‘Bersiap’: zonder militaire bescherming waren Indo’s en andere minderheden in Indonesië vanaf 1945 door een nog treuriger lot getroffen

MOLL190423
Hans Moll. ‘Mijn vader zat bij de Militaire Politie van de KNIL.’ (beeld: www.federatie-indo.nl)

door Hans Moll

‘De Nederlandse soldaten schoten (in Nederlands-Indië) op alles wat in hun ogen verdacht leek’, zo zou je de conclusie kunnen parafraseren van het vier miljoen euro kostende en vijf jaar durende onderzoek: ‘Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950’, kortweg het ODGOI-onderzoek.

Officieel krijgen niet de soldaten de schuld, maar de: ‘Nederlandse regering en militaire leiding (die) doelbewust het stelselmatig en wijdverbreid gebruik van extreem geweld door Nederlandse militairen in de oorlog tegen de Republiek Indonesië (tolereerden).’

De Zwitserse historicus Remy Limpach belichtte als eerste de ‘wandaden’ van Nederlandse militairen. Dat er sprake is geweest van wandaden gepleegd door Nederlandse militairen staat buiten kijf. Het zou vreemd zijn wanneer er tijdens een bloedig en chaotisch gewapend treffen géén wandaden waren gepleegd.

Maar bij een gewapend treffen is in ieder geval sprake van tenminste twee partijen. In Indië stonden talloze partijen elkaar naar het leven. Het ODGOI bestudeerde in navolging van Limpach slechts het optreden van één partij, Nederland.

‘Maak je gereed!’

Ter verheldering, na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 overspoelde een orgie van geweld het voormalige Nederlands Oost-Indië. Onder het roepen van de kreet ‘Bersiap!’ – ‘maak je gereed’ / ‘wees bereid’ vielen Indonesische jongeren iedereen aan die in hun ogen ‘vijanden van de onafhankelijkheid’ waren.

Deze bloedige en chaotische periode duiden we daarom aan als de Bersiap. Zij kostte het leven aan ten minste zesduizend (Indische) Nederlanders en daarnaast nog tienduizenden Chinezen, Molukkers, Menadonezen, Florinezen en van sympathie met Nederland verdachte Indonesiërs. Naast dit etnisch religieuze geweld was er ook een sociale strijd gaande tegen de inheemse vorstenhuizen die met de Nederlanders hadden samengewerkt, de Berdaulat.

Wie beschermde de Nederlanders en hun al dan niet vermeende sympathisanten tegen de Indonesische terroristen/vrijheidsstrijders? Toen de Bersiap uitbrak bijna niemand. De Britten hadden van het geallieerd opperbevel de opdracht gekregen op Java Japanse militairen te ontwapenen en zorg te dragen voor de door Japan geïnterneerde burgers en militairen. Zij hadden daartoe een betrekkelijk klein contingent voornamelijk Brits-Indische troepen (4000 man) tot hun beschikking.

Veel militairen van het KNIL (Koninklijk Nederlands-Indische Leger) zaten in krijgsgevangenkampen buiten Indië. Toen de ontscheping van een klein aantal KNIL-militairen tot een verheviging van het Indonesische verzet leidde werd verdere aanvoer van deze troepen stopgezet.

Een handvol KNIL-militairen wist zich in Batavia samen met Indo-Europese jongens uit de kampen, te organiseren tot ordehandhavingstroepen. Over deze tijd schrijft Limpach: ‘Terwijl (de Britten) in de archipel een humanitaire missie dachten te vervullen, verzetten de KNIL-soldaten van het eerste uur zich rabiaat tegen de Indonesische onafhankelijkheid en probeerden ze de klok terug te draaien naar de tijden van voor de oorlog. Met de neiging tot extreem en vanuit Britse optiek ongegrond geweld en met hun provocaties bemoeilijkten de KNIL-troepen volgens McMillan de Britse missie: “They shot at anything suspicious”’

Limpach vraagt zich niet af of McMillan dat schieten ‘op alles wat verdacht was’ zelf heeft waargenomen. Baseert de Brit zich misschien op militaire rapporten? Of zegt hij dit uit een toen heersend anti-Nederlands sentiment onder de Britten in Indië?

Limpach schrijft ter verklaring van het extreme geweld van de eerste lichting militairen, dat zij vanwege ‘overvallen die tegen hun families waren gericht tijdens de Bersiap vaak vervuld waren van haat en wraakgevoelens’. Ook hier weten we niet of dit een feit is dan wel zijn mening weergeeft.

Schieten op burgers – of op strijders?

Terug naar het ODGOI, begin 2022 zijn de resultaten van het onderzoek gepresenteerd. Naast een veelheid aan deelstudies, is ook een publieks- en overzichtsboek op de markt gekomen Over de Grens – Nederlands extreem geweld in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog 1945 – 1949. Met Over de Grens kunnen docenten de komende decennia hun leerlingen en studenten op een handzame wijze wegwijs maken in de problematiek van de dekolonisatieperiode. Een belangrijk boek kortom.

In Over de Grens is een hoofdstuk gewijd aan de Bersiap. Hoofdstuk en boek zijn geschreven door Esther Captain en Onno Sinke. In Over de Grens komen ook de door Limpach gememoreerde KNIL-acties voor tijdens het vierde kwartaal 1945. En daar gebeurt iets interessants.

Waar Limpach de Britse historicus McMillan citeert ‘They shot at anything suspicious’, laten Captain en Sinke die aanhalingstekens weg: ‘(..) De eerste op Java actieve KNIL-eenheden droegen vanaf eind september/begin oktober bij aan het gebruik van grof geweld tegen Indonesische burgers door te schieten op alles wat in hun ogen verdacht leek’. Een citaat van een mening wordt hier verheven tot feit.

Om het nog erger te maken voegen ze eveneens zonder verdere onderbouwing aan deze uitspraak toe dat de Knillers hun ‘grof geweld’ richtten op ‘burgers’. Ik ben er niet bij geweest, maar ik zet burgers tussen aanhalingstekens. Volgens het internationaal oorlogsrecht is het imperatief een onderscheid te maken tussen burgers en combattanten.

Geweld mag alleen worden ingezet tegen mensen met een wapen, om het even of hij of zij in burgerkleding loopt en ongeacht leeftijd. Een zesjarige die munitie voor zijn oudere broer meezeult, is een combattant. Of je zoveel jaar na dato als voldongen feit kan poneren dat Nederlandse militairen op burgers schoten, is op zijn zachtst gezegd betwistbaar.

In Militaire Politie in Nederlands-Indië 1945 – 1951 lezen we dat gedurende de Bersiap: ‘KNIL-eenheden bestaande uit pas bevrijde ex-krijgsgevangenen en zeer jeugdige nog schoolgaande knapen (de Indische oorlogsvrijwilligers) zich met heel veel moeite staande (hielden). Niet of onvoldoende bewapend (…) verdedigden zij have en goed van de Nederlandse gemeenschap en hun vrienden’.

In plaats van ‘trigger happy’ provocateurs tekent deze auteur slecht bewapende amateursoldaten die zich verdedigden tegen het geweld van moorddadige bendes. Eén ding is zeker, wie slecht bewapend is, kan zich niet veroorloven te schieten op alles wat verdacht lijkt.

Een citaat verheffen tot feit is een doodzonde in de journalistiek en zeker in de wetenschap. Citaten gebruiken om een gelijk te schragen zonder verdere onderbouwing is misschien geen doodzonde, maar wel laakbaar. Geciteerde ODGOI-auteurs laden de verdenking op zich dat zij, en met hen anderen, geen geschiedenis bedrijven maar propaganda.

Kind van de KNIL

Voor alle duidelijkheid, ik ben in Batavia geboren (pas twee jaar na mijn geboorte werd Batavia officieel Jakarta) uit ‘Indische’ ouders, gemengd-bloedigen, Euraziaten, Indo-Europeanen of, toen niet zo genoemd, maar nu algemeen bekendstaand als ‘indo’s. Daarbij was mijn oom kolonel bd bij het Koninklijk Nederlands-Indische Leger (KNIL). Zijn schoonzoons, geïnterneerd tijdens de Japanse bezetting, werden later beroepsmilitair.

Ik citeer tenslotte de auteur van Militaire Politie in Nederlands-Indië 1945 – 1951: ‘In latere jaren zijn (vele) stemmen opgegaan als zouden de strijdkrachten uit Nederland “voor niets” naar Nederlands-Indië zijn gegaan. [Maar] Door de aanwezigheid en het optreden van die troepen zijn hele groepen en gemeenschappen een rampzalig lot bespaard. Zonder die legereenheden en de troepen die reeds in Indië vochten (mijn nadruk), zouden de gevolgen en het leed niet te overzien zijn geweest’.

Voor de volledigheid: mijn vader zat bij de Militaire Politie van het KNIL.

De socioloog Hans Moll is voorzitter van de Federatie Indische-Nederlanders. Hij was gedurende een kwart eeuw redacteur van NRC Handelsblad. Moll schreef onder meer ‘Sluipschutters in de tuin’ (2021).

Hans Moll is één van de auteurs van het boek ‘Het pijnlijke afscheid van de Indische Archipel’ onder redactie van Bauke Geersing, dat deze week verschijnt. Het boek is een uitgave van Uitgeverij Aspekt.