Help! De humorpolitie vindt Hans Teeuwen te nihilistisch

hans
Pseudowetenschappers staan vooraan om Hans Teeuwen als ‘islamofoob’ te labelen zodra hij onverbloemde islamkritiek levert. Beeld: YouTube.

Onder rondtrekkende schrijvers die na het verschijnen van nieuw werk een boektour doen, is het een bekende klacht. Het publiek komt in steeds aanzienlijker mate opdagen omdat de auteur in een relletje of andere vorm van publieke verontwaardiging terecht is gekomen, dan om het werk dat hij of zij heeft geschreven. Soms lijkt het erop alsof creativiteit door de samenleving nog slechts ‘getolereerd’ wordt en alleen nog onze aandacht waard is als het (veronderstelde) grenzen overschrijdt; kortom, wanneer het als een lopend vuurtje rondgaat op sociale media.

Een van de uitwassen van deze creatie-vijandige, weinig erudiete geestesgesteldheid is het inmiddels welbekende echelon van nieuwe grenswachters, ofwel ‘sensitivity readers’. Namens uitgeverijen lezen zij manuscripten na op woorden en passages die door groepen of individuen in een zogenaamde minderheidspositie als beledigend of kwetsend kunnen worden ervaren. Voorbeeld: de bekende schrijver Marcel Möring maakte recent met zijn laatste roman Mordechai de overstap van De Bezige Bij naar Prometheus omdat ze bij die eerste uitgeverij het n-woord, hoezeer ook in een specifiek-historische context gebruikt, simpelweg niet wensten te publiceren. Want op de lijst ‘no go’-woorden! (‘Ik vond het wel vreemd,’ zei Möring achteraf. ‘want in het boek komen ook antisemitische en homofobe uitspraken voor (…) maar blijkbaar werd dat niet zo erg gevonden.’)   

Nu is literatuur voor het overgrote deel van het publiek een ver-van-mijn-bed-show, maar het verschijnsel humor – waar lachen we om? welke grappen mogen we wel of niet maken? – komt al een stuk dichterbij onze dagelijkse belevingswereld. Je zou humor, de bevrijdende activiteit van het lachen dus, met een beetje pathetiek als een dagelijkse levensbehoefte kunnen beschouwen. Als een tijdelijke ‘ontsnapping’ uit het normen- en waardenstelsel en de bijbehorende verantwoordelijkheden die dat stelsel met zich meebrengt.

Ja, het broodnodige elixer in een dichtgeregelde samenleving.

Duwtjes richting Noord-Korea

Wat gebeurt er echter met een maatschappij als er niet of nauwelijks meer gelachen wordt? Geen ontsnapping meer mogelijk is? Of veel minder? Van op afstand kunnen we vaststellen dat in het meest extreme geval, denk aan de verschrikkelijke (stalinistische) dictatuur in Noord-Korea, deze vorm van ontsnappen nagenoeg volledig is afgeknepen. Afgezien van georganiseerde vrolijkheid vol geprefabriceerde blijheid wordt daar zeer weinig (spontaan) gelachen (zeker in het openbaar). En bij elke tendens die ons richting een dergelijke stalinistische angstcultuur duwt, zouden we dan ook op onze hoede moeten zijn.

Verklaren dat de zich ‘cultuurwetenschapper’ en ‘humoronderzoeker’ noemende Dick Zijp ons land op humorgebied naar het Noord-Koreaanse model wil laten ‘afglijden’, zou zwaar overtrokken zijn. Maar dat hij ons een stukje die richting op duwt is onmiskenbaar. Als je er, zoals hij, actief voor pleit humoristen en cabaretiers niet langer te laten wegkomen met het argument dat morele en ethische grenzen in humor tijdelijk opgerekt of opgeheven mogen worden, begin je de voorwaarden voor een werkelijk bevrijdende lach al op voorhand te beknellen.

En wanneer je vervolgens achter elk in een stand-up comedy show of cabaretvoorstelling gespreken woordje met een pincet op zoek gaat naar wat volgens jou ‘stigmatisering’ of ‘stereotypering’ is (of zou kunnen zijn), ben je keihard bezig de grondvesten van de humor aan te tasten. Poog je omkering, overdrijving, contrastwerking en het doorbreken van verwachtingen – kortom, de basisinstrumenten van de humorist of komiek – te onderwerpen aan je eigen (humorloze) politieke agenda. Dat is dan ook precies wat Dick Zijp in zijn cultuurwetenschappelijke wijsheid aan het doen is.

Tijdens een publieksoptreden in de serie Brainwash Talks erkent Zijp dat humor hem, als verschijnsel, vooral interesseert vanwege de invloed en de mogelijke gevolgen die het heeft (spoiler: hij ziet de lach het liefst maatschappelijk verantwoord zijn, geen schade berokkenen ook). Met zijn container-uitspraak dat ‘humor verbonden is aan allerlei grote maatschappelijke en politieke kwesties’ (tja, wat is daarmee niet verbonden, Dick?) geeft hij zichzelf een vrijbrief om als onderzoeker eindeloos kanttekeningen en bezwaarpuntjes te mogen aandragen als de betreffende grap of humorist niet ‘in lijn’ met zijn progressieve wereldbeeld is. En het zijns inziens verkeerde of reactionaire ideeën verspreidt.  

Dat figuren als Zijp humor willen onderzoeken is op zichzelf het probleem natuurlijk niet. En dat ze een voorkeur hebben voor komieken en cabaretiers die hun eigen wereldbeeld reproduceren – ‘ga je gang’ ben je geneigd te zeggen. (Zelfs dat hij cabaret leuk vindt en zijn vak een geweldig interessante speeltuin wil ik hem niet ontzeggen; tenzij er een masochist in hem schuilt.) Maar wat ten diepste lachwekkend is, en als je er wat langer over nadenkt ook ergerlijk, is dat zijn ideologische gestuurde hobby – want meer is het niet – onder de vlag van ‘wetenschap’ een duur pak aantrekt en zich een gezag probeert aan te meten dat, sorry, nergens op gebaseerd is. Op z’n best is Zijp een humor-recensent die met een academisch sausje de zijns inziens opbouwende, correcte, aan te moedigen humor scheidt van de zijns inziens destructieve, incorrecte en te verwerpen humor.

In zekere zin is Zijp de domineeszoon die geen genoegen meer neemt met het zijn van cabaretier, maar die het – een treetje hoger op de machtsladder – zoekt bij het inspecteren en corrigeren van de omvangrijke roedel cabaretiers die Nederland rijk is.  

Onverbloemde islamkritiek

Als je in harde of minder harde bewoordingen kritiek levert op mensen als Dick Zijp, zoals hier wellicht gebeurt, krijg je al snel het verwijt teruggekaatst dat je een kritische blik op harde humor zou afwijzen. Of dat je zelf een ranzig gevoel voor humor hebt. Onzin! In een vitale, gezonde en een beetje zelfverzekerde democratie mag élke grap op élke denkbare weegschaal worden gelegd, door iedereen, dus ook door Dick Zijp. Het echte gevaar zit ‘m niet in de kritische benadering achteraf, maar in de onverbloemde poging van mensen als Zijp om met wetenschappelijke pretentie (en het veronderstelde gezag dat daarbij hoort) cabaretiers en humoristen als kwaadaardig of onmaatschappelijk te portretteren en hen zodoende buiten de orde te plaatsen. Hen vooraf dus al te diskwalificeren.   

Een goed voorbeeld van dat laatste is het parmantig-academische toontje waarmee Zijp in De Groene Amsterdammer de hem onwelgevallige Hans Teeuwen probeert weg te zetten. In een aanval van morele hoogmoed en academische bla-bla noemt Zijp de humorstijl van Teeuwen, let op, ‘nihilistische transgressie’; een term die je zelfs na drie uur debat op een gepassioneerde discussieavond nog niet opgehelderd krijgt, maar waar figuren als Zijp maar al te graag mee wapperen om hun academische imago, hun aanspraak op een gewichtig klinkende leerstoel en het wegzuiveren van hen niet-welgezinde artiesten mee hopen te bevorderen.  

Volgens mijn eigen (niet-academische) maatstaven is Teeuwen nog altijd een messcherpe cabaretier die issues bespreekt en standpunten uitdraagt op de grens van waar zijn collega’s angstig terugschrikken. En daarmee het cabaretlandschap voorlopig bij het gezapige kantklossen vandaan trekt. Maar wat doen pseudowetenschappers als Zijp? Die willen de humorkaravaan (publiek en artiesten) eendrachtig een en dezelfde kant op laten bewegen, het liefst onder de vlag van truttige mantra’s als ‘verbinding’ en ‘burgerschap’. Ze staan dan ook vooraan om Teeuwen als ‘islamofoob’ te labelen zodra hij onverbloemde islamkritiek levert.    

Dat boekhouders als Zijp het nodig vinden de humorpraktijk te reduceren tot wel en niet correcte ideeën en wereldbeelden, is op zichzelf al moedeloos makend genoeg. En dat ze in de nabije toekomst mogelijk geholpen gaan worden door statistiekprogramma’s en andere digitale tools om hun particuliere oordelen over grappenmakers van academische legitimatie te voorzien, is al even deprimerend. Maar in zekere is dit soort achteraf-onderzoek nog voorspelbaar. En zal het hopelijk nooit uitgroeien tot meer dan een reeks slecht bezochte theekransjes voor ideologische scherpslijpers.

Het wérkelijke gevaar zit ‘m aan de voorkant! En de werkelijke strijd vindt plaats nog voor een komiek of cabaretier een letter op papier heeft gezet of zich een voorstelling heeft gemaakt van een show die hij of zij wil gaan brengen. Voelt hij of zij zich vrij genoeg om naar believen in het grootst mogelijke etnische, religieuze, seksuele of politieke taboe te peuren met het vooruitzicht dat de Dick Zijp-achtigen zich wie weet gaan vermenigvuldigen en als een volkscomité uit donkere DDR-tijden straks nee-schuddend in de zaal zit, klaar om hem of haar ‘nihilistische transgressie’ of iets nog ergers in de schoenen te schuiven?    

Waar o waar?

Want waar o waar blijft de jonge, brutale artiest die de islam in alle openheid op het hakblok durft te leggen? Die het etnische ongemak in de kwetsbare wijken durft te fileren? Die het migratiestandpunt van de PVV met een paar goede grappen verdedigt? Of luchtig maar vilein durft aan te wijzen wie de homo’s en vrouwen op straat nu eigenlijk het leven zuur maken? Als een van de meest succesvolle komieken van de afgelopen decennia, Youp van ’t Hek (door Zijp ooit ter verantwoording geroepen voor het woord ‘pisnicht’), zich in zijn NRC-columns nota bene na zijn afzwaaien voornamelijk blijkt op te winden over roddels en praathoofden in tv-programma’s kun je je afvragen of het Nederlandse cabaret überhaupt nog ergens schuurt of van enige relevantie is. Dan wel een repeterende hap linksdraaiende yoghurt is.

Onderzoek dát eens, doctor ‘cultuurwetenschap’ Dick Zijp.    

Wynia’s Week brengt broodnodige, onafhankelijke berichtgeving: drie keer per week, 156 keer per jaar, met artikelen en columns, video’s en podcasts. Onze donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!