Door eigen keuze en afnemende vruchtbaarheid krijgen we minder kinderen dan ooit

CalvinSchukkink 28-6-25
Beeld: 1000dagenbabycoach.nl

Het gemiddeld aantal kinderen per Nederlandse vrouw is 1,43, terwijl het vervangingscijfer ligt op 2,1. Nog niet eerder in de Nederlandse geschiedenis is het kindertal zo laag geweest. In heel het Westen zit het kindertal in een neerwaartse spiraal. Niet alleen door andere keuzes, anticonceptie, financiële of politieke instabiliteit krijgen vrouwen zo weinig kinderen. Door hormoon-ontregelende stoffen in plastic en andere chemische producten worden we wereldwijd ook steeds minder vruchtbaar.

In zowat alle ontwikkelde landen is het vruchtbaarheidscijfer (het gemiddeld aantal kinderen per vrouw) ver onder het niveau waarop de bevolking zichzelf op peil houdt (het zogeheten vervangingscijfer). Dat vervangingscijfer is 2,1. Logisch, want om de bevolking op hetzelfde niveau te houden moet ieder koppel twee kinderen krijgen. In Nederland krijgen vrouwen gemiddeld echter 1,43 kinderen. En het EU-gemiddelde ligt op 1,38. Het Europese land met het hoogste kindertal is Bulgarije met 1,8 kinderen per vrouw. Het laagste kindertal wordt geclaimd door Malta, waar vrouwen gemiddeld slechts één kind  (1,08) krijgen. Daarmee komt Malta in de buurt van landen zoals Zuid-Korea, China en Japan, waar vrouwen respectievelijk 0,7, 1 en 1,2 kinderen krijgen.

Seksuele revolutie

Een vruchtbaarheidscijfer onder 1,3 wordt gekwalificeerd als ‘zeer laag’. Vanaf dat moment is de bevolking van dat land in gevaar. In zijn boek Migratiemagneet Nederland schetst migratie-expert Jan van de Beek al dat bij een land waarin koppels gemiddeld één kind krijgen, het slechts enkele generaties duurt voordat de bevolking van dat land uitsterft. Inmiddels wordt de bevolkingsgroei van veel Europese landen volledig bepaald door het migratiesaldo. Van de oorspronkelijke bevolking sterven er netto meer dan dat er worden geboren. Maar door immigratie neemt de bevolking van Europa tóch toe.

De afname van de vruchtbaarheidscijfers (lees: het kindertal) begon met de seksuele revolutie van de jaren ’60 en ’70. Door de toegenomen toegankelijkheid van anticonceptiemiddelen (de pil) betekende seks niet langer een grote kans op het verwekken van kinderen: vrouwen konden zelf beslissen of ze wel of niet zwanger wilden raken. Mede door het feminisme gingen meer vrouwen onderwijs volgen en buitenshuis werken, terwijl ze voor die tijd vaak op jonge leeftijd al kinderen kregen. Nu stelden ze het krijgen van kinderen uit en nam het aantal kinderen af. In 1970 was de Nederlandse vrouw bij haar eerste kind gemiddeld 24 jaar en 4 maanden oud. Inmiddels is het 30 jaar en 4 maanden. In 1970 kregen vrouwen gemiddeld 2,5 kinderen, nu 1,4.

Een andere, veel gegeven reden voor het niet willen krijgen van kinderen, is de ‘situatie waarin de wereld’ verkeert. Uit onderzoek van EenVandaag en LINDA onder 4.100 mensen onder de 45 jaar die geen kinderen hebben, blijkt dat een groot aantal bewust kinderloos is, ofwel twijfelt aan het nemen van kinderen vanwege de toestand in de wereld. De geregelde crises, oorlogen, de ‘dreiging van oorlog’ in Nederland en de ‘stand van het klimaat’ zijn veel gegeven redenen.

Van de gepeilde mensen geeft 1 op de 5 aan dat de wereldbevolking juist ‘omlaag’ moet, zodat ‘je geen enkel klimaatdoel meer nodig’ hebt. Andere redenen zijn onder meer het woningtekort, de ‘verharding van de maatschappij’, drugscriminaliteit, het niet hebben van genoeg geld, en voor veel vrouwen het ‘opbouwen van een carrière’, zodat op een later moment kan worden besloten tot het nemen van kinderen.

Vruchtbaarheid neemt af

Hoewel de doelbewuste keuze voor het niet nemen van kinderen een belangrijke factor is in het sterk krimpende kindertal in veel landen, lijkt ook de vruchtbaarheid van mannen en vrouwen in een neerwaartse spiraal te zitten. De Amerikaanse hoogleraar medische milieukunde en reproductieve gezondheid Shanna Swan deed in 2017 en opnieuw in 2022 met andere experts onderzoek naar de zaadcelconcentratie bij mannen in westerse landen tussen 1973 en 2011. Dat onderzoek werd mede in gang gezet nadat een ouder Deens onderzoek tot de conclusie kwam dat de zaadcelconcentratie bij mannen tussen 1938 en 1991 flink was verminderd.

Uit de onderzoeken van 2017 en 2022 blijkt dat de zaadcelconcentratie van mannen wereldwijd ongeveer is gehalveerd in vijftig jaar tijd – tussen 1973 en 2018 (104 miljoen/ml naar 49 miljoen/ml), waarbij sinds 2000 de zaadcelconcentratie sterker afneemt dan voorheen. Dat de vruchtbaarheid flink afneemt, wordt duidelijk uit de cijfers van zwangerschapscomplicaties (hogere risico’s op zwangerschapsvergiftiging, zwangerschapsdiabetes, vroeggeboorte en keizersnede), van vrouwen die een hulpverlener raadplegen voor vruchtbaarheidsproblemen en van de toename van IVF-zwangerschappen.

Hormoonverstorende chemische stoffen

Professor Swan onderzocht wat de reden zou kunnen zijn voor deze snelle afname van vruchtbaarheid, en stuitte op zogenaamde ‘endocrine disrupting chemicals’ (hormoonverstorende chemische stoffen). De voornaamste en gevaarlijkste ‘hormoonontregelaars’ zijn de zogeheten ‘triazine’ pesticiden zoals atrazine, simazine en ametryn, verschillende typen bisfenol (stofjes die plastic hard maken en dus aanwezig zijn in voedselverpakkingen, broodbakjes, babyflesjes, speelgoed) en ftalaten (weekmakers die worden gebruikt in plastic, behang, meubels, kleding, speelgoed en cosmeticaproducten).

Oestrogene en antiandrogene stoffen

Bisfenol-A (BPA) is een vaak voorkomend chemisch stofje in plastic, bouwmaterialen, elektronica, voedselverpakkingen, implantaten, infuusapparatuur en speelgoed. BPA is een oestrogeen product, wat inhoudt dat het zich kan binden aan oestrogeenreceptoren in het lichaam, waardoor het de normale werking van oestrogeen kan nabootsen. Het stofje heeft nadelige effecten op testosteron en kan leiden tot verminderd libido, verminderde ontwikkeling van de prostaatklier en stemmingswisselingen.

Ftalaten zijn anti-androgene producten, en blokkeren de werking van androgenen, zoals testosteron, in het lichaam. Anti-androgenen kunnen de groei van lichaamshaar, de ontwikkeling van de prostaat en de mannelijke seksuele functies verminderen. Beide stoffen blijken bij frequente blootstelling ongezond voor zowel de eicellen als de zaadcellen. Deze en andere hormoonverstorende stoffen worden aangetroffen in borstmelk, placentaweefsel, urine, bloed en zaadvocht. Uit onderzoek in China bleek dat fabriekswerkers die in aanraking komen met BPA vier keer meer kans hebben om seksuele disfunctie te melden dan hun collega’s die niet met BPA werken. Een soortgelijk onderzoek met betrekking tot pesticiden werd verricht in de Verenigde Staten, waar bleek dat mannen met slechte zaadkwaliteit veel hogere hoeveelheden pesticiden in hun urine hadden dan andere mannen.

Hoewel de Europese Unie al enkele jaren bezig is met het onderzoeken en aan banden leggen van bepaalde hormoonverstorende chemische stoffen (onder de REACH-verordening, de Classification, Labelling and Packaging-verordening en de Biocidal Products-verordening), staat de aanpak van dergelijke stoffen nog in de kinderschoenen, en bestaat soortgelijke regulering (nog) niet in de Verenigde Staten, China en Afrika, waardoor producten die deze hormoonverstorende stoffen bevatten in omloop blijven.

Minder kinderen én minder vruchtbaar

Het kindertal in ons land en vrijwel alle ontwikkelde landen is zorgwekkend laag, en ver onder het vervangingscijfer. Niet alleen kiezen stellen er vaker doelbewust voor om geen kinderen op de wereld te zetten, ook blijkt dat onze vruchtbaarheid in een neerwaartse spiraal zit. Door dagelijkse blootstelling aan allerlei chemische stoffen raakt ons hormonale systeem in disbalans, met vruchtbaarheidsproblemen als gevolg. Wat gebeurt er met een samenleving die steeds minder kinderen krijgt én steeds minder vruchtbaar is?

Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee? Kijk HIER. Hartelijk dank!