Karim, ‘zo gestoord als een ei’

WERDMOLDER-160222-mocro
Voorheen de Bijlmerbajes

Hans Werdmölder volgde jonge (Marokkaanse) misdadigers vanaf de jaren tachtig. Eerdere afleveringen van deze serie in Wynia’s Week gingen achtereenvolgens over Najib, Ilias, Abdel, Rinus, Chico, Bob, Brahim, Driss, Hassan, Joessef, Said en Abdelkader. In deze aflevering: Karim. ‘Het doet mij verdriet als ik mijn zoon moet slaan.’

Karim (1966) komt uit een Marokkaans gezin van zes kinderen, hij is het tweede kind in rangorde. Op twaalfjarige leeftijd komt Karim in het kader van gezinshereniging naar Nederland. Al op jonge leeftijd kampt hij met grote leerachterstanden en gedragsproblemen. In 1983 heb ik voor het eerst kennis gemaakt met hem en het gezin. Bij Karim is schizofrenie vastgesteld.  

Het gezin El Droussi

De vader van Karim is in 1965 naar Nederland gekomen. Al vele jaren is hij als schoonmaker  in dienst bij een grote  bierbrouwerij. Daar werkt hij in wisselende ploegendiensten. Op mij maakt de vader van Karim de indruk van een gedeprimeerde, vermoeide man, die niet bij machte is zijn kinderen op een normale wijze op te voeden.

Vader is van mening dat Karim niet met geld kan omgaan. Terwijl vader elke dubbeltje moet omdraaien, koopt Karim veel te dure kleren. Van zijn kant wil Karim niet leven zoals zijn vader. Karin noemt zijn vader ‘een ezel’. Wie elke dag vroeg op staat om naar zijn werk te gaan, is ‘een slaaf van de Nederlanders.’    

Toen vader hoorde dat zijn zoon op een nacht 6.000 gulden heeft vergokt, was het hek van de dam. Voor vader is het gebruik van geweld ‘de normale weg’ om de weerstand van zijn zoon te breken.

In een verslag lees ik: ‘In de Koran staat dat je kinderen met de hand moet opvoeden. Ik vind het erg genoeg dat ik mijn zoon zo aan moet pakken. Het doet mij verdriet als ik mijn zoon moet slaan, want het is niet leuk om een ander mens pijn te doen, laat staan je eigen zoon. Ik doe het in het belang van de opvoeding van mijn zoon.’ Daarbij maakt hij gebruik van een broekriem of een elektriciteitssnoer.

Met zijn moeder, een lieve en zorgzame vrouw, heeft Karim een sterke emotionele band. Omdat ze veel last heeft van heimwee, verblijft zij met twee jongere kinderen langere perioden in Marokko. Karim mist haar dan erg.

Onder Toezichtstelling

Karim is veertien jaar als voor het eerst een  psychiatrisch rapport wordt opgemaakt. Hij heeft een OTS (Onder Toezichtstelling) en verblijft in een kindertehuis. De rapporteur beschrijft Karim als ‘een voor zijn leeftijd kleine, magere jongen met donker, sluik haar en bruine ogen. Een getraumatiseerde jongeman, functionerend op laag niveau die een delinquente ontwikkeling heeft doorgemaakt. Het is zeer moeilijk om contact met hem te maken, want hij laat nauwelijks iets van zijn gevoelens merken.’  

Karim mijdt ook zoveel mogelijk oogcontact. De psycholoog beschrijft hem als ‘een uiterst depressieve, kinderlijke en zielige jongen. Bij het moeten presteren is hij zeer onzeker, wat mede het gevolg is van zijn geringe kennis van het Nederlands. Toch kan hij zich redelijk verstaanbaar maken. Zijn intelligentie is beneden het gemiddelde. Op zijn borst, rug en benen zijn sporen van mishandeling te zien.

Zijn beschreven straflijst begint op dertienjarige leeftijd. Hij loopt vaker van huis weg, spijbelt veelvuldig en gaat met criminele vrienden op stap. De hulpverlener Hans Blomsma functioneert in het gezin als een rots in de branding, maar het contact tussen vader en Karim kent veel ups en downs.

Twee tekeningen van Karim heb ik bewaard: een figuratieve tekening en een klassieke tekening van een kind met wolken, bomen, een huis met plat dak, een kamer met bed, vader, moeder, een baby in een grote mand en twee kinderen. Ik mis het gebruikelijke zonnetje. Achter op de tekening heeft Blomsma geschreven: ‘september 1980’.

‘Een liefdevolle dressuur’

In 1986, Karim is inmiddels twintig jaar, staan meer dan veertig antecedenten op zijn naam, waaronder zeer ernstige delicten. Nadat hij zijn woning in brand heeft gestoken, volgt een TBS-maatregel. In een psychiatrisch rapport uit dat jaar wordt geoordeeld dat sprake is van een serieuze problematiek, het gevolg van affectieve verwaarlozing en mishandeling in de vroege jeugd. Karim raakt ook verslaafd aan drugs.

Karims gedrag wordt omschreven ‘als debiel tot zwakbegaafd, herhaling van psychotische toestanden kan niet worden uitgesloten.’ In diverse strafinrichtingen wordt Karim vanwege zijn gedrag ‘onhanteerbaar’ en ‘ziekelijk’ genoemd. Volgens zijn behandelend geneesheer zou Karim het meest gediend zijn met een langdurige opname, een heropvoeding die het best vorm zou moeten krijgen door een ‘liefdevolle dressuur’.

‘Die knaap is zo gestoord als een ei,’ zei een inrichtingswerker die Karim een tijdje in de gevangenis heeft geobserveerd. ‘Hij heeft een schermpje om zich heen getrokken. In de omgang is hij erg angstig en schichtig, tegelijkertijd kan hij heel veeleisend en zelfs bedreigend overkomen. Hij zal niemand uit de weg gaan, in die zin is hij ook gevaarlijk. Door andere gedetineerden wordt hij met de nek aangekeken, soms krijgt hij zelfs klappen. Zelfreflectie is hem volstrekt vreemd.’ Het jaar daarop wordt Karim ter observatie opgenomen in een psychiatrische inrichting.        

Hernieuwd contact

In het kader van mijn follow-up onderzoek wil ik ook Karim spreken. Het kost mij nogal wat moeite zijn woonadres te achterhalen. Hij woont in een benedenwoning in de Spaarndammerbuurt.

Als ik aanbel, zie ik door de opening van de brievenbus een traag schuifelende man op weg naar de voordeur. Hij aarzelt, draait zich om en keert terug naar de woonkamer. Door de brievenbus laat ik weten dat ik een vriend ben van Hans Blomsma en hem graag wil spreken. Hij draait zich om en laat mij binnen.

Het is twee uur in de middag, zo te zien komt hij net uit zijn bed. Karim gedraagt zich een beetje slaapdronken, zijn haardos is verward en op zijn gezicht staat een baard van meer dan een week. Ik loop achter hem aan de woonkamer in, een donkere ruimte met twee skaileren bankstellen en een tafel. Ik kijk om mij heen en zie een enorme troep.

Het interieur biedt een goede afspiegeling van zijn lichamelijke en geestelijke toestand. Geen persoonlijke spullen, geen foto’s van dierbare personen en geen schilderijtje aan de muur. De kachel is stuk en het is er koud. Wel zie ik overal kranten, resten papier en in doorzichtig plastic verpakt reclamemateriaal. De eettafel is volledig bedekt met een berg papier. Zo te zien is de woning al jaren niet meer schoon gemaakt.                     

Karim maakt wat ruimte vrij op de zwartleren zitbank en neemt schuin tegenover mij plaats. Ik leg nog eens de reden uit van mijn bezoek. Bewust laat ik de naam van Hans Blomsma nog een keer vallen. Ik observeer hem wat scherper. Hij maakt op mij de indruk van een zwerver. Hij heeft niet alleen een dubbele kin, maar ook een behoorlijk buikje. Als hij loopt, zie ik dat hij waggelt als een trage eend. Ineens schiet mij zijn bijnaam te binnen: ‘Shoarma’.

Niet in een praatstemming

Karim (44) is niet in een praatstemming. Hij wrijft zichzelf warm door zijn handen steeds in en uit de mouwen van zijn beige pullover te laten glijden. ‘Ik ben psychiatrisch patiënt,’ zegt hij wel viermaal in ons gesprek. Zijn stem klinkt hees. Hij vertelt dat hij niet goed is behandeld. Hij heeft drie keer in een kliniek gezeten: drie maanden, zes maanden en drie maanden. Hij woont nu al tien jaar op dit adres.

Met Hans Blomsma heeft hij nooit meer contact gehad. ‘Hoe lang is hij al dood?’ vraagt Karim. ‘Vier jaar,’ geef ik als antwoord. ‘Wasj een goed mensj,’ slist hij. Karim heeft drie jaar met een Frans meisje samengewoond. Ze spraken Nederlands met elkaar, maar op een dag is zij weggegaan. Dat vindt hij nog steeds heel erg.

Ik observeer hoe Karim zijn pas gerolde sigaret vasthoudt, tussen drie vingers en zijn duim in. Ik krijg een déjà vu gevoel, een herkenbaar beeld van meer dan twintig jaar geleden. Hij zegt geen drugs meer te gebruiken, maar hij is nog wel verslaafd aan tabak. ‘We gaan allemaal dood,’ meldt hij ter geruststelling. Op dat moment hoor ik een plof in de gang. Een dik pakket reclamemateriaal valt door de brievenbus.

‘Het leven is moeilijk’

Karim staat nog steeds onder medisch toezicht. Vooraf heb ik telefonisch contact opgenomen met Sandra, een sociaal verpleegkundige. Ze kent Karim al acht jaar. Gemiddeld twee keer per week komt zij bij haar cliënten op bezoek. ‘Ik maak een praatje met hem en hij krijgt zijn portie medicijnen,’ vertelt zij mij.

In het dossier wordt Karim omschreven als ‘neigend naar het debiele’. Daar is Sandra het niet mee eens. ‘Af en toe maakt hij best een slimme opmerking,’ legt ze uit. ‘Hij is een zeer gevoelige man en hij zit nu een beetje in de contramine.’

Sandra heeft mijn verzoek voor een persoonlijk gesprek met Karim afgehouden, zo begrijp ik. ‘In principe wil hij alleen met vrouwen praten. Bij mannen wordt hij snel agressief. Hij is ook heel achterdochtig. Karim is nu stabiel, maar wel marginaal functionerend. Af en toe heeft hij contact met zijn familie.’ Sandra noemt hem een ‘tragisch geval’.

Ik stel voor een luchtje te scheppen, dan kunnen we ergens een kop koffie drinken. Karim slaat mijn voorstel af. Ik breng hem wel op een idee, want hij vraagt of ik koffie wil. Met enige aarzeling zeg ik ‘ja’.

Alles ziet er vuil en vies uit. Ik loop mee naar het keukentje, het gasfornuis functioneert nog wel. Ook hier hoopt het vuil zich op. Gelukkig stel ik vast dat Karim de kopjes met een afwasmiddel schoonmaakt. Met de koffiebekers in onze hand nemen we weer plaats op de zitbank in de woonkamer.

Ik probeer het gesprek weer op gang te brengen. Karim kan zich niet herinneren dat we elkaar eerder hebben ontmoet, niet in het jeugdinternaat in Hoenderloo, ook niet in de Bijlmerbajes. De conversatie wil niet vlotten. Ik stap op, want een normaal gesprek zit er niet in. ‘Het leven is moeilijk,’ zegt Karim bij het afscheid. Dat kan ik alleen maar beamen.

Hans Werdmölder is de auteur van ‘Den Hollander, dwars boegbeeld van de Nederlandse sociologie’. Deze week verschijnt van zijn hand ‘Nederland Narcostaat, 50 jaar drugshandel en 250 liquidaties’, waarin de rol van Nederland als buitenbeentje qua drugsbeleid aan de kaak wordt gesteld.