Hans Wiegel had branie en humor, maar was ook een lieve familieman die zichzelf kon relativeren

Progressieve politici houden van de mensheid. Conservatieve politici houden van de mensen. De maandag overleden Hans Wiegel (83) was een conservatief. Hij hield van mensen en daarom had hij plezier in de politiek. Hij schiep er genoegen in om met geharnaste tegenstanders te duelleren. Niet puur om de inhoud, maar om het theater.
PvdA-leider Joop den Uyl – premier van 1973 tot 1977 – was zijn meest geliefde tegenspeler. Diens linkse kiezers hadden in de jaren zeventig en tachtig een grote hekel aan Wiegel, die als geen ander kon waarschuwen tegen de socialistische hervormingsplannen van Den Uyl. Wiegel: ‘We moeten de kip met de gouden eieren niet slachten!’ Dat was toen het niveau van de politieke metaforen. Maar ook, wijzend met de vinger naar Den Uyl: ‘Sinterklaas bestaat, daar zie-ie!’
Het werkte. Kleine middenstanders en gewone, werkende mensen – die volgens de socialisten ‘objectief’ bij de PvdA thuishoorden – kozen voor de VVD. Dankzij Wiegel werden de liberalen een volkspartij. Wiegel was zelf van eenvoudige komaf. Zijn vader had laten zien dat je je kon ‘opwerken’ en dat je daar de staat niet voor nodig had. Integendeel, de hoge belastingen zetten een rem op – zoals de latere VVD-leider Mark Rutte dat altijd zo mooi formuleerde – ‘de mensen die iets van hun leven willen maken’.
Tegen ‘potverteren’
In die gepolariseerde periode zat achttien jaar lang – van 1971 tot 1989 – in de VVD-Tweede Kamerfractie een voormalig machinebankwerker. Wim Keja (1925-1995) had in de fabriek gestaan van Hollandia te Keizersveer, eigendom van de familie van Ruud Lubbers. Rutte zei vaak dat ‘mensen met een raar kapsel ook bij de VVD hoorden’. Nou, in de tijd van Wiegel voelden ook mensen in een blauwe overall zich er steeds vaker thuis, omdat ze op hun loonstrookje zagen hoeveel er door de staat werd ingehouden.
Tegenover de hoogdravende plannen van links om de samenleving te collectiviseren, stelde Wiegel nuchter dat ‘potverteren’ iedereen armer zou maken. En o, wat werd hij door links gehaat. Zijn finest hour kwam in november 1977. Na zeven maanden formeren, braken PvdA en CDA – Den Uyl en Dries van Agt – hun poging tot coalitievorming af. Het tweede kabinet-Den Uyl kwam er niet.
Van Agt (CDA) timmerde in no-time met vrind Wiegel een regering in elkaar. In goed vertrouwen sloten ze hun compromissen en vierden dat vervolgens tijdens een diner in het fameuze restaurant Le Bistroquet op het Lange Voorhout. Wiegel was wel zo link om een fotograaf in te seinen. De volgende dag stond de oerfoto van de kabinetsformaties in Het Vrije Volk en vervolgens in alle andere kranten.
De plaat werd een affiche. Alle studenten in Nijmegen – hoogstwaarschijnlijk ook de toenmalige geografiestudent Dick Schoof – hadden hem op hun kamer hangen. Met een tekstballonnetje waarin Wiegel tegen Van Agt iets zegt over de arbeiders, namelijk: ‘Gehakt is goed genoeg voor ze!’
Vele jaren later, als je bij Hans Wiegel op bezoek kwam in zijn pied-à-terre in de Nieuwe Schoolstraat, hartje Den Haag, en hem vertelde over dat affiche en over de weerstand die hij destijds aan de universiteiten opriep, dan bulderde hij van het lachen. Hij had zelf die fotograaf laten bestellen! Alsof hij wist dat ook die linkse oproerkraaiers enkele decennia later met heimwee aan hem zouden terugdenken.
Hans Wiegel was jeugdsentiment geworden. Hij was in 1967 als Tweede Kamerlid begonnen. Piepjong, hij was pas 25 jaar. De grap ging dat hij met zijn 20.000 gulden schadeloosstelling – het parlementaire jaarinkomen – ‘de best betaalde werkstudent van Nederland was’. Reeds na vier jaar werd hij fractievoorzitter. Na dat befaamde etentje in Le Bistroquet werd hij minister van Binnenlandse Zaken en vicepremier in het CDA/VVD- kabinet Van Agt.
Onovertroffen retorica
Zijn retorica als oppositieleider (1973-1977) was onovertroffen. Zelfs wie hem destijds hevig verachtte, moest erkennen dat Wiegel – meer nog dan Den Uyl, Van Agt en de enkele dagen voor hem overleden Jan Terlouw (D66) – ertoe had bijgedragen dat massa’s kiezers in de jaren zeventig en tachtig beseften dat de politiek echt ergens over ging. Zijn bijdrage aan de democratie was dat hij de zaken op scherp zette. Hij vluchtte niet in abstracties, maar hield het concreet, begrijpelijk en vermakelijk.
Hij was de enige politicus die tijdens televisie-interviews recht in de camera durfde kijken. Dat was van grote betekenis: hij richtte zich direct tot zijn potentiële kiezers. De toenmalige reporters van het NOS Journaal kregen ook weleens mensen voor de camera die totaal onervaren waren. Zij dachten dat ze ook recht in de lens ‘naar de kijkers thuis’ moesten kijken. Maar dan zei verslaggeefster Marijn de Koning: ‘Nee, nee, dat mag alleen de heer Wiegel.’
Vaak werd geschreven dat het recept van de VVD supersimpel was: belangenvertegenwoordiging van eigen huis en eigen auto. Maar achter deze rechttoe rechtaan politiek zat een liberaal idee. Wiegel was een dienaar van de publieke zaak, juist omdat hij ervan doordrongen was dat de overheid beperkt is in zijn handelen. Eerder probleem dan oplossing.
Wiegel werd in linkse kring verdacht van het aanzwengelen van burgerlijk egoïsme en het opstoken van de ‘vertrossing’ van de samenleving. Maar hij was een lieve man, die zichzelf kon relativeren. Hij had in zijn leven zijn portie ellende wel gehad. Zijn eerste vrouw Jacqueline – ze bestierde tussen 1973 en 1976 een kaasboetiek in het souterrain van huize Wiegel aan de Amsterdamse Leidsegracht – kwam in 1980 om het leven bij een verkeersongeval. Wiegel huwde daarna met Marianne, de zus van zijn eerste vrouw. Dat typeert zijn conservatieve instelling, maar waarschijnlijk ook zijn liefde voor zijn kinderen. Alles moest zoveel mogelijk op de oude voet doorgaan. In 2005 kwam ook Marianne – zij had een wijnhandel – bij een verkeersongeval om het leven. Wiegel zat die avond op haar te wachten in een restaurant. Ze was onderweg naar het etentje dat ze hadden afgesproken. Het werd later en later. Op een zeker moment ging Wiegel naar huis. Er stond een politieauto voor de deur.
Toen Marianne de macht over het stuur verloor, had ze twee honden in de auto. Eentje was op slag dood. De ander was uit het wrak verdwenen. Wiegel en zijn zoon gingen die januarinacht nog zoeken in de omgeving. Zoon Eric hing de volgende morgen affiches op met een foto van de hond Friso en het telefoonnummer van Wiegel. Zo kwam het dier weer thuis.
Wiegel had branie en humor. Dat moet hem na het tragische overlijden van zijn eerste en tweede vrouw op de been hebben gehouden. Hij zei altijd dat hij maar beter meteen door kon gaan met werken. Hij genoot van het politieke theater. Als minister van Binnenlandse Zaken was hij de laatste die nog in het Torentje aan het Binnenhof kantoor hield, de latere werkplek van de premiers. Als hij ’s avonds naar huis ging, liet hij bewust het licht branden. Dan reed hij even later in de dienstauto langs de Hofvijver en zei hij tegen de chauffeur: ‘Kijk, de minister is ook nog laat aan het werk!’
Voor de media geschapen
Tijdens de formatie van 1981, toen Van Agt weer met Den Uyl moeizaam probeerde een kabinet te vormen, was hij demissionair minister van Binnenlandse Zaken en vicepremier. Met alle soorten van genoegen nam hij op vrijdag de wekelijkse persconferentie van de minister-president over. Loepzuiver formulerend, wist hij dan de sfeer te wekken of hij aan het hoofd van een uitgebluste regeringsploeg toch nog even orde op zaken kon stellen in het goede vaderland. Hij voerde journalisten met quotes. Hij liet ze smullen. En na afloop bleven de meesten vertederd achter. Wat een heerlijke man! Wiegel was voor de media geschapen.
Opvallend in dat Haagse appartementje van hem was de boekenkast. Die had hij speciaal laten timmeren door een echte vakman. In een van de boekenplanken was een uitsparing naar boven gemaakt, zodat ruimte ontstond voor enkele boeken van extra groot formaat. Waren dat dan zo’n bijzondere boeken? Nee, niet echt. Als je opmerkte dat die verspringende boekenplank een knap stukje vakwerk was en dus moest worden gezien als een ode aan Wiegels vader, die immers een meubelmaker was geweest in Amsterdam en keihard moest hebben gewerkt om zijn zoon politicologie te laten studeren, zodat hij het in 1971 kon schoppen tot de op dat moment jongste fractieleider in de Tweede Kamer aller tijden, dan begon Wiegel te stralen alsof je zijn grote geheim had ontdekt. Hij bulderde van het lachen. En zei stilletjes: ‘Mooi, hè!’
Hij kon zich heel gewichtig voordoen, vooral door zijn manier van voortbewegen. Wiegel liep niet. Hij schreed. Hij hield altijd het tempo aan van de staatsman. Het was politiek ballet. Maar wat zat eronder? Een lieve familieman en een bescheiden persoonlijkheid. Hij had een vriendschap met een Brabants zakenman die zijn bedrijf vanuit het niets had opgebouwd tot een miljardenconcern. Als Wiegel logeerde in de enorme villa, stonden de mannen ’s ochtends vroeg in de keuken eieren voor elkaar te bakken. Dat was hun geluksmoment.
Wiegels vader had een zaak in de Amsterdamse Jordaan. Die liep zo goed dat ze naar het Gooi konden verhuizen. Als 12-jarige kwam hij daar op het gymnasium. In de derde klas was er een klasseavond. Alle elitejongetjes droegen een grijze pantalon en een blauwe blazer. Alleen Hansje Wiegel, toen 15, was in ribfluwelen pofbroek en in trui. Vooral die broek was stuitend, want op school heette zo’n kledingstuk ‘drollenvanger’. De volgende dag gingen Wiegels ouders met hun zoon naar een modezaak voor een grijze pantalon en een blauwe blazer.
Hij zou nooit meer iets aan dat uiterlijk veranderen, althans niet in het publiek. Thuis droeg hij een trui en een wijde corduroybroek. In de openbaarheid zat hij strak in het pak, met daaronder liefst een wit-blauw gestreept overhemd. Wiegel wist dat hij ‘herkenbaar moest zijn voor de mensen’. Zijn favoriete das had hij ooit voor een habbekrats gekocht bij de Hema. ‘Een perfecte das, blauw met witte spikkels.’ Na veertig jaar droeg Wiegel die das nog altijd.
Electoraal slimmigheidje
Ook zijn kapsel veranderde niet. Zijn hele politieke carrière hield hij de tooi van de Amsterdamse korpsbal uit de jaren zestig. Het was zijn conservatieve aard, maar ook een electoraal slimmigheidje. Wiegel wist dat kiezers niet van politici houden die voortdurend van opvatting veranderen en dus hield hij ook zijn uiterlijk hetzelfde. Dan zouden de mensen het wel snappen.
CDA-collega Dries van Agt veranderde begin jaren tachtig wel opeens zijn haardracht. In plaats van een scherpe scheiding opzij, kamde hij de haren naar achteren. In het zomerreces had hij die gedaanteverwisseling ondergaan. Op televisie werd hij erover ondervraagd. Van Agt zei dat hij het op aandringen van zijn vrouw en kinderen had gedaan. De interviewer knikte begripvol. Toen: ‘Ja, maar waarom moet het hele land daaronder lijden?’ Dat ontlokte dan weer een bulderende lach bij Wiegel.
Zelf had hij maar één concessie gedaan aan de nieuwe tijd. Dat was in 1971, toen hij zijn bril met zwaar zwart montuur inruilde voor wat hijzelf noemde ‘een gouden brilletje’. Misschien kwam het doordat Godfried Bomans tijdens de verkiezingscampagne in Elseviers Magazine had geschreven dat de jonge heer Wiegel vanuit de verte op Pieter van Vollenhoven leek. Die had ook zo’n zwarte bril. Later schakelde ook Van Vollenhoven over en was het dus de echtgenoot van de prinses die op de heer Wiegel leek, althans vanuit de verte.
In de jaren negentig en later ging Wiegel tot het randje van mogelijkheden om de koers van de VVD te beïnvloeden. Hij was tenslotte erelid. In de formatie van 1994 ging hij dineren met toenmalig VVD-leider Frits Bolkestein, die met Wim Kok (PvdA) en Hans van Mierlo (D66) een links-liberaal kabinet aan het smeden was. Weer zo’n foto in de kranten, maar nu met de suggestie dat Wiegel namens de conservatieve partijvleugel Bolkestein op de korrel had. Maar door het electorale succes van Bolkestein bij de Statenverkiezingen van 1995 – de VVD werd voor het eerst de grootste – en bij de Kamerverkiezingen van 1998 verdorde de invloed van erelid Wiegel in de VVD. Met Bolkestein kwam de VVD dichter bij een premierschap dan ooit tevoren.
Uiteindelijk zorgden de twee links-liberale kabinetten tussen 1994 en 2002 ervoor dat de VVD het monopolie op rechts verloor. De VVD werd een middenpartij, die ‘een gat op rechts liet vallen’. Pim Fortuyn en zijn politieke nazaten maakten daar in 2002 gretig gebruik van. De Lijst Pim Fortuyn (LPF) werd niet de grootste partij; dat werd het CDA. Anders hadden die LPF’ers moeten doen wat de een week eerder vermoorde Fortuyn vlak voor zijn dood had gezegd: Wiegel premier maken, omdat LPF en VVD samen veel groter waren dan het CDA.
Zijn laatste magistrale politieke optreden was in 1999. Hij was Eerste Kamerlid en maakte groot bezwaar tegen de invoering van een referendum. Maar dat was een van de ‘kroonjuwelen’ van D66 in de paarse coalitie met PvdA en VVD. Het kabinet-Kok II balanceerde op de rand van de afgrond. Zou Wiegel het durven om in het huis van staatsrechtelijke spinrag een kabinetscrisis te ontketenen? Hij was per slot fractieleider van de liberale senatoren. Het werd een thriller: ‘De Nacht van Wiegel.’ Hij liet zijn fractieleden vóór stemmen om de coalitie te redden. Maar zelf stemde hij ‘teugen’. Het kabinet was gered, maar Wiegels prestige ook.
Troostrijk beeld
Het was razend spannend, maar achteraf bezien, overspeelde Wiegel zijn hand. De VVD belandde enkele jaren later in een richtingenstrijd tussen Mark Rutte (links) en Rite Verdonk (rechts). De ereleden Wiegel en Frits Bolkestein kozen aanvankelijk de zijde van Verdonk. Maar zij verloor de interne verkiezingen. Bij de Kamerverkiezingen kreeg Verdonk meer stemmen dan lijsttrekker Rutte. Zij pleegde een ‘cafécoup’ en begon aan Ruttes stoelpoten te zagen. Wijselijk kozen Wiegel en Bolkestein toen de zijde van Rutte. Wiegel was te conservatief en te loyaal aan de VVD om zich in het daaropvolgende Trots Op Nederland-avontuur van Verdonk te storten.
Begin jaren negentig maakten de gezamenlijke regionale kranten een tv-reclamespotje onder de slogan: ‘De krant van uw eigen stukje Nederland.’ Een paar bekende Nederlanders lieten zich hiervoor filmen. De mooiste aflevering was die met Wiegel, op dat moment Commissaris van de Koningin in Friesland. In een paar seconden werd een sfeer geschetst waar de doorsnee Nederlandse bioscoopfilm twee uur voor nodig had.
Je ziet Wiegel bij het krieken van de dag zijn dienstwoning verlaten. De donkere limousine met chauffeur staat al klaar. Hij neemt achterin plaats, kennelijk om in Den Haag de provinciale zaken te gaan behartigen. Een dienstbode komt vanuit de voordeur van het statige pand aansnellen. Wiegel draait het portierraampje omlaag. De bode reikt hem gedienstig de dagverse Leeuwarder Courant aan. Wiegel knikt. Dankbaar, intens tevreden. Hij speelde niet in dat reclamefilmpje. Hij was zichzelf. Dat is ook het troostrijke beeld waarmee hij op 83-jarige leeftijd definitief vertrekt in de richting van de politieke geschiedenis.
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. De groei en bloei van Wynia’s Week is te danken aan de donateurs. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!