Al een dag na de verkiezingen had er een nieuw kabinet kunnen zijn. Dit is het recept
Waarom sluiten onze politieke partijen geen regeerakkoorden vóór de verkiezingen? Dat valt er in het stemhokje écht wat te kiezen en is de formatie zo klaar.
Over het op afstand meest opvallende aspect van onze parlementaire geschiedenis wordt verbazingwekkend weinig gesproken en geschreven. Toch, zo leert de ervaring, snakken buitenlandse politicologen vaak naar adem als ze het horen: dat het in Nederland sinds de invoering van het algemeen (mannen)kiesrecht in 1918 nog nooit is voorgekomen dat er ná verkiezingen een regering kwam waarin geen partij zat die daar niet ook al vóór de verkiezingen in zat.
Hoe komt dat? Heeft het te maken met de vermaledijde politieke versnippering in ons land, waarover we zo vaak horen klagen?
Nee, dat kan niet de hoofdoorzaak zijn, want die versnippering is pas van relatief recente datum. Tot het begin van deze eeuw waren er bij Tweede Kamerverkiezingen altijd wel één, meestal zelfs twee partijen die om en nabij de 30 procent van de stemmen haalden: de katholieke KVP (en voorloper RKSP), het CDA en/of de PvdA.
Alle kanten op
Dat Nederland al meer dan honderd jaar geen echte, ‘totale’ regeringswisseling heeft meegemaakt, heeft vooral te maken met onze merkwaardige politieke mentaliteit. Die is – hoewel er ook altijd dissidente stemmen zijn geweest – doortrokken van het idee dat het verkeerd is om politieke tegenstellingen zo scherp en zo helder mogelijk neer te zetten. Dat heet in Den Haag ‘op de spits drijven’ of ‘polariseren’ en dat escaleert al snel richting ‘uitsluiten’. Wat – zoals bekend – alleen is toegestaan bij partijen rechts van de VVD.
Maar helaas, democratie gaat niet over gezelligheid, maar over kiezen. Als bijna iedereen met bijna iedereen wil regeren, kunnen politici – zoals in de Nederlandse praktijk ook voortdurend blijkt – met stembusuitslagen alle kanten op. Niet verkiezingen zijn dan het belangrijkste moment in het democratisch proces, maar kabinetsformaties. Uitgerekend als er échte keuzes gemaakt worden, staat de kiezer buitenspel en moet hij maar afwachten wat er achter gesloten deuren met zijn stem gebeurt.
Als gezegd: er zijn ook altijd dissidente geluiden geweest. Het duidelijkst klonken die bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1972. PvdA, D66 en PPR (een voorloper van GroenLinks) stelden toen al vóór de verkiezingen een gemeenschappelijk regeerakkoord op, onder de titel Keerpunt 1972. Ook formeerden de drie partijen alvast een gemeenschappelijke ministersploeg, met Joop den Uyl (PvdA) en Hans van Mierlo (D66) als blikvangers.
In paginagrote krantenadvertenties werd het procedé aan de kiezers uitgelegd: ‘Dit is de nieuwe regering die u morgen kunt kiezen. Een regering van vooruitstrevende, zeer capabele mensen van wie u nu al weet hoe ze zullen regeren. Stemt u op de PvdA, D66 of de PPR dan maakt u het deze regering mogelijk onmiddellijk aan de slag te gaan. Dan bent u zeker dat er werkelijk iets verandert in Nederland. Doet u dat niet, dan stemt u in feite blind.’ Daar viel geen speld tussen te krijgen.
Kiezers weten vaak heel goed wat ze willen en ook wat ze níet willen. Toch houden de meeste van onze politici in verkiezingstijd graag zoveel mogelijk opties open, juist op het cruciale punt van de coalitievorming. Resultaat: dikke mist die pas tijdens de kabinetsformatie langzaam optrekt. Het vierde kabinet-Rutte stond in 2022 pas na bijna tien maanden op het bordes, het in 2024 aangetreden kabinet-Schoof vergde ruim zeven maanden voorbereiding, en ook de huidige formatie belooft weer een hoofdpijndossier van jewelste te worden.
Ouderwetse Kieswet
De in 1972 door de linkse Keerpunt-partijen gevolgde procedure is het daarom waard om afgestoft te worden. Daarbij treft het dat Nederland een ouderwetse Kieswet heeft die het onmogelijk maakt om snel verkiezingen te houden. Zo zaten tussen de val van het vierde kabinet-Rutte en de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023 ruim negentien weken. Dit jaar ging het nóg slomer: pas 21 weken na de val van het kabinet-Schoof mochten we op 29 oktober naar de stembus. Een enorm verschil met – bijvoorbeeld – Groot-Brittannië, waar ze in zes weken Lagerhuisverkiezingen kunnen organiseren. Hoewel het land veel meer kiezers, veel meer parlementszetels en een veel ingewikkelder kiesstelsel heeft dan Nederland.
Het voordeel van ons chronische onvermogen om vlot verkiezingen op touw te zetten, is dat de politieke partijen meer dan genoeg tijd hebben om vóór het openen van de stembureaus samen regeerakkoorden te sluiten en alvast een ministersploeg te vormen. Het winnende blok kan dan direct na de verkiezingen aan de slag, desnoods als minderheidskabinet, zodat er geen maandenlange kabinetsformatie nodig is.
Met deze procedure had koning Willem-Alexander al een dag na de Tweede Kamerverkiezingen, op 30 oktober, een nieuw kabinet kunnen beëdigen. En zou de lopende circusvoorstelling met verkenners, informateurs en lekkende feeks-appjes ons bespaard zijn gebleven.
Wynia’s Week verschijnt 156 keer per jaar en wordt volledig mogelijk gemaakt door de donateurs. Doet u mee, ook straks in het nieuwe jaar? Doneren kan zo. Hartelijk dank!
Donateurs kunnen ook reageren op recente artikelen, video’s en podcasts en ter publicatie in Wynia’s Week aanbieden. Stuur uw reacties aan reacties@wyniasweek.nl. Vergeet niet uw naam en woonplaats te vermelden (en, alleen voor de redactie: telefoonnummer en adres). Niet korter dan 50 woorden, niet langer dan 150 woorden. Welkom!

















