Knuppelvrijdag: een mijlpaal in de emancipatie van de Friese taal

WouterRoorda 31-1-24
Voor de rechtszaak tegen Fedde Schurer verzamelde zich een grote menigte voor het gerechtsgebouw in Leeuwarden

Door Jangerben Mulder

Spanningen tussen stad en platteland en een tot dwang geneigde centrale overheid die haar zin wil doordrukken na weerstand vanuit de provincie is niet nieuw. De kloven die de afgelopen jaren zichtbaar werden op verschillende terreinen tussen regionale gemeenschappen en Randstedelijke bestuurders doen zich al veel langer voor en steken af en toe hevig de kop op.

In sommige provincies is de spanning met de nationale overheid traditioneel voelbaarder dan in andere. Dat geldt zeker voor de provincie Friesland, met zijn eigen taal en tradities. Die spanning werd nooit zo voelbaar als ruim 70 jaar geleden ten tijde van Kneppelfreed: De Friezen kwamen in opstand tegen een regenteske rechterlijke macht die het gebruik van de Nederlandse taal dwingend wenste op te leggen aan Friestaligen en daarbij een stevig weerwoord niet accepteerde.

Knuppelvrijdag

Vrijdag 16 november 1951 is de geschiedenis ingegaan als Kneppelfreed (‘Knuppelvrijdag’). De onrust van die dag op het Zaailand in Leeuwarden heeft ertoe geleid dat de positie van het Fries, met name in de rechtspraak, is verbeterd.

Hoe slecht die er voor stond en welke gebeurtenissen aanleiding gaven tot de ongeregeldheden, kan geïllustreerd worden aan de hand van verslagen van rechtszaken in 1948 en 1951. Dit laat ook de regenteske houding zien waarmee de zittende macht reageerde op het emancipatiestreven van een nieuwe generatie Friezen.

Kantonrechter verbiedt Fries in de rechtszaal (1948)

De melkboeren Wiebe van der Hoek en Jeen de Leeuw uit Oldeboorn hadden eind veertiger jaren op hun melkbussen de opschriften ‘Molke’ (melk) en ‘Sûpe’ (karnemelk) staan. De inwoners van Oldeboorn keken er niet raar van op, maar een wat al te ijverige controleur stelde een proces-verbaal op en de beide melkboeren werden voor het kantongerecht in Heerenveen gedaagd. Opschriften in het Fries waren in die tijd verboden.

Wiebe van der Hoek (H) moest als eerste voor de tafel verschijnen. Kantonrechter mr. S.R. Wolthers (W) vroeg hem of hij de aanklacht erkende. ‘Ja mynhear,’ zei Van der Hoek, ‘ik kin it net tsjinsprekke.’ [‘Ja mijnheer, ik kan het niet tegenspreken’]
W: Spreekt u Nederlands?
H: Ik druk my leaver yn it Frysk út. [Ik druk mij liever in het Fries uit]
W: Dan versta ik u niet. (Deze rechter woonde al twintig jaar in Friesland). U moet Nederlands spreken.
H: Moat dat? [Moet dat?]
W: Ja, u kunt toch Nederlands spreken? U bent toch op school geweest?
H: Ik haw op skoalle west, ja. [Ik ben naar school geweest, ja]
W: In de Nederlandse rechtszaal wordt Nederlands gesproken.
H: Ik bin 57 jier en ik haw altiten Frysk praat. Wy ferkeapje molke en sûpe. Elkenien yn Boarn neamt it sa en dêrom ha wy op ús bussen molke en sûpe set. [Ik ben 57 jaar en ik heb altijd Fries gesproken. Wij verkopen melk en karnemelk. Iedereen in Oldeboorn noemt dat zo en daarom hebben wij op onze bussen melk en karnemelk gezet]
W: Soep is geloof ik karnemelk, dat is hier niet aan de orde, laat die soep maar soep. U erkent dus het ten laste gelegde?
H: Dat praat ik net tsjin. {Dat spreek ik niet tegen]
W: Tegen bedoelt u?
H: Ja, en ik tocht no’t it Frysk tsjintwurdich sa yn eare is, dat it ek gjin kwea koe om ús eigen taal op ús bussen te brûken. [Ja, en ik dacht nu het Fries tegenwoordig meer in ere is, dat het geen kwaad kon om onze eigen taal op onze bussen te gebruiken]
W: Met politieke overwegingen laat ik mij niet in. U hebt het feit erkend, dat is voldoende.

Vrijspraak

De aangeklaagde melkboer dacht dat dit het eind van het verhaal was en met een ‘oant sjen’ [‘tot ziens’] wilde hij de zaal verlaten. Maar dat was niet de bedoeling, dus hij werd terug geroepen.

Vervolgens kwam Jeen de Leeuw voor, wat minder agressief. Hij erkende de feiten ook en zei dat hij niet wist dat in de wet stond dat de opschriften alleen maar in het Nederlands mochten. De directeur van de boterfabriek had er ook geen kwaad in gezien dat de benaming alleen in het Fries was, verklaarde hij.

De ambtenaar van het Openbaar Ministerie achtte de verdachten wel strafbaar; het was een overtreding, maar de vraag was, zo zei hij, of deze overtreding wel bestraft moest worden. Mr. Wolthers deed meteen uitspraak: vrijspraak.

De aanleiding tot Kneppelfreed

Op 17 oktober 1951 moest veearts S.F. van der Burg uit Lemmer voorkomen bij het kantongerecht in Heerenveen vanwege een verkeersovertreding. Van der Burg had een eervolle staat van dienst als leidend figuur in de Federaasje fan Fryske Studinteferienings [Federatie van Friese Studentenverenigingen].

Van der Burg, die uiteraard Fries sprak, zag dat zijn zaak zomaar werd onderbroken omdat kantonrechter Wolthers een tolk wenste. Fedde Schurer, destijds hoofdredacteur van de Heerenveense Koerier, schreef er in de krant scherpe stukken over.

In het verslag over de zitting schreef Schurer (vertaald vanuit het Fries): ‘De tolk die mr. Wolthers wenste kwam natuurlijk niet, want mr. Wolthers wist heel goed dat het betalen van een vertaler niet als een verantwoorde uitgave werd beschouwd. Door het belabberde optreden van mr. Wolthers moest Van den Burg tot het einde van de zitting wachten om dan de mededeling te krijgen dat er geen tolk zou komen, omdat het Fries geen vreemde taal was. Het proces werd voortgezet met de mededeling van mr. Wolthers dat hij de heer Van der Burg officieel niet kon verstaan. De voldoening voor deze vertegenwoordiger van de Nederlandse rechtspraak bestond er dus uit dat hij Van der Burg lekker enkele uren van zijn kostbare tijd had beroofd.’

Een dag later schreef Schurer in een hoofdartikel ‘De laatste man van de Zwarte Hoop?’ onder andere: ‘Het antwoord op de vraag waarom de heer Wolthers zo ontzettend geïrriteerd raakte bij het horen van de taal van het volk waarover hij al jaren recht sprak, ligt meer op de weg van de psychiater dan op die van ons. Maar het feit dat hij deze irritatie in de openbare uitoefening van zijn functie nauwelijks weet te verbergen, is een feit dat ons allemaal raakt. Morgen kunnen ook wij voor die rechterstoel staan.’

Nabloeier

‘Dit kinderachtige, plagerige en beledigende optreden tegen een fatsoenlijke man als Van der Burg is een openlijke provocatie tegen het Friese volk in het algemeen en zijn georganiseerde studerende Friese jeugd in het bijzonder. De heer Wolthers, die toch eigenlijk geen kind meer is, moet zich van deze dingen wel bewust zijn.’

‘In de Middeleeuwen werd Friesland geplaagd door een Saksische bende, die De Zwarte Hoop werd genoemd. Mr. Wolthers schijnt van plan te zijn om deze naam voor hemzelf en gelijk denkende collega’s te reserveren. Laat hij dan beseffen dat hij een nabloeier is; bij de grote meerderheid van de rechterlijke macht is al een moderner besef doorgedrongen en de rechtszaken zoals die bij herhaling in Heerenveen plaats vinden, komen in Leeuwarden niet voor. Mr. Wolthers provoceert niet alleen het Friese volk en de Friese studenten, hij compromitteert ook zijn collega’s.’

Wat vindt de minister ervan?

‘Men kan zich afvragen of het de bedoeling van de minister van Justitie is dat het kantongerecht door een rechter wordt gebruikt om zijn minderwaardige gevoelens uit te spreken tegen Nederlandse burgers die staan op hun eeuwenoude volkenrechten. Het zou beslist niet overbodig zijn als een vertegenwoordiger van het volk rechtstreeks over de mening van de minister over deze gang van zaken werd geïnformeerd.’

‘Een duidelijke verklaring zou ons volk enige garantie geven tegen onverhoedse onwelvoeglijke taal en de rechterlijke macht in Friesland zuiveren van de blaam die door zulke vertegenwoordigers van het volk op hun komt.’

Vanwege zijn schrijfsel in de krant – dat bij mr. Wolthers uiteraard niet in goede aarde viel – moest Fedde Schurer nu zelf voorkomen. Deze rechtszaak was op 16 november 1951 in Leeuwarden. Friese studenten van de universiteit van Groningen en leerlingen van de middelbare scholen in Leeuwarden hadden de gelegenheid aangegrepen om daar op die dag een demonstratie te organiseren om Fedde Schurer te ondersteunen. Op de muren van het Paleis van Justitie waren allerhande leuzen gekalkt. Er werden ook pamfletten in de Friese taal uitgedeeld, waarin werd gepleit voor het recht van de Friezen op rechtspraak in hun eigen taal.

‘Elts wurd fan de hearen Hollânske rjochters yn jim eigen lân is in strymjende swypslach yn jimme oantlit. Stean steech as ien man! Twing har jim as gelikens te behanneljen. Stean op jimme rjocht. Leaver dea as slaaf’. [Ieder woord van de heren Hollandse rechters in jullie eigen land is een striemende zweepslag in jullie gezicht. Sta recht als één man. Dwing hen jullie als gelijken te behandelen. Sta op jullie recht. Liever dood dan een slaaf (de oude Friese strijdkreet).]

Vijftien journalisten mochten blijven

Vanwege de wekelijkse Leeuwarder markt waren er al gauw veel mensen die hoorden van de rechtszaak tegen Schurer en die daarna ook naar het Zaailand togen. Zodoende stond er een grote menigte voor het gerechtsgebouw. Toen de deuren van de rechtszaal opengingen, verdrongen al die honderden mensen zich in de gang van het gebouw. De politie, de bodes en de deurwaarder probeerden met zachte dwang en takt aan de mensen duidelijk te maken dat het niet mogelijk was om iedereen binnen te laten, maar niemand deed een stap achteruit.

Toen werd er versterking opgeroepen, 25 man van de gemeentepolitie. De gemoedelijke toon maakte plaats voor barse bevelen en toen dat niet hielp werden de gangen met harde hand schoongeveegd. Alleen vijftien journalisten, die dan ook schouder aan schouder stonden, mochten in de warme en benauwde kamer blijven.

Andere toon

De zitting verliep volgens de gewone regels.

‘Had u de bezwaren niet op een andere toon kunnen uiten?’, vroeg de politierechter mr. Taconis aan Schurer. Alhoewel hij en de officier van justitie beiden Friezen waren, hielden zij zich aan het Nederlands. Volgens Schurer was hem dat niet mogelijk geweest.

‘U bent onderwijzer geweest en nu hoofdredacteur van een krant. Dat betekent dat u de waarde van de woorden die u gebruikt wel kent’, zei mr. Taconis. ‘Blijft u nu volhouden dat hetgeen wat u geschreven heeft niet beledigend is?’
‘Ja’, zei Schurer.

Er was door de advocaat van de verdachte, mr. Okma, ook een getuige-deskundige opgeroepen, namelijk B. Wybenga, chef-redacteur van het Friesch Dagblad. Voordat hij verhoord kon worden, moest hij eerst de eed afleggen, Er ontstond tussen de rechter en de getuige een discussie over de eedformule. Wiebenga wilde deze in het Fries afleggen, maar de rechter dacht daar anders over. Hij vond dat de eedformule in het Nederlands moest. Mr. Okma vroeg toen of de getuige dan de belofte af kon leggen op grond van bezwaren, ontleend aan zijn opvattingen aangaande de godsdienst.

‘Zo zie ik dat niet’, zei de rechter, ‘de getuige is gereformeerd en kan dus die bezwaren niet hebben. Meent u dat u alleen over en tot God kunt spreken in het Fries?’
‘Ja, dat fyn ik [Ja, dat vind ik wel]’, zei de getuige.
Na wat heen en weer gepraat kon de getuige de eed in het Fries afleggen.

Kribbig

Mr. Okma vroeg vervolgens aan de rechter of voor een journalist wellicht andere maatstaven konden gelden. Daarom is toch de tuchtrechtspraak voor journalisten ingevoerd.

Mr. Okma tegen de getuige: ‘Achtsje jo dat foaral op polityk terrein mear frijheden tastien binne?’ [‘Vindt u dat vooral op politiek terrein meer vrijheden zijn toegestaan?’]
Rechter: ‘Deze zaak heeft niets met politiek te maken.’
Mr. Okma: ‘Dat sjogge jo net goed; dit is in saak fan de Fryske beweging. [‘Dat ziet u niet goed; dit is een zaak van de Friese beweging’].

De rechter werd een beetje kribbig van het moeizame getuigenverhoor en wilde van de getuige een antwoord: ‘Zegt u nu ja of nee?’ Het antwoord van de getuige was dat hij het met dezelfde woorden zou hebben geschreven.

Niet de bedoeling om te beledigen

Toen kwam de officier van justitie aan het woord: ‘Democratie is een schoon ding, dat de Friezen na aan het hart moet liggen, want deze staatsvorm was hier in de Middeleeuwen al bekend. Het recht van vrije meningsuiting hoort hier toe. Maar het is niet geoorloofd iemands goede naam aan te randen. En dat heeft de heer Schurer zeker gedaan, door de kantonrechter te vergelijken met een lid van de Zwarte Bende die het Friese land destijds onveilig heeft gemaakt’. Eis 150 gulden boete, subsidiair 30 dagen.

Mr. Okma, die met nadruk zei niet de vrijmoedigheid te hebben om op volledige vrijspraak aan te dringen, wilde ter verdediging aanvoeren dat Schurers heftige toon was te verklaren uit zijn liefde voor Friesland en de Friese taal: ‘Hy hat syn artikel net skreaun om te beledigjen, mar om de leafde foar de Fryske taal te ferdigenjen. Hy is emosjoneel, ympulsyf, mar de opset om te beledigjen hat er nea hân.’ [‘Hij heeft zijn artikel niet geschreven om te beledigen, maar om de liefde voor de Friese taal te verdedigen. Hij is emotioneel, impulsief, maar heeft nooit de bedoeling gehad om te beledigen’]

Schurer op de schouders

De verdachte kreeg het laatste woord: ‘It is mooglik dat jo my skuldich ferklearje, mar wat ik die, moast ik dwaan as sjoernalist, as dichter en as soan fan it folk. Ik fiel my net skuldich, mar as jo my straffe, sil it my in eare wêze om dy straf te ûndergean.’ [‘Het is mogelijk dat u mij schuldig verklaart, maar wat ik deed, moest ik doen als journalist, als dichter en als zoon van het volk. Ik voel mij niet schuldig, maar als u mij straft, dan zal het mij een eer zijn om die straf te ondergaan.’]
Het vonnis kwam als een anticlimax: 14 dagen voorwaardelijke gevangenisstraf, met een proeftijd van drie jaar.

Toen stroomde de rechtszaal leeg, iedereen werd door de achteruitgang naar buiten geloodst, omdat voor het gerechtsgebouw een grote menigte stond. De politie had al een paar keer hardhandig opgetreden om de menigte in bedwang te houden. Toen Schurer naar buiten kwam, werd hij door de jongeren van de Fryske Beweging op de schouders genomen en onder gejuich naar de markt gedragen. Opnieuw voerde de politie een hardhandige charge uit. Schurer werd zo hard door een ruit geduwd, dat hij een flinke wond aan zijn pols opliep.

Kneppelfreed, een naam die Schurer zelf heeft bedacht, heeft wel resultaat gehad. Het Fries kreeg officieel de status van tweede rijkstaal. Sindsdien is het toegestaan om in de rechtszaal Fries te spreken en de eed in het Fries af te leggen.

Schurer is op 18 maart 1952 in beroep gegaan. Toen werd de straf teruggebracht tot de oorspronkelijke eis van 150 gulden boete.

*Jangerben Mulder heeft dit stuk eerder in het Fries gepubliceerd in ‘Groot Heerenveen’ en op de nieuwswebsite www.itnijs.frl, waarvan het met toestemming werd overgenomen. Inleiding, bewerking en vertaling: Wouter Roorda.

Bronnen: de Heerenveense Koerier, de Leeuwarder Courant en Brood op het water van Fedde Schurer.

Wynia’s Week verschijnt ook dit jaar 104 keer met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. Plus video’s en podcasts. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!