De D66-agenda is in Europa een achterhoedegevecht
De standpunten van verkiezingswinnaar D66 over het Nederlandse EU-beleid laten aan duidelijkheid weinig te wensen over. De partij van Rob Jetten – waarschijnlijk onze volgende premier – wil in alle opzichten méér EU: meer geld naar Brussel, gezamenlijke schulden (eurobonds), EU-klimaatbeleid, meer bevoegdheden voor de Europese Commissie, opheffing van het Nederlands vetorecht, een EU-defensiepoot binnen de NAVO (op den duur uitmondend in een eigen EU-leger) en uiteindelijk een federaal Europa.
De trend in de Europese Unie is echter een andere. We zien in steeds meer lidstaten een eurokritische houding opkomen. En niet alleen in de lidstaten, ook in het Europees Parlement verschuiven de verhoudingen.
Een teken aan de wand is de positie van de voorzitter van de Europese Commissie Ursula von der Leyen. Ze staat steeds meer onder druk, zowel vanuit de lidstaten als vanuit het Europees Parlement. De Visegrádgroep, de alliantie van Hongarije, Polen, Slowakije en Tsjechië, is het meest kritisch. Maar ook Duitsland wijkt af van de Commissie-lijn en wil bij monde van bondskanselier Friedrich Merz de eigen industrie niet opofferen aan het rigoureuze Green Deal-beleid.
Drie moties van wantrouwen
Het besluit om de auto-industrie te verplichten om vanaf 2035 alleen nog elektrische auto’s te produceren, moet volgens Merz van tafel. Eenzelfde positie nemen Oostenrijk, Frankrijk en Italië in. Overigens niet alleen als het gaat over de auto-industrie. Ook andere onderdelen van de Green Deal wil men afzwakken en in sommige gevallen zelfs intrekken. Zoals de bureaucratische rapportageverplichtingen voor bedrijven: de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD), de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) en de European Sustainability Reporting Standards (ESRS).
In het Europees Parlement heeft Von der Leyen in korte tijd drie moties van wantrouwen aan haar broek gekregen. Die haalden het niet, maar hebben er wel voor gezorgd dat haar machtsbasis in het parlement niet langer vanzelfsprekend is. De meerderheid van christendemocraten, socialisten en liberalen (vaak aangevuld met de groenen) is uit elkaar gevallen. Als het gaat om klimaat- en natuurbeleid en regelgeving in het algemeen trekt de christendemocratische EVP steeds vaker samen op met de fractie van Europese Conservatieven en Hervormers (met onder meer de partij van de Italiaanse premier Giorgia Meloni) en met de Patriotten voor Europa (met onder meer de partij van de Hongaarse premier Viktor Orbán en het Rassemblement National van Marine Le Pen).
De Visegrádgroep voert het verzet aan tegen de Europese Commissie, die onder leiding van Von der Leyen steeds meer macht naar zich toe probeert te trekken. De Commissie pretendeert een regering van de Europese Unie te zijn, maar heeft volgens de verdragen slechts een dienende rol. Het hoogste orgaan in de EU is nog steeds de Europese Raad van regeringsleiders.
De vier landen van de Visegrádgroep lagen het afgelopen decennium nogal eens met elkaar overhoop. Strijdpunten waren de relatie met Moskou, met Oekraïne en met de EU. De nekslag voor het samenwerkingsverband leek de verkiezingsoverwinning in Polen van de voormalige voorzitter van de Europese Raad Donald Tusk. Polen veranderde daarmee in één klap van eurokritisch naar EU-gezind en vervreemde van de andere Visegrádlanden. Sinds het aantreden van de conservatieve nationalist Karol Nawrocki als de nieuwe Poolse president en – in oktober – de verkiezingsoverwinning van de Tsjechische populist Andrej Babis lijkt er weer meer ruimte voor samenwerking te komen. Over de relatie met Moskou en Oekraïne blijven de Visegrádlanden verschillend denken, maar over de relatie met de EU lijken zij elkaar nu weer te vinden: vóór afzwakking van de Green Deal, tégen verplichte opname van vluchtelingen en – meer in het algemeen – tégen knellende regelgeving uit Brussel. Het laatste is het meest gevoelige punt. Hongarije, Polen, Slowakije en Tsjechië hebben immers levendige herinneringen aan de Sovjet-overheersing en zijn wars van een nieuwe macht buiten hun grenzen die vertelt wat ze wel en niet mogen doen.
Blokkerende minderheid
Een mogelijke wederopstanding van de Visegrádgroep is niet onbelangrijk omdat de vier gezamenlijk een blokkerende minderheid vormen in de Europese Unie. Bij meerderheidsstemmingen kunnen zij wetgeving en andere besluiten tegenhouden.
De eerste tekenen zien we al. Aan de vooravond van de klimaattop COP30 (van 6 tot 21 november in Belém, Brazilië) liggen de vier Visegrádlanden dwars. Ze willen af van de verplichting om de uitstoot van broeikasgassen voor 2040 met 90 procent terug te dringen en willen geen nieuwe energiebelasting die de concurrentiekracht van de eigen industrie zou aantasten. Vooral de aanstaande Tsjechische premier Andrej Babis maakt daar een punt van. Tsjechië heeft een omvangrijke auto-industrie, die net als in Duitsland in de overlevingsstand staat.
Op het immigratiedossier vinden de Visegrádlanden elkaar in hun verzet tegen het EU-immigratiepact dat medio 2026 van kracht wordt. Men ziet het pact als een spreidingswet op EU-niveau. In de overige onderdelen van het pact, zoals het sluiten van de EU-grens, heeft men geen enkele fiducie.
De bemoeienis van ‘Brussel’ met interne aangelegenheden is, zoals gezegd, het meest heikele punt voor Visegrádlanden. In Slowakije heeft men zelfs de grondwet aangepast met een clausule dat nationaal recht boven EU-recht gaat. Een fundamentele anti-federale opstelling dus, tegen de huidige opvatting van ‘Brussel’ dat het Europees Hof van Justitie in Luxemburg altijd het laatste woord heeft, ook in zaken waar de EU geen expliciete bevoegdheid heeft.
Substantiële invloed
Voor de Nederlandse regering betekent de revival van ‘Visegrád’ en de ruk naar rechts in de EU dat opnieuw zal moeten worden nagedacht over de vraag bij welke lidstaten we medestanders willen gaan zoeken voor onze positie. Nederland heeft immers maar een kleine stem in de EU en moet derhalve altijd bondgenoten zien te vinden.
Wat het EU-beleid van onze volgende regering wordt, is nog ongewis. De D66-agenda is weliswaar duidelijk, maar in een coalitiekabinet zal water bij de wijn moeten worden gedaan. In een centrumrechtse coalitie zal de VVD (en zeker JA21) zich verzetten tegen eurobonds. Wellicht wordt voor defensie-uitgaven een uitzondering gemaakt, maar zeker niet voor klimaat- en industriebeleid. Ook het CDA zal in een centrumrechtse coalitie een matigende invloed hebben op de eurofielen van D66.
Nederland heeft als een van de founding fathers van het Europese project traditioneel een grote invloed op het EU-beleid en kan die invloed met behulp van voldoende bondgenoten bestendigen. Kiest ons land de verkeerde partners – lees: lidstaten die een achterhoedegevecht voeren voor meer federalisering – dan is het gedaan met de substantiële invloed die we van oudsher in Europa hebben.
Het beste zou zijn als Nederland aansluiting zoekt bij lidstaten die een interstatelijke samenwerking voorstaan bij grensoverschrijdende zaken, maar die hun soevereiniteit willen behouden voor kwesties die beter op nationaal niveau kunnen worden geregeld (subsidiariteit). Alleen op die wijze kan Nederland z’n vooraanstaande positie in het Concert van Europa behouden.
Wynia’s Week verschijnt 156 keer per jaar en wordt volledig mogelijk gemaakt door de donateurs. Doet u mee, ook straks in het nieuwe jaar? Doneren kan zo. Hartelijk dank!
Donateurs kunnen nu ook reageren op recente artikelen, video’s en podcasts en ter publicatie in Wynia’s Week aanbieden. Stuur uw reacties aan reacties@wyniasweek.nl. Vergeet niet uw naam en woonplaats te vermelden (en, alleen voor de redactie: telefoonnummer en adres). Niet korter dan 50 woorden, niet langer dan 150 woorden. Welkom!



















