Etnisch profileren kan stigmatisering juist bestrijden

ArnoutJaspers 11-2-23
Wijkagent in gesprek met jongeren. Bron: vraaghetdepolitie.nl.

Het is een terugkerend thema in het publieke debat: niet-blanken worden veel vaker aangehouden bij routinecontroles door de politie dan blanken. Rapper Typhoon haalde er een paar jaar geleden alle talkshows mee: hij rijdt in een dure auto, van zijn eigen eerlijk verdiende geld betaald, maar toch werd hij keer op keer langs de kant van de weg gezet door de politie. 

Afgelopen week schreef Karim Amatmoekrim in NRC een column over haar broer, die in de afgelopen twee jaar zeven keer zonder aanleiding was aangehouden (de correcte term is, meen ik, staande gehouden, maar dat laat ik graag aan juristen over). 

Zwaar taboe

Dit wordt breed opgevat als bewijs voor systematisch racisme bij de politie. Meer in het algemeen rust er tegenwoordig een zwaar taboe op etnisch profileren, zoals in het recente verleden gebeurde bij het opsporen van uitkeringsfraude en belastingontduiking. Toegegeven, het is een middel waarbij de scheidslijn met discriminatie dun is, die dan ook zorgvuldig bewaakt moet worden. Maar opsporingsinstanties per decreet blind maken voor elke informatie op basis van nationaliteit, uiterlijk of etnische herkomst is het kind met het badwater weggooien.

Dat hebben we ook gezien met de kwestie privacy: terecht dat die beschermd wordt, maar de huidige wetgeving is dermate rigide en onpraktisch, dat die tot absurde consequenties leidt waar niemand bij gebaat is. Er vallen met enige regelmaat doden, ook onder onschuldige buitenstaanders, omdat het zorg- en handhavingsinstanties wettelijk verboden is om cliënt-gegevens met elkaar te delen.

Sekseprofilering

Waarom zou etnisch profileren absoluut taboe moeten zijn, terwijl andere varianten algemeen geaccepteerd zijn? Stel, iemand is op straat beroofd en daarbij zodanig zwaar mishandeld, dat hij nog steeds buiten bewustzijn is als de politie arriveert. Die sluit de wijk af en gaat op zoek naar mensen die zich verdacht gedragen. Dan gaat de politie primair op zoek naar mannen die zich verdacht gedragen, want zulke misdrijven worden voor zeker 95% door mannen gepleegd. Menige onschuldige man, en geen enkele onschuldige vrouw, zal door de politie staande worden gehouden, ondervraagd en wellicht gefouilleerd.

Zulke sekseprofilering vindt iedereen normaal. Het alternatief zou immers zijn, dat de politie verplicht is om bij zulke acties evenveel vrouwen als mannen staande te houden en te ondervragen, en bij een even groot percentage over te gaan tot fouillering, wat vrijwel zeker verspilling van tijd en menskracht is.

Profilering maakt opsporing efficiënter

Als sekse een acceptabel profileringscriterium is, waarom nationaliteit of etniciteit dan niet? Als uit degelijke statistiek blijkt, dat mensen met een dubbele nationaliteit in de afgelopen vijf jaar relatief vaak gefraudeerd hebben met toeslagen of belastingaangifte, dan is dubbele nationaliteit een nuttig criterium om die gevallen vaker en beter te onderzoeken. Uiteraard mag het niet meer dan een eerste indicatie zijn, die vooralsnog geen enkele consequentie voor de betrokkene heeft, anders dan een verzoek om meer informatie.

Zulke profilering maakt de opsporing efficiënter, en het vermindert het totaal aantal mensen dat onterecht onder het vergrootglas komt te liggen. Die vermindering betreft weliswaar alleen de mensen met een enkele nationaliteit, en vreemd genoeg heb ik dat nog nooit zien meetellen in de afweging.  

Gods wil

Niettemin is dit type profilering nu verboden, met een beroep op een absoluut ethisch principe dat etniciteit nooit of te nimmer een rol mag spelen bij een beslissing om nader onderzoek te doen. Op het moment dat je beroept op een ethisch taboe is de discussie gesloten: het mag gewoon niet, klaar. Vroeger zou men dan gezegd hebben, en in Iran nog steeds, dat het tegen Gods wil is.

Maar zoals dat vaker gaat: degenen die zo’n taboe aanhangen, willen dan ook nog bewijzen dat zulke profilering niet werkt. Het onderliggende idee is, dat de oververtegenwoordiging van bepaalde nationaliteiten of etniciteiten in de statistiek van fraude of andere misdrijven niet reëel is, maar het product van een zelf-versterkende feedback-loop. Simpel geformuleerd: als opsporingsinstanties een bepaalde groep grondiger controleren, vinden die instanties alleen al daardoor iets meer misdrijven dan in een andere groep die minder vaak gecontroleerd wordt. En dat kleine overschot in die ene groep wordt dan de reden voor de instanties om die nog meer onder het vergrootglas te leggen, waardoor die nog crimineler lijkt, enzovoort.

De Wetenschap spreekt

Dat idee is een keer rekenkundig uitgewerkt door Ionica Smeets in een column in de Volkskrant. Behalve Volkskrant-columnist, is Smeets wiskundige en hoogleraar wetenschapscommunicatie, dus hier heeft De Wetenschap gesproken: etnische profilering is alleen maar zelfbevestiging door de instanties van hun eigen vooroordelen. Althans, zo zal dit door velen toen zijn opgevat. 

Smeets begon met een fictieve populatie die bestaat uit precies de helft huffelpuffers en de helft ravenklauwen. De huffelpuffers plegen 51% van de misdaden en de ravenklauwen 49%, en dat komt omdat 51% van de huffelpuffers crimineel is, tegen 49% van de ravenklauwen. Etnisch profileren zou er dan toe leiden dat binnen twee jaar driekwart van de criminaliteit wordt toegeschreven aan huffelpuffers.  

Hieronder reken ik dat voorbeeld in twee varianten door met alle cijfers erbij. Dat is even doorbijten, en als u daar nu niet voor in de stemming bent: ga meteen naar de conclusies onder het kopje ‘Etnisch profileren kan stigmatisering juist bestrijden’. 

Voorwaardelijk zinnetje

De politie in Smeets’ voorbeeld gaat over tot een datagedreven beleid, waarbij elke maand 1000 mensen worden staande gehouden, in een verhouding die overeenkomt met de meest actuele misdaadcijfers. De eerste maand worden dus 51% van 1000 = 510 huffelpuffers aangehouden, en 490 ravenklauwen. Van die 510 huffelpuffers blijken er 51% van 510 = 260 crimineel, van de ravenklauwen 49% van 490 = 240.

Oeps, na die eerst maand geven de actuele misdaadcijfers dus aan dat 260/500 = 52% van de huffelpuffers crimineel is, en maar 240/500= 48% van de ravenklauwen. Dus worden volgende maand 520 huffelpuffers aangehouden, tegen 480 ravenklauwen.

Je voelt op je klompen aan waar dit heen gaat: maand na maand neemt het aandeel van staande gehouden huffelpuffers toe, dus ook hun aandeel in de geregistreerde criminaliteit, en na twee jaar is dat aandeel al bijna driekwart.

Echter, in haar column staat een voorwaardelijk zinnetje dat haar redenatie voor de meeste praktijksituaties compleet onderuit haalt: ‘In dit fictieve voorbeeld nemen we aan dat de criminaliteit onder de bevolkingsgroepen constant blijft.’

Criminaliteit blijft niet constant

Het hele idee van selectieve handhaving en misdaadbestrijding is nu juist, dat de criminaliteit in de geselecteerde groepen niet constant blijft, maar afneemt. Als je aanneemt dat alle overheidsinzet qua  surveillance, profilering, staandehoudingen en straffen geen enkel effect heeft, kan je er net zo goed mee ophouden, ook zonder ethisch taboe. 

Smeets’ aanname over constante criminaliteit zou kloppen, als die 1000 staandehoudingen per maand volstrekt verwaarloosbaar waren, vergeleken met het totale aantal criminele huffelpuffers en ravenklauwen in de populatie. Als er in het begin van de datagedreven politie-inzet 510.000 criminele huffelpuffers en 490.000 criminele ravenklauwen zijn (dus op een totale populatie van 2 miljoen), maakt het inderdaad nauwelijks iets uit als er maandelijks een stuk of 500 criminelen uit de populatie verwijderd worden, en dan klopt het rekenvoorbeeld.

Maar als de populatie bestaat uit, zeg, 20.000 mensen, waarvan 5100 criminele huffelpuffers en 4900 criminele ravenklauwen, dan klopt de rekensom al niet meer. Want in de eerste maand haalt de politie 260 van de 5100 criminele huffelpuffers van  de straat, zodat er 4840 overblijven, en net zo blijven er 4900 – 240 = 4660 criminele ravenklauwen over. 

Daardoor daalt het overschot aan criminele huffelpuffers van oorspronkelijk 200 (5100 – 4900) naar 180 (4840 – 4660), en ook relatief, ten opzichte van het totaal, daalt het criminele huffelpuffer-overschot.

Etnisch profileren kan stigmatisering juist bestrijden

In bovenstaand rekenvoorbeeld treedt juist het omgekeerde van een zelfversterkende feedback-loop op: door etnisch profileren haalt de politie aanvankelijk meer criminelen uit de ‘criminele’ bevolkingsgroep van de straat, wat de percentages criminelen in beide bevolkingsgroepen steeds meer gelijk trekt. En omdat die percentages het aanhoudingsbeleid bepalen, zullen op termijn net zo veel mensen uit de ‘criminele’ als de ‘niet-criminele’ bevolkingsgroep gecontroleerd worden en tegen de lamp lopen. Etnisch profileren vermindert in dit voorbeeld dus juist de stigmatisering van een aanvankelijk ‘criminele’ bevolkingsgroep ten opzichte van de aanvankelijk meer deugende bevolkingsgroep.

Uiteraard is ook dit nog maar een simplistisch rekenvoorbeeld. Maar toch al minder simplistisch dan het voorbeeld van Smeets, dat er eigenlijk op neerkomt dat het repressief bestrijden van criminaliteit sowieso zinloos is, dweilen met de kraan open. Criminaliteit zou dan alleen te bestrijden zijn door sociaal onrecht en ongelijkheid te bestrijden. Een standpunt, trouwens, dat populair is in dezelfde politieke gremia die heilig overtuigd zijn van het taboe op etnisch profileren.

Agenten moeten wel beleefd blijven

Etnisch profileren kan te rechtvaardigen en effectief zijn, of het kan verkapte discriminatie zijn: dat hangt helemaal van de specifieke omstandigheden af, en die zouden van te voren ook getalsmatig geanalyseerd moeten worden, ongeveer zoals hierboven, maar dan uitgebreider.

Of de politie de broer van Karim Amatmoekrim terecht zoveel vaker aan de kant zet, gegeven de lokale omstandigheden en de aard van de criminaliteit in diens woonplaats is een goede  vraag, en het antwoord is waarschijnlijk ingewikkeld. Maar die agenten moeten wel beleefd blijven. Daar schort ook nog wel eens wat aan.   

Wetenschapsjournalist Arnout Jaspers bericht wekelijks in Wynia’s Week over moderne mythes.

Wynia’s Week is altijd alert. De donateurs maken Wynia’s Week mogelijk. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!