zou ons land geen eerlijke kans maken op een overwinning. In werkelijkheid winnen in die jaren (2005- 2012) slechts drie Oost-Europese nieuwkomers: Servië, Rusland en Azerbeidzjan. De meeste winnaars zijn gewoon oudgedienden, zoals Griekenland, Noorwegen en Duitsland. Het uitblijven van Nederlands succes ligt meer aan de kwaliteit van de liederen. Maar ook goede zangeressen komen niet verder dan de halve finale. Dat heeft vooral te maken met niet meebewegen met trends.

Anouk

Klachten over vriendjespolitiek zijn niet helemaal onterecht, al blijft dat niet beperkt tot Oost-Europese stemmers. Ook de startpositie van landen blijkt van invloed op het oordeel van televoters. Daarop wordt besloten om vakjury’s weer een stem te geven. De helft van de punten komt van de kijkers, de andere helft van ‘professionals’. Aan de magere jaren van Nederland komt in 2013 een eind door Anouks deelname met ‘Birds’. Daarna gaan we weer omhoog, met als voorlopig hoogtepunt de songfestivalzege van Duncan Laurence in 2019.

Mythe 2: Het songfestival is een freakshow, de muziek doet er niet toe

Vooral liedjes uit de jaren zestig, zeventig en tachtig zijn klassiekers geworden. Is er iemand die Waterloo van ABBA niet kent, of die niet één keer heeft mee geblèrd met Johnny Logans Hold me Now. Of nog beter: heeft geswingd op J’aime, j’aime la Vie van de Belgische kindster Sandra Kim. Ook recenter leverde het festival veel hits. Uit het Oosten komen eveneens mooie liederen, een van de vele ondergewaardeerde liedjes is wellicht Jan Jan van de Armeense Inga & Anush uit 2009.

Natuurlijk doet de act er ook toe. Visuele effecten, hilarische kostuums, theater en komische kwinkslagen zijn vaste prik. Lange tijd negeert Nederland dat gegeven. Pas in recentere jaren is er meer aandacht voor de ‘show’. Dit jaar belooft de regisseur van Joost Klein zelfs een revolutionaire act. Hij spreekt van ‘een nieuwe vorm van de maanlanding en fysiek bijna onmogelijk’. De eerste beelden tonen vooral ‘rariteiten’, zoals een blauwe kippenpak, waardoor de inzending is gezakt in de peilingen.

Een garantie voor succes is een goede of spectaculaire act ook niet, want wat hip of origineel is, is onderhevig aan golfbewegingen. Oneindig veel glitter en glamour is in sommige jaren de norm. Een tijdlang scoren vooral ‘novelty acts’. Finland wint zo in 2006 het festival met ‘Hard Rock Hallelujah’. Dat de bandleden zijn verkleed als monsters bevestigt het beeld van een freakshow. Invloeden van ‘folkmuziek’ zijn hot in de jaren nul, terwijl het in andere jaren draait om ballads. En wat voor wijn geldt, geldt ook voor het songfestival. Er zijn slechte en goede jaren, al blijft dat een kwestie van (wan)smaak. 

Bij een goede inzending zijn zowel de act als de artiest het liedje en de marketing in orde. Voldoende budget is ook belangrijk, en gelukkig raakt ‘camp’ nooit uit de mode. Maar hoe gek de deelnemers ook doen of zijn uitgedost; uiteindelijk kunnen ze ook goed zingen. Althans de meesten. 

Mythe 3: Politiek speelt geen rol op het songfestival

In 2022, kort na het uitbreken van de Oekraïne-oorlog, stemmen de kijkers de Oekraïense inzending van Kalush Orchstra naar nummer één. Een jaar eerder heeft Oekraïne pas echt een goed nummer: Shum van de Oekraïense electro-folkband GO_ A, maar dat nummer eindigt ‘slechts’ op de vijfde plaats. Typerend is wellicht ook de nek-aan-nekrace tussen Rusland en Oekraïne in 2016, die wordt gewonnen door de Oekraïense Jamala.

De bijna zeventigjarige geschiedenis van het festival kent subtiel en minder subtiel politiek protest. Politiek hoort evenveel bij het songfestival als windmachines en modulaties. Daar zitten wel grenzen aan: de Songfestivalorganisatie liet een toespraak van president Zelenski niet toe op het festival. Ook de oproep om Israël dit jaar uit te sluiten van deelname kreeg geen gehoor. Volgens songfestivalbaas Martin Osterdahl is het Eurovisie Songfestival niet de plek waar wereldwijde conflicten kunnen worden opgelost. En hij heeft gelijk: laten we ‘hysterie’ vooral beperken tot de acts.

Van historica en journaliste Bina Ayar verscheen in 2023 bij Uitgeverij Blauwburgwal het boek De Maakbare Mens. 

Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!