Activistisch vonnis in de zaak van Milieudefensie tegen Shell

Milieudefensie wint rechtzaak tegen Shell
Milieudefensie wint rechtzaak tegen Shell

Eindelijk was het dan zover, de langverwachte uitspraak in de zaak Milieudefensie tegen Shell op 26 mei jongstleden. Na een half jaar wikken en wegen heeft de rechtbank besloten drastisch in te grijpen in de bedrijfsvoering van Shell. In 2030 moet de CO2-uitstoot van de gehele Shell groep, inclusief toeleveranciers en klanten, met 45% van de uitstoot in 2019 zijn teruggebracht en wel te beginnen op 26 mei.

De 45% in 2030 is een tussendoel op weg naar het einddoel van een netto-nul uitstoot in 2050 waarmee de opwarming van de aarde, volgens de Haagse rechtbank, beperkt zou blijven tot maximaal 1,5˚C.

De klimaatbeweging en links Nederland reageerden euforisch, eindelijk een voet tussen de deur bij het vervuilende grootkapitaal. Bij de rest van Nederland overheersten onbegrip, verwarring en teleurstelling.

Rechtbank heeft de hoogste eis van 45% toegekend

Waar ging het ook alweer om? Milieudefensie vindt dat Shell niet genoeg doet om de ‘gevaarlijke’ opwarming van de aarde tegen te gaan. Shell zou het Akkoord van Parijs aan zijn laars lappen. Als grote uitstoter van CO2 moet Shell zijn verantwoordelijkheid nemen en zijn uitstoot drastisch reduceren. Bij voorkeur met 45%, maar 35% en 25% mag ook, dat is aan de rechtbank.

Die reductie is dringend geboden omdat Shell met zijn CO2-uitstoot ‘het recht op leven en het recht op een ongestoord gezinsleven van de Nederlandse ingezetenen en de inwoners van het Waddengebied’ ernstig in gevaar brengt. De rechtbank is het daar van harte mee eens en heeft de hoogste eis van 45% toegekend. Ongetwijfeld om nog eens de ernst van het wereldwijde klimaatprobleem te onderstrepen.

Nederland waarschuwt de wereld

Het vonnis van de rechtbank is in hoge mate symbolisch, een signaal naar de wereld – het vonnis was  direct na de uitspraak in het Engels beschikbaar – en een aansporing om vaart te maken in de strijd tegen de opwarming van de aarde. Categorie: Nederland waarschuwt de wereld.

Maar door het vonnis van de rechtbank zal er geen liter benzine en geen kubieke meter gas minder verkocht worden. Shell is een grote speler maar is wereldwijd verantwoordelijk voor niet meer dan 2% van de wereldwijde uitstoot.

Opwarming aarde wordt niet meetbaar beïnvloed

Het bedrijf opereert in een internationale markt en die markt weet wel raad met de door een Haagse rechtbank afgedwongen afname van Shells olie- en gasactiviteiten. Die zullen binnen de kortste keren door andere commerciële partijen worden overgenomen. Ook zal de ingreep de opwarming van de aarde niet meetbaar beïnvloeden, daarvoor is het aandeel van Shell in de wereldwijde uitstoot eenvoudigweg te gering.

Maar voor Shell is de ingreep van de rechter verre van symbolisch. Shells eigen plannen voorzagen al in een reductie van 20% in 2030 en van 45% in 2040 van de uitstoot in het ijkjaar 2016.

Rechter straft beste jongetje van de klas

Maar Shell moet nu aanzienlijk meer reduceren. Dat Shell door de eis schade zal lijden geeft de rechtbank onomwonden toe maar tilt daar niet zo aan. Gezien het grote belang (‘het recht op leven en een ongestoord gezinsleven’) is dat nu eenmaal een offer dat gebracht moet worden.

De ingreep van de rechtbank rijdt ook de ambitieuze klimaatstrategie van Shell in de wielen. De ironie wil dat Shell zich in die strategie volledig achter de doelen van Parijs heeft geschaard. Sterker nog, Shell heeft ook de netto-nul doelstelling in 2050 van de westerse landen (Europa, VS) omarmd. Dat doel is weliswaar weinig realistisch maar dat doet er even niet toe. Met het vonnis straft de rechtbank het beste jongetje van de klas.

Waar komt die 45% vandaan?

Cruciaal in het vonnis is de eis van 45% reductie. Oorspronkelijk was dat 45% reductie ten opzichte van de uitstoot in 2010 maar Milieudefensie heeft tijdens het proces, als teken van goede wil, die eis versoepeld tot 45% reductie van de uitstoot in 2019.

Maar waar komt dat getal van 45% eigenlijk vandaan? De rechtbank doet het voorkomen alsof die 45% rechtstreeks is ingegeven door de meest recente stand van de klimaatwetenschap zoals neergelegd in het laatste IPCC-rapport uit 2018 (SR15) dat helemaal is gewijd aan de opwarming van 1,5˚C.

45% is een geheel eigen interpretatie van de rechter

Dat is een ernstige misvatting. De eis is een geheel eigen interpretatie van de rechtbank, natuurlijk ingefluisterd door Milieudefensie, waar het nodige op af valt te dingen. Het getal komt weliswaar voor in het SR15-rapport maar in een andere context en, belangrijker, is in tegenspraak met de 1,5˚C-doelstelling van de rechtbank.

De juiste berekening van het reductiepercentage in 2030 voor een opwarming van 1,5˚C volgt hieronder. Het is een simpele recht-toe-recht-aan berekening, niveau brugklas.

Rechtbank haalt onderste uit de kan van Parijs

De opwarming van de aarde wordt bepaald door de totale hoeveelheid uitgestoten CO2. Om de opwarming tot een bepaald niveau te beperken is een daarbij behorend koolstofbudget beschikbaar. Een hoger niveau van opwarming gaat gepaard met een hoger budget.

De rechtbank heeft de politieke keuze gemaakt om de opwarming te beperken tot 1,5˚C, de absolute ondergrens van het politieke Akkoord van Parijs. De rechtbank had voor hetzelfde geld ook 1,8˚C graden kunnen kiezen, geheel binnen de grenzen van het Akkoord van Parijs.

Met die keuze haalt de rechtbank het onderste uit de kan van Parijs en stelt zich daarmee op één lijn met de alarmistische klimaatbeweging en klimaatactivistische politici zoals het duo Von Leyen en Timmermans, Johnson en Biden.

Doorzichtige drogreden

Er bestaat geen wetenschappelijke studie die zegt dat de 1,5˚C een kritische grens is waar je kost-wat-kost onder moet blijven. Laat staan dat daarover een wetenschappelijke consensus zou bestaan zoals de rechtbank beweert.

De rechtbank mag die politieke keuze natuurlijk maken maar moet niet aankomen met het verhaal dat die keuze rechtstreeks zou volgen uit de klimaatwetenschap. Dat is een doorzichtige drogreden.

Koolstofbudget

Het SR15-rapport vermeldt twee waarden voor de beste schatting van het koolstofbudget per 01-01-2018 dat hoort bij de opwarming van 1,5˚C: 580 en 770 Gigaton CO2. Het verschil heeft te maken met de methode waarmee de gemiddelde temperatuur wordt bepaald. De rechtbank gaat uit van het lage budget.

Als je er vervolgens van uitgaat dat de CO2-uitstoot daalt volgens een rechte lijn vanaf de uitstoot in 2019 naar de nul uitstoot, een niet ongebruikelijke aanname, dan ligt het tijdstip van de nul-uitstoot vast.

Voor het beschikbare koolstofbudget van 580 GtCO2 wordt dat punt bereikt in het jaar 2042,5. Op dat moment is het hele budget opgebruikt. De reductie in 2030 ten opzichte van de uitstoot in 2010 (38,3 GigatonCO2) is dan 41,4%, redelijk in de buurt van de 45%. Het reductiepercentage van de rechtbank klopt dus in 2030, zij het dat het royaal naar boven is afgerond.

Nul-uitstoot wordt te vroeg bereikt

Het probleem met het lage budget is echter dat de nul-uitstoot ruim voor het jaar 2050 wordt bereikt. De rechtbank lost dat op door het uitstootpad in 2030 een knik te geven zodat het pad alsnog in 2050 uitkomt.

De consequentie daarvan is dat de totale uitstoot vanaf 2020 het koolstofbudget voor 1,5˚C overschrijdt en dat dientengevolge de opwarming in 2050 voor het rechtbankpad dus ook groter wordt dan de gewenste 1,5˚C in 2050, het uitgangspunt van de eis van 45%.

De rechtbank had ook uit kunnen gaan van het hoge budget van 770 GigatonCO2. Daar is alles voor te zeggen omdat dat budget beter aansluit bij de manier waarop de gemiddelde temperatuur in de bekende temperatuurreeksen wordt bepaald. En dat is ook wat het SR15-rapport met zoveel woorden zegt.

Met het hoge koolstofbudget haal je het doel van 1,5˚C in 2050 

Met het hoge koofstofbudget valt de nul-uitstoot in 2051,6. En bij dit uitstootpad hoort in 2030 een reductie ten opzichte van het referentiejaar 2010 van 27,1%. Met het hoge budget is het dus in theorie mogelijk om de doelstelling van een maximale opwarming van 1,5˚C in 2050 te halen. Weliswaar iets later maar een kniesoor die daar een punt van maakt.

Onderstaand diagram illustreert het door de rechtbank gekozen uitstootpad (de zwarte onderbroken lijn) en de twee uitstootpaden die horen bij het lage (oranje) en hoge (blauw) koolstofbudget.

Alle paden beginnen in 2019 met een uitstoot van 42 Gigaton CO2/jaar. Het rechtbankpad loopt tot 2030 vrijwel gelijk op met het pad van het lage budget. Dat geeft aan dat de 45% van de rechtbank  inderdaad gebaseerd is op het lage koolstofbudget.

Bij het plusteken in 2030 maakt het rechtbankpad een knik richting 2050. De totale hoeveelheid CO2-uitstoot vanaf 2020 tot aan 2050 is gelijk aan het oppervlak onder het uitstootpad en is duidelijk aanzienlijk groter dan het beschikbare lage budget voor de opwarming van 1,5˚C, het oppervlak onder de oranje lijn.

Dat betekent dat de opwarming van het door de rechtbank aangenomen uitstootpad in 2050 de 1,5˚C overschrijdt. Anders gezegd: de rechtbank eist het onmogelijke.

De 1,5˚C opwarming is een geopolitieke illusie

Ten slotte, de rechtbank gaat er van uit dat de ondergrens van 1,5˚C  uit het Akkoord van Parijs een haalbaar doel is, overigens in commissie met de alarmistische klimaatbeweging en klimaatactivistische politici.

Helaas, de 1,5˚C opwarming is niet alleen technisch onuitvoerbaar maar ook een geopolitieke illusie. De technische onuitvoerbaarheid van de netto-nul in 2050 doelstelling is eerder in de kolommen van Wynia’s Week ter sprake gekomen. Zie hier en hier. Dat die doelstelling ook op een geopolitieke illusie berust leert het onderstaande rekensommetje. 

In niet-westerse wereld neemt uitstoot komende 10 jaar toe

In 2019 bedroeg de wereldwijde uitstoot van CO2 rond 42 GtCO2 per jaar. Daarvan komt 1/3 uit de westerse landen, 2/3 is van niet-westerse oorsprong. Laten we er van uitgaan dat de westerse landen er inderdaad in slagen om het netto-nul doel in 2050 te bereiken. Dat is zeer onwaarschijnlijk, maar vooruit.

De rest van de wereld is nog lang zo ver niet, daar neemt de uitstoot zeker de komende tien jaar vooralsnog toe. Voor die landen nemen we aan dat ze de uitstoot op het niveau van 2019 weten te stabiliseren. Ook zeer onwaarschijnlijk.  

Beperking van de wereldwijde opwarming in 2050 tot onder de 1,5˚C is uitgesloten

De totale wereldwijde uitstoot in de periode van 2020 tot 2050 bedraagt dan op zijn minst 1050 GigatonCO2 (= 30x42x2/3 + 30x42x1/3×1/2). De temperatuur-gevoeligheid voor CO2-uitstoot is volgens SR15 0,55˚C per 1000 GigatonCO2. De opwarming in de periode van 2020 tot 2050 bedraagt dus 0,58˚C.

De totale opwarming in 2019 sinds het begin van het industriële tijdperk is 1,17˚C. Dat brengt de totale postindustriële opwarming in 2050 met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid op meer dan 1,75˚C, ruim boven de absolute ondergrens van het Akkoord van Parijs.

Het is dus uitgesloten dat de wereldwijde opwarming in 2050 zou zijn te beperken tot onder de 1,5˚C. En daarmee vervalt het uitgangspunt van het vonnis.

Samenvattend:

De rechtbank heeft in haar vonnis haar oren wel heel erg laten hangen naar de alarmistische klimaatbeweging. Het vonnis is in hoge mate symbolisch en wereldvreemd. Het zal de opwarming van de aarde niet meetbaar beïnvloeden, maar heeft wel een direct en schadelijk effect op de bedrijfsvoering van Shell.  

De eis van 45% reductie is een eigenstandige interpretatie van de rechtbank en vindt geen steun in de klimaatwetenschap. En tot slot, het streven naar een nul-uitstoot in 2050 ontkent de geopolitieke werkelijkheid.

Het is te hopen dat de rechters in hoger beroep het vonnis van de rechtbank met een minder klimaatactivistische en meer realistische mindset gaan beoordelen.

Jacques Hagoort publiceert regelmatig over het klimaatbeleid in Wynia’s Week. Hij studeerde in Delft, waar hij later ook hoogleraar zou worden. Hagoort werkte onder meer bij Shell.

Eerder schreef Jos Teunissen, emeritus hoogleraar bestuusrecht, in Wynia’s Week, over het vonnis tegen Shell: ‘Salonpopulisme plus juridische alchemie’. Kijk HIER.