Stimuleer de arbeidsparticipatie van ouderen

De demografische ontwikkelingen in Europa – en de repercussies daarvan voor de Europese en Nederlandse arbeidsmarkt – horen hoog op de agenda van elke politieke partij te staan. Als bestaanszekerheid, inclusie en het mentale, sociale en fysieke welbevinden van onze bevolking ons wat waard zijn, kunnen we onze ogen niet sluiten voor een sterk vergrijzende samenleving in heel Europa.
Selectief beleid
We gaan beleidsmatig selectief om met de enorme krapte op de arbeidsmarkt en met de betaalbaarheid van sociale voorzieningen. Zo vragen we ons af hoe het zit met de huisvesting en arbeidsvoorwaarden van arbeidsmigranten en maken we ons zorgen over het in de anonimiteit verdwijnen van ‘afgedankte’ arbeidsmigranten. We vragen ons af of de betaalbaarheid van de pensioenen zo langzamerhand niet in het geding is. We constateren dat de zorgkosten jaarlijks al ruim meer dan honderdvijfentwintig miljard euro bedragen en dat de zorg voor ouderen daarvan een fors deel opsoupeert.
We houden in stand dat verschillende beroepsgroepen, waaronder defensiepersoneel, al voor het zestigste levensjaar het vignet pensioen ontvangen en dat vitaliteit en ambitie de pas worden afgesneden. We houden ook in stand dat pensionering een verplichte collectieve maatregel is in plaats van een op maat gesneden instrument waarmee zowel de arbeidsmarkt als het individu geholpen is. We zien de Algemene Ouderdomswet (AOW) als zwaard van Damocles boven het vervolgen van de arbeidsrelatie hangen, in plaats van als een financiële genoegdoening voor opgebouwde rechten en een vrijbrief om al dan niet aan het werk te blijven. Het is hoog tijd om de samenhang te benadrukken tussen de beschikbaarheid en inzet van arbeidspotentieel en de gevolgen ervan voor de welvaart van de bevolking.
Vorig jaar september bracht de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) een rapport uit getiteld Europese vergrijzing in het vizier, omgaan met pensioen- en begrotingsrisico’s (2024).
Om tijdig op de Europese vergrijzing te kunnen anticiperen, moet die volgens de WRR meer op de politieke- en beleidsagenda komen te staan. De WRR schetst een aantal risico’s die vergrijzende Europese landen lopen. Een daarvan is economische stagnatie als gevolg van hoge pensioenlasten. Het merendeel van de Europese landen kent een pensioenstelsel dat niet, zoals in Nederland, door het uitzetten van door premieafdracht verkregen gelden, kapitaalgedekt is, maar deel uitmaakt van lopende uitgaven.
Recente Europese afspraken om een hoger percentage van de overheidsfinanciën aan defensie te spenderen, vergroten het risico van het terugbrengen van pensioenuitgaven en/of van het oplopen van staatsschulden en van het verhogen van lasten voor de burger in die landen. Daarnaast stipt de WRR het risico aan op verschraling van andere publieke diensten, zoals onderwijs, infrastructuur of onderzoek. Het geld kan tenslotte maar een keer worden uitgegeven.
Stijgende levensverwachting
Wat, vanwege electorale gevoeligheid, onderbelicht blijft, maar van essentiële betekenis is voor de chronische personeelstekorten op de arbeidsmarkt, is de vraag op welk leeftijd mensen met pensioen kunnen gaan. Meer dan honderd jaar lang heeft 65 jaar in ons land gegolden als leeftijd waarop mensen pensioengerechtigd werden. In die periode zijn de gezondheid en levensverwachting van mensen sterk verbeterd. Pas sinds kort heeft Nederland de levensverwachting van mensen gekoppeld aan de pensioenleeftijd. Maar in de Europese landen om ons heen lijkt het politieke zelfmoord om de pensioenleeftijd op te hogen.
Na de pensioenleeftijd hebben mensen nog ongeveer zeventien relatief gezonde jaren voor zich. Het rapport van de WRR geeft aan dat daar naar verwachting de komende vijftig jaar nog zeven gezonde jaren aan worden toegevoegd. Is niet eerder de vraag gewettigd hoe we het kunnen laten voortbestaan dat een enorm potentieel aan werkervaring abrupt wordt onttrokken aan de arbeidsmarkt door de pensioendatum te fixeren op een leeftijd waarop mensen doorgaans nog volop van betekenis kunnen zijn voor de arbeidsmarkt?
Hogere arbeidsparticipatie
‘Hogere arbeidsparticipatie is het antwoord! Beleid op Europees en nationaal niveau moet mensen daarom zoveel mogelijk stimuleren en faciliteren om actief te blijven. Vergrijzing zet Europese landen en instituties onder druk. Het aandeel ouderen in de Europese bevolking zal tot het midden van deze eeuw bijna verdubbelen’.
Dit citaat uit het rapport van de WRR geeft de richting aan waarin Europese landen, waaronder Nederland, zich moeten bewegen. Een kanttekening bij het WRR-rapport is dat de politieke urgentie voor hogere arbeidsparticipatie – zeker ook in ons land – sterker benadrukt had mogen worden. Het gevoel van urgentie is een absolute voorwaarde voor het in beweging komen.
Belemmeringen
Hogere arbeidsparticipatie wordt niet in laatste instantie bereikt door het vizier te richten op groepen in de samenleving die niet deelnemen. Volgens het CBS is anno 2025 8,7 procent van de beroepsbevolking, oftewel een kleine 700.000 mensen werkloos.
Kijken we naar de pensioengerechtigde populatie in de Nederlandse samenleving dan zien we dat ruim 250.000 mensen klaarstaan om langer door te werken. Verschillende CAO’s bieden de mogelijkheid om na de pensioendatum nog vijf jaar door te blijven werken. Onbekendheid met de regelingen en met de financiële gevolgen ervan, dan wel een gebrek aan regelingen, maar ook terughoudendheid van de arbeidsmarkt belemmeren een langere arbeidsparticipatie van pensioengerechtigden. Het miskent de gevolgen van terugtreding uit de arbeidsmarkt en doet daarenboven geen recht aan de ambities van menig oudere werknemer.
Onderzoek van de Belgian Ageing Studies (BAS) in Nederlandse gemeenten laat het beeld zien dat bij bijna eenderde van de jong gepensioneerden die abrupt de arbeidsmarkt hebben verlaten het gevoel bestaat niet meer mee te tellen in de samenleving. Ook de werkrelaties worden gemist. Gezondheidsrisico’s liggen hierdoor meer op de loer dan bij een verlenging van het arbeidscontract.
Lopend onderzoek onder gepensioneerden voor het schrijven van een ‘Handboek van vergrijzend Nederland’ geeft aan dat het met pensioen gaan het breed gedragen, goede gevoel geeft niets meer te moeten en alles te mogen. Toch is voor een voorwaardelijke vervolging van of herintrede op de arbeidsmarkt veel animo. Een geleidelijke afbouw van de arbeidsrelatie en het geleidelijk ingroeien in de periode van pensionering heeft bij velen de voorkeur boven een acute beëindiging van de arbeidsrelatie.
Bevorder animo om door te werken
Een langere arbeidsparticipatie dan de pensioengerechtigde leeftijd roept tal van vragen op. Vragen die in een rechtstreeks overleg tussen werknemer en werkgever aan de orde kunnen komen, zoals de werktijden, de aard van de opbouw en afbouw van werkzaamheden, de benodigde scholing en het salaris. Maar daaraan voorafgaand dienen zich vragen aan die de animo voor een langere arbeidsparticipatie sterk beïnvloeden. Bijvoorbeeld over de gevolgen van het blijven doorwerken of het veranderen van de werkkring voor de inkomenssituatie, voor de verschuldigde belastingen of voor het opgebouwde pensioen.
Financiële vragen moeten vooraf beantwoord worden in een laagdrempelig instituut zoals het arbeidsbureau of door nog op te richten consultatiebureaus voor pensioengerechtigden. Het verkrijgen van incentives en/of belastingvoordelen voor bedrijven of organisaties die met pensioengerechtigde werknemers een arbeidscontract afsluiten, zal deel moeten uitmaken van een pakket aan maatregelen om het behoud en de toename van oudere werknemers positief te beïnvloeden. De financiering daarvan kan ruimschoots worden gehaald uit een langere voortzetting van premieafdrachten.
Tinie Kardol is auteur van de roman De Staatsinjectie (2024).
Wynia’s Week brengt broodnodige, onafhankelijke berichtgeving: drie keer per week, 156 keer per jaar, met artikelen en columns, video’s en podcasts. Onze donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!