Behalve plannetjes en wensen zouden politici ook een wereldbeeld moeten hebben

WW Frentrop 13 september 2023
Broer Gerard (rechts) is naar het Muiderslot gekomen om ‘mijn geleerde broer’ te feliciteren met de PC Hooftprijs (1982). (Foto Bert Verhoeff ANP Foto)

Wat beweegt klimaatactievoerders, complotdenkers, D66ers,‘wappies’, fundamentalisten en al die andere groepen die om de haverklap het nieuws halen met allerlei plannen, klachten, eisen, acties en beweringen?

Wie zijn die mensen?

Wat bezielt die mensen?

Dat weten ze zelf ook niet precies. Sommige van de diepste gevoelens die mensen koesteren zijn nu eenmaal geen keurig uitgewerkte proposities, maar eerder brede algemene aannames die dienen als poortwachters voor het denken. Ze laten alleen ideeën binnen die het bestaande beeld van de werkelijkheid niet verstoren. Duitsers noemen die brede aannames Weltanschauungen.

Een wereldbeschouwing was vroeger onontbeerlijk

‘Er was een tijd dat iedereen die iets voorstelde geacht werd een “wereldbeschouwing” te hebben. Onder wereldbeschouwing verstond men een “geheel van opvattingen over herkomst, wezen en bestemming van de mens, zijn instincten en algemene gerichtheid, alsook het einddoel van het historisch leven”’, aldus Karel van het Reve in een beschrijving van het culturele klimaat van ongeveer twee eeuwen geleden, toen de roman het opkomende nieuwe medium was.

Kom vandaag de dag nog maar eens om een wereldbeeld bij iemand die iets voorstelt. Materieel hebben we ongekende vooruitgang geboekt, maar in ons denken minder: voor visie moet u bij de opticien zijn. Herkomst brengen wij terug tot de oerknal. Einddoel, tja, dat weet niemand. En het wezen van de mens…? We zijn allemaal individuen. Verschillend, maar wel gelijkwaardig. We leven met een wazig wereldbeeld.

Destijds waren er volgens Van het Reve verschillende wereldbeschouwingen mogelijk: ‘Een religieuze, een antireligieuze, een “individualistische, die de persoonlijkheid alles en de maatschappij niets acht, een socialistische die het omgekeerde vindt”, een idealistische, een realistische, een optimistische, een pessimistische.’

Mensen met gemeenschappelijke wereldbeschouwingen verenigden zich eerst in godsdiensten en vanaf de negentiende eeuw ook in politieke partijen en groeperingen die daar ergens tussen bewogen. Die organisaties moesten zich met elkaar zien te verstaan. De ander overtuigen zou per definitie niet lukken, maar ten behoeve van het landsbestuur was enige tolerantie van andermans wereldbeeld noodzakelijk.

Al die organisaties bestaan nog steeds. Maar hun ‘ziel’ is weg. Er valt niet veel meer te tolereren want de meeste hebben geen wereldbeeld meer. Er is geen wachter meer te zien; de poort staat open en achter de poort is het leeg.

Neem bijvoorbeeld Van het Reves ‘wezen van de mens, zijn instincten en zijn algemene gerichtheid’. Wat vindt de VVD daarvan, of Greenpeace, of OxfamNovib of het Contactorgaan Moslims en Overheid? En als ze daar geen mening over hebben; hoe kunnen ze dan verstandig beleid voeren?

Zijn we van nature geneigd tot het goede of het slechte?

Een eerste punt dat bij de vraag naar het wezen van de mens aan de orde komt, is of mensen deugen of niet.  Zijn ze van nature geneigd tot het goede, dat wil zeggen hulp aan anderen? Of neigen ze tot het slechte en zijn ze vooral gericht op eigen belang? Rechtspraak, strafmaat, onderwijs, sociale uitkeringen, verkeersregels, drugsbeleid: op ontelbaar veel terreinen in de samenleving is het antwoord van belang.

De eersten die zich over deze vraag bogen waren de filosofen en hun mensbeeld was vanaf den beginne negatief. De meest befaamde van de zeven wijzen uit het oude Griekenland, Bias van Priëne, verklaarde in de zesde eeuw voor onze jaartelling onomwonden: “Οἱ πλεῖστοι ἄνθρωποι κακοί” (De meeste mensen zijn slecht).

Millennialang zouden filosofen dit standpunt blijven huldigen. In 1822, drie jaar nadat hij bij toeval in Rome een buste van Bias had zien staan, schreef Arthur Schopenhauer aan een vriend: ‘Beschikt u eigenlijk over mijn favoriete inscriptie? Die staat onder het borstbeeld van Bias, mijn voorvader, in de zaal der filosofen in het Vaticaan, zo onopvallend dat ik het pas bij het afscheid ontdekte, namelijk Οἱ πλεῖστοι ἄνθρωποι κακοί. Volkomen authentiek: ik heb het ter plekke genoteerd in mijn aantekenboek à la Hamlet.’

De maatschappij verbeteren zou de mens goed maken

Ook postuum zou Schopenhauer dit motto blijven uitdragen. Er is geen vrouw die deugt was de titel waaronder in 1974 de Nederlandse vertaling van zijn ‘Kleine philosophische Schriften’ werd uitgegeven. En onder de titel De wereld deugt niet bracht De Arbeiderspers in 1987 zijn brievenboek uit.

Niet alleen hij huldigde dat mensbeeld. Augustinus van Hippo, Johannes Calvijn, Thomas Hobbes; vrijwel iedere grote denker uit de wereldgeschiedenis meende dat de mens slecht van aard was. Zelfs Pierre Bayle, vanuit Rotterdam wegbereider van de Verlichting, kon niet anders dan verzuchten: ‘L’homme est méchant et malheureux’.   

Slechts een paar mensen concludeerden tegengesteld. Volgens John Locke was de mens bij zijn geboorte een onbeschreven blad en kon het daarna nog alle kanten met hem op. En Jean-Jacques Rousseau meende zelfs dat de mens in zijn oorspronkelijke onbeschaafde staat goed was, maar door de maatschappij was verpest. De maatschappij verbeteren zou de mens goed maken.

Dat is een levensgevaarlijke gedachte zag Voltaire al meteen, eeuwen voordat men in de Sovjet-Unie, nazi- Duitsland, communistisch China en in Cambodja onder de Rode Khmer zo’n verbeterde, ‘nieuwe’ mens wilde kweken. Maar Rousseau’s nobele wilde bleef tot de verbeelding spreken en veel psychologen houden hun hoop op Locke gevestigd, al griezelden ze van hun collega B.F. Skinner die zei niet allen ratten en duiven, maar ook mensen ieder gedrag te kunnen aanleren. De Nederlandse auteur Rutger Bregman kon in 2019 op basis van allerlei psychologische publicaties nog een boek samen stellen met als titel De Meeste Mensen Deugen.

Sinds de exacte wetenschappen zich in de jaren zestig van de vorige eeuw met de vraag gingen bemoeien was echter al duidelijk dat de oude filosofen gelijk hadden. De mens is geschapen naar Gods evenbeeld, maar net als andere organismen genetisch geprogrammeerd om zelfzuchtig zijn.

Richard Dawkins’ boek met de uitdagende titel The Selfish Gene uit 1976 leidde tot veel discussie, maar viel niet te weerleggen. Hoezeer de van nature vriendelijke ethologen – zoals onze eigen mensapenonderzoeker Frans de Waal met zijn Van Nature Goed (1996) – dat ook probeerden.

Ook het tegenargument ‘mensen leven in groepen; hoe kan het dat je overal om je heen mensen vriendelijk ziet samenwerken als ze zo egoïstisch zouden zijn’, werd omver gehaald. De speltheorie, het onderdeel van de wiskunde dat de brug vormt tussen biologie en economie, kon verklaren waarom egoïsten toch samenwerken. Dit op basis van het model van het ‘prisonner’s dilemma’ dat van toepassing is op ieder conflict tussen eigen en algemeen belang.

Met een wereldbeeld is het vruchtbaarder discussiëren

Mensen moeten altijd leven met gebrek aan kennis en niemand weet wie gelijk heeft. Maar met de in de laatste halve eeuw verworven inzichten valt het mistige wereldbeeld wel weer enigszins scherp te stellen.

In een beginselverklaring of partijprogramma zou kunnen staan dat een Utopia onmogelijk is omdat de samenleving nu eenmaal een ongemakkelijk compromis is tussen individuen en groepen met conflicterende ambities. En dat we erop zijn gebouwd om eigenbelang na te streven, maar dat we er als groepsdier ook op zijn gebouwd om dat niet te laten merken. ‘Eigenbelang presenteert zichzelf zelden naakt. We zijn een soort die zijn daden moreel rechtvaardigt. We zijn zo gemaakt dat we onszelf als goed beschouwen en ons gedrag als verdedigbaar, zelfs wanneer dat nauwelijks plausibel is,’ schreef  Robert Wright in The Moral Animal (1994).

Ook de overheid bestaat niet uit heiligen die werken voor het algemeen belang, maar uit zelfzuchtige individuen. Met die wetenschap zullen we moeten leven. Het helpt daarbij als iedere partij een duidelijk wereldbeeld heeft. Dan weet je van elkaar waar je aan toe bent. Met hun wereldbeelden in de achterzak kunnen partijen vruchtbaarder discussiëren dan wanneer het alleen maar gaat over plannetjes, wensen, geld en over de vraag of de ander deugt.

Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!