Kamerleden willen helemaal geen oplossing voor hun burn-outprobleem

ozdil
Het toenmalige Tweede Kamerlid voor GroenLinks, Zihni Özdil, was heel open over zijn burn-out in 2018. Bron: scienceguide.nl

Afgelopen week haakten twee Tweede Kamerleden af omdat ze overbelast zijn. Esther Ouwehand van de Partij voor de Dieren meldde zich ziek en Ockje Tellegen van de VVD legde zelfs haar functie neer.

Ze zijn bepaald niet de eersten en zullen niet de laatsten zijn. Het leidde tot een mediastormpje, niet in het minst omdat GroenLinks-Kamerlid Corinne Ellemeet de oorzaak vooral ziet in de haat die in sociale media over de volksvertegenwoordigers wordt uitgestort.

Wat is er aan de hand?

Tweede Kamer is een burn-outfabriek

Een burn-outfabriek noemde het voormalige Kamerlid voor GroenLinks, Zihni Özdil, de Tweede Kamer. Hij had in 2018 zelf een ernstige burn-out en was lange tijd buiten bedrijf.

Özdil was overigens heel open over zijn toestand, waarmee hij een traditie doorbrak, want volksvertegenwoordigers wilden vooral niet zwak of kwetsbaar overkomen.

Sindsdien spelen Kamerleden geen of althans minder kiekeboe over hun conditie. Pieter Omtzigt verborg zijn burn-out niet en dat deden Harry van der Molen (CDA) en Rens Raemakers (D66) evenmin.

Of daarmee ook alle gevallen zijn genoemd, is onzeker. Volgens Corinne Ellemeet van GroenLinks zijn de bekende gevallen slechts een topje van de ijsberg. Onder het motto ‘dit moest ik kwijt’ publiceerde ze een lange brief op Twitter waarin ze spreekt over de vele Kamerleden die gezondheidsproblemen hebben. Slecht slapen, stress en fysieke klachten. Zelf heeft ze er ook last van en vraagt ze zich regelmatig af hoe lang ze dit nog kan volhouden.

Geen oplossing

Burn-out is geen Kamerkwaal, het is een volksziekte. Ze treft ongeveer 12% van de werkenden. Als we dit percentage met alle slagen om de arm loslaten op de Kamer, dan zouden op dit moment bijna 20 parlementariërs in de problemen verkeren.

Werkgevers worden in ons land geacht te zorgen voor het welbevinden van hun werknemers, maar wat te doen als er geen werkgever is zoals bij Kamerleden? Die moeten dat zelf maar regelen, is de filosofie en dat past(e) wonderwel bij het macho-vertoon dat Kamerleden graag aan de dag leggen: ‘Kijk mij eens een rots in de branding zijn!’  

Sommige fracties hebben met de arbodienst die voor hun medewerkers werkt, afgesproken dat hun Kamerleden in voorkomende gevallen advies van een bedrijfsarts kunnen vragen.

Verder heb je sinds december vorig jaar het vangnet dat Kamervoorzitter Vera Bergkamp spande: voor Kamerleden die dat wilden en elders geen emplooi vonden, was er een bedrijfsarts van het Rijk beschikbaar.

Als de Kamervoorzitter en met haar de fractievoorzitters even hun licht buiten de Haagse bubbel hadden opgestoken, dan hadden ze geweten dat dit allemaal geen zoden aan de dijk zet. Daarvoor heb je een letterlijk Kamerbreed gezondheidsbeleid nodig dat begint met algemene preventie zoals meer bewegen, minder drinken en niet roken.

De Kamer klapte de handen stuk voor het Nationaal Preventieakkoord van het kabinet, maar naar zichzelf kijken komt niet in d’r op. Terwijl het echt om oud nieuws gaat, maar ja, niets zo hardleers als de Tweede Kamer, ik zei het eerder in een artikel voor Wynia’s Week (‘De Kamer maakt zichzelf ziek’) en zal het hierna nog vaker zeggen.

Ongestructureerd en onzeker

Kamerleden hebben wellicht het meest ongestructureerde beroep van ons land. Ze maken lange dagen en rennen van hot naar her. Ze staan voortdurend ‘aan’. Niet alleen in ‘s lands belang, maar ook om niet onopgemerkt te blijven. Immers, als de partij je onzichtbaar vindt, is het klaar en sta je bij de volgende verkiezing niet op de lijst.

Dat telt eens te meer in het hedendaagse klimaat waarin partijen voortdurend willen verjongen, vernieuwen, ‘vervrouwen’, verkleuren en wat je al niet kunt bedenken om met maatschappelijke trends mee te gaan. De uitkomst is in elk geval dat veel zittende Kamerleden opgefokt door het leven gaan.

Bij de laatste verkiezingen kwamen 69 nieuwe mensen in de Tweede Kamer. Dat is bijna de helft! Allemaal zo groen als gras, vaak met minimale maatschappelijke ervaring, belast met veelal volstrekt nieuwe onderwerpen, onbekend met de interne gang van zaken, in een tamelijk ‘onveilige’ omgeving waar fractiegenoten ook concurrenten zijn.

Oud nieuws. Iedereen weet dit en kent de bezwaren, maar het gaat gewoon door. Niets zo hardleers als de Tweede Kamer (en de politieke partijen).

Improvisatie en chaos

De werkorganisatie in het parlement is er van oudsher een van improvisatie en chaos. De informatiestromen zijn even massief als onoverzichtelijk en wie te rade gaat bij het desbetreffende maatschappelijke veld, weet al snel niet meer of ie wordt voorgelicht of belobbyd.

Taakverdeling is bijna alleen mogelijk in ‘grote’ fracties, maar daar hebben we er niet veel meer van. Het redmiddel voor kleine fracties, radicale selectie van onderwerpen, is lastig want de publiciteit eist dagelijks haar tol.

Draaikolk

Waarmee we komen op de draaikolk waarin de meeste Kamerleden vanaf de dag van hun aantreden, verkeren. Schriftelijke vragen stellen, spoeddebatten (er is een wachtlijst), interrupties en bijdragen aan het commissiewerk, redevoeringen in het plenum en dan s.v.p. zo spitsvondig en aandachttrekkend mogelijk, bij voorkeur met pasklare quootjes, dit alles omgeven met werkbezoekjes, gesprekken met belangenorganisaties, telefoontjes met ambtenaren, interviews, mails, appjes en twitterberichtjes.

En moties niet te vergeten, vooral moties. Medio vorige eeuw stond het land op zijn kop als een motie werd ingediend, zo uniek was dat. Inmiddels is het lopende bandwerk. Vanaf januari hebben de dames en heren politici er zo’n 3200 geproduceerd. De ene na de andere wordt weggestemd, maar de indiener heeft zijn of haar 15 minutes of fame (seconden is een beter woord), voor de achterban en het partijbestuur annex kandidaatstellingscommissie.

Dan kunnen ze wel klagen over de marginale ambtelijke ondersteuning, maar als de Kamer het probleem van werkorganisatie en publicitaire hijgerigheid niet een beetje terugdringt, is het water naar de zee dragen.

Oud nieuws, zeggen u en ik, en we voegen er aan toe: niets zo hardleers als de Kamer.

Minimale ambtelijke ondersteuning

Die ambtelijke ondersteuning is overigens wel een probleem. Uit angst om door het volk voor verkwisters te worden uitgemaakt, heeft de Kamer voor zichzelf altijd de hand op de knip gehouden. Dankzij het toenmalige Kamerlid Rob Jetten is er in de vorige zittingsperiode wat extra geld vrijgemaakt, maar het blijft behelpen.

Dat komt ook omdat de fracties allerhande jonkies uit eigen gelederen inhuren die vaak nog groener zijn dan hun onervaren bazen. Voeg daarbij dat die Kamerleden vaak nul ervaring hebben met leidinggeven en je hebt het volgende probleem te pakken.

Ook allemaal oud nieuws, maar wederom niets zo hardleers als een Kamer.

Kwaliteit onder druk

Ondertussen wordt niet alleen de gezondheid van de Kamerleden aangetast, maar ook de kwaliteit van hun werk. Wetgeving, wezenlijk voor de rechtsstaat, is een ondergeschoven kindje. Kleine fracties hebben er al nauwelijks tijd voor, de grotere niet veel meer.

Het idee dat de Eerste Kamer de omissies en fouten wel uit wetsontwerpen zal vissen, is een illusie. De Senaat is dankzij de versplintering van de ‘overkant’ van het Binnenhof, gepolitiseerd en heeft steeds minder oog voor wat ze lang tot haar hoofdtaak rekende: wetgeving toetsen.

Het leidt nogal eens tot wetten die onuitvoerbaar zijn en daardoor voor burgers geweldige repercussies kunnen opleveren. Het maakt de ambtenarij veel sterker dan bedoeld en dwingt (of verleidt) rechters om het beleid te maken dat de Kamer over het hoofd zag.

Met beleidsvorming is het nog erger. In ongestructureerde debatten proberen Kamerleden een vrijwel oppermachtige regering een bepaalde kant op te duwen, maar meer dan indicatief zijn hun aanwijzingen niet, blijkt later vaak.

Al dit onvoltooide en ontoereikende werk leidt weer tot een hausse aan nieuw Kamerwerk: debatten, vragen en onvermijdelijk moties.

Oud nieuws, maar …

Secundaire ziektewinst

Er zijn best oplossingen te vinden om het parlement een meer serieus instituut te doen zijn dan de bijenkorf annex duiventil die het nu is.

Meer Kamerleden, betere ondersteuning, introductie van een wetgevingsafdeling waarin Kamerleden gezamenlijk proberen wetsontwerpen te beoordelen (kan de Senaat ook weg), de fragmentatie van de Kamer oplossen (en dat kan ook zonder een verhoogde kiesdrempel), de motiezucht dempen, et cetera et cetera.

Jaar na jaar zijn voorstellen gedaan, zelfs door de redder des vaderlands, Johan Remkes (Lage drempels, hoge dijken d.d. 2018), maar nee hoor, de Kamerleden werken zich liever een slag in de rondte dan dat ze hun probleem oplossen. En als voor een oplossing de Grondwet moet worden gewijzigd, haken ze al direct af.

Een normaal mens zou zeggen: ze willen helemaal geen oplossing. Ze genieten eigenlijk wel van de ellende waarin ze verkeren. Hun nek- en rugklachten (Corinne Ellemeet) krijgen er zelfs een zekere heroïsche glans mee. Noem het secundaire ziektewinst. Je lijdt, maar je wordt er bepaald niet minder van! Jammer dat er zo nu en dan een slachtoffer valt, maar cynisch geredeneerd levert dat voor de overlevers nog meer ziektewinst op.

Haat, agressie, minachting en beledigingen

Met deze treurige conclusie hadden we kunnen eindigen, ware het niet dat Corinne Ellemeet in haar lange brief nog een element opvoerde waaraan u en ik niet direct gedacht zouden hebben. Dat komt wellicht omdat zij u en mij –  of breder het knorrige en ondankbare volk – als de belangrijkste oorzaak van het ongerief van Kamerleden aanmerkt.

We citeren: ‘Maar wat er echt inhakt zijn niet zo zeer de uren als wel de haat, de agressie, minachting en beledigingen die je regelmatig over je heen krijgt.’

We nemen aan dat dit vooral een verwijzing naar Twitter is. Daar gaat het inderdaad soms ruw toe. Vaak anoniem, maar ook – en dat valt nog te waarderen – met naam en toenaam. Ze komen uit alle hoeken en gaten, dus wie dacht dat het vooral ‘bruine drab’ is die door Twitter gutst, heeft het mis. Een partijgenoot van Corinne Ellemeet – we noemen uit piëteit zijn naam niet – komt ook vaak niet verder dan schelden op alles en iedereen.

Het is soms lachwekkend, soms ook benauwend en bedreigend, maar het is als met de tv: je kunt ‘m uitzetten ofwel je account bij Twitter beëindigen. Noem het een nederlaag, maar als het je zo dwars zit, lucht het wel op.

GroenLinks onder druk?

Overigens, ik heb eens gekeken of Corinne Ellemeet het erg te verduren heeft op Twitter. Dat valt mee of beter, op een enkele zurige opmerking na geen onvertogen woord. Eerder viel op dat op haar tweets wel erg weinig reacties binnenkomen.

Zou ze haar fractiegenoten wellicht in bescherming willen nemen? We keken even naar een paar in het oog lopende collega’s. Wat direct opvalt, is dat ze allemaal 16000 of meer, soms zelfs 47000 (Lisa Westerveld) volgers hebben. Dat oogt minimaal als een geregisseerde actie van de communicatiemedewerkers van GL, wat prima is, maar wat klagen over Twitter minder sterk maakt.

Zijn deze Kamerleden doelwit van ‘s lands woedende onderbuik? Het valt allemaal reuze mee.

De zeer activistische Suzanne Kröger (‘krimp Schiphol is ok’ en ‘kernenergie is nergens voor nodig’) krijgt uiteraard wat tegengas, maar ook hier komt de nare en provocerende toon toch vooral van de zender.

Zelfs de omstreden Kauthar Bouchallikht ligt niet erg onder vuur, tenzij ze lachend op de foto blijkt te staan bij het holocaustmonument in Amsterdam. Of als ze bij de herdenking van Fortuyn tweet: ‘Over de doden niets dan goeds? Ehm, nope, tnx. Bye’.

Het is eigenlijk alleen Laura Bromet die het wel eens stevig voor de kiezen krijgt. Ze geeft daartoe ook wel aanleiding. Ongeremd gooit ze haar persoonlijke conflict met haar energieleverancier op Twitter, voorzien van tal van emotionele uitroepen. Ook in haar politieke uitingen kent ze weinig terughoudendheid, om het vriendelijk te zeggen. De toon is altijd belerend of beschuldigend. Het is geen vergoelijking, maar dat dit mensen nijdig maakt, is wel te begrijpen. Wie kaatst etc.

Daar staat Lisa Westerveld met het ongekende aantal van 47000 volgers tegenover. Ze is een echte publiekslieveling en begrijpelijk, want haar tweets zijn meelevend en prettig van toon en ze geeft vaak nog een inhoudelijk antwoord ook als iemand een reactie schrijft. Dat is echt bijzonder, want het gemiddelde Kamerlid zendt wel, maar antwoordt niet en niet alleen bij GroenLinks.

Anders gezegd, Corinne Ellemeet kan aan het twitterverkeer van haar directe collega’s moeilijk de stelling ontlenen dat ze voorwerp zijn van haat, agressie, minachting en beledigingen.

Stop dan met twitteren

Mocht Corinne Ellemeet hebben gesproken namens een brede stroming in de rest van de Kamer, dan roept dit toch de vraag op waarom velen zo actief zijn op Twitter. Het hoeft echt niet, hoor. Het zou zelfs een voordeel kunnen meebrengen: minder afleiding tijdens het Kamerwerk, want er gaat geen vergadering voorbij of ik zie onze volksvertegenwoordigers met hun telefoon aan de gang.

Maar ja, gaat niet gebeuren, want de Tweede Kamer is hardleers.

Wynia’s Week is er iedere week twee keer, 104 keer per jaar. U maakt als donateur deze onafhankelijke journalistiek mogelijk. Van harte welkom!