Hopeloze missie vol missers. Dat is de nalatenschap van Klimaat en Groene Groei, het ministerie van VVD’er Sophie Hermans

Wie in cirkels rondloopt eindigt waar hij is begonnen en maakt ondertussen nutteloze meters.
Dat is de economische nalatenschap van Sophie Hermans (VVD) als minister van Klimaat en Groene Groei. Na de val van het kabinet-Schoof heeft Hermans, zo lijkt het wel, schoon schip gemaakt. Ze wil niet op de kandidatenlijst van de VVD voor de Tweede Kamerverkiezingen van 29 oktober. Ze gaf als demissionaire minister nog twee winstwaarschuwingen: de verduurzaming van de industrie mét overheidssteun mislukt en mede daarom schrapt ze plannen voor windturbines op zee.
Tegenzin
Bij de grootste industriële vervuilers bestaat weinig of geen belangstelling voor steun én bemoeienis van de overheid voor verduurzaming. De overheid wil maatwerk bieden. Dat is kostbaar én bewerkelijk. Enkele afspraken zijn gemaakt, maar met bijvoorbeeld het verliesgevende staalbedrijf Tata Steel, de nummer 1 vervuiler, staat er na drie jaar onderhandelen nog niks op papier.
Vervolgens ging Hermans met kennelijke tegenzin aan de slag met een motie van CDA-partijleider Henri Bontenbal om de Nederlandse ‘kop’ bovenop een Europese heffing (ETS) op broeikasgasuitstoot af te schaffen. Deze extra kostenpost komt uit de Nederland-gidsland traditie, maar is een kwelgeest van de industrie. Hermans zet de Nederlandse heffing op nul.
Afgelopen week beknotte ze de uitbreiding van windparken op zee. Er is nog lippendienst aan het argument dat Nederland met meer windenergie onafhankelijker wordt van ‘foute’ regimes. Maar kennelijk is het toch geen topprioriteit.
De industrie verduurzaamt traag, dus valt de vraag naar stroom tegen, extra aanbod van windparken op zee plus de peperdure infrastructuur op kosten van de Nederlandse gebruikers zijn overbodig. De cirkel is rond, terug bij af. In haar brief aan de Tweede Kamer van zes kantjes van afgelopen week gebruikt Hermans het woord realistisch zes maal en het woord haalbaar twee maal. Tja, denk ik dan, had niemand dat eerder bedacht?
De cirkelredenering zegt ook tegen de industrie: maak geen haast met verduurzaming, wij maken ook geen haast met extra groene stroom.
Hopeloze missie
Als je Hermans Kamerbrieven en plannen sinds de start terugleest, is er maar één conclusie: Klimaat en Groene Groei was een hopeloze missie. Ze nam de maatwerkaanpak in de industriepolitiek over van voorganger Micky Adriaansens (VVD) in RutteVier en de wind-op- zee-politiek van Rob Jetten (D66) uit RutteDrie.
Waar ging het mis? Om te beginnen komen de investeringen in groene groei te weinig tot stand, schreef Hermans in maart zelf al aan de Tweede Kamer. ‘Daarbij worden in Nederland ontwikkelde technieken steeds vaker buiten de landsgrenzen tot commerciële bloei gebracht.’ Zo goed is het vestigingsklimaat dus niet.
Kostenplaatjes
Tweede misser: het wilde maar niet tot het kabinet doordringen dat de energie in Nederland beduidend duurder is dan in de omringende landen die hun industriële bedrijvigheid wél koesteren. Ministers kunnen wel trots zijn op hun hooggestemde plannen, maar in het bedrijfsleven vergelijken managers opbrengsten én kosten.
In de top van de multinationale bedrijven met dochterbedrijven of fabrieken in Nederland weet men nauwkeurig hoe de kostenplaatjes hier zich verhouden tot die in Duitsland, België en Frankrijk. De hoofdkantoren van deze bedrijven staan niet (meer) in Nederland. In oktober 2024 kondigde Hermans aan dat ‘het kabinet de komende maanden extra in gesprek’ gaat met ‘de (bij voorkeur internationale) CEO’s van die maatwerkbedrijven waarvan het kabinet verwacht dat op relatief korte termijn een volgende stap kan worden gezet’. Het tegenovergestelde gebeurde: een aantal haakte juist af.
Doodzonde
Derde onvoldoende: het kabinet weigerde tijdig bij te sturen. Onder het bewind van Hermans en Schoof sloten chemiebedrijven in de Rotterdamse regio en industriële ondernemingen elders in Nederland de deuren. Probleem nummer 1: die hoge energiekosten.
Het maakte weinig indruk. De politíeke maakbaarheid van industrie- en klimaatbeleid stond voorop, niet de industriële maakbaarheid waar werknemers en managers dagelijks hun best voor doen. Het kabinet probeerde enkele maanden geleden nog wat recht te breien. Te weinig, te laat.
De industrie staat er slecht voor. Een serieus gevaar. De industrie bestaat uit bedrijven die werk bieden, exporteren, innoveren en een relatief hoge arbeidsproductiviteit kennen terwijl het elders in de economie lou loene is.
Op de website van economisch platform ESB zetten drie onderzoekers van statistiekbureau CBS afgelopen week de cijfers op een rij. Het percentage bedrijven dat niet investeert in duurzaamheid groeit. Onder de bedrijven die wél investeren dalen de verwachtingen over groei van hun uitgaven. De grote boosdoeners zijn geld en onzekerheid over de economie en de politieke plannen. En, misschien het meest onrustbarende, sinds 2021 zijn industriebedrijven steeds negatiever over hun concurrentiepositie.
Dat waren de nutteloze meters van het kabinet-Schoof. Zullen hun opvolgers vanaf dag 1 wél realisme prediken?
Klimaat en Groene Groei is slechte combinatie
Eén ding staat wel vast: industriepolitiek met maatwerk én klimaatpolitiek zijn doordrenkt van het maakbaarheidsgeloof binnen onze nationale grenzen.
Waar dat toe kan leiden, illustreert een reconstructie in NRC vorige week van de onderhandelingen tussen de overheid en Tata Steel. Het blijkt zo complex, dat het de ambtenaren boven het hoofd groeit. Verlamming is het gevolg. Daarmee wordt nog eens onderstreept dat Klimaat en Groene Groei een slechte, tegenstrijdige combinatie is.
Laat het Rijksvastgoedbedrijf de tekentafel waarop deze plannen zijn bedacht op Marktplaats zetten.
Wynia’s Week brengt broodnodige, onafhankelijke berichtgeving: drie keer per week, 156 keer per jaar, met artikelen en columns, video’s en podcasts. Onze donateurs maken dat mogelijk.Doet u mee? Hartelijk dank!