Met oud-politiechef Kees Sietsma terug in de tijd: toen de politie onderhandelde met drugsbazen

kees
Cover van het besproken boek. Bron: Twitter

‘Kees Sietsma ademt nog altijd politie’, schrijven misdaadverslaggever Gerlof Leistra en sportbiograaf Patricia Jimmink in de inleiding van hun boek over de Amsterdamse politiecommissaris, ‘ook al is hij al meer dan dertig jaar weg bij de politie.’ Het boek over Sietsma is opmerkelijk, omdat rechercheurs doorgaans niet op de voorgrond treden en minder roem vergaren dan veel gangsters.    

Kees Sietsma is opgegroeid in een groot gereformeerd onderwijzersgezin uit Nijkerk. Hij werkte hard, was slim en energiek. Sietsma kreeg landelijke bekendheid door zijn rol als recherchechef bij de ontvoering van bierbrouwer Alfred Heineken en zijn chauffeur. Die zaak duurde drie weken; ingewikkelde opsporingszaken namen daarentegen meer dan twee jaar in beslag.       

Eén zaak is heel bijzonder: De moord op een Japanse toerist die geen moord blijkt te zijn. De recherche heeft werkelijk alles uit de kast gehaald, zelfs hypnose, om de zaak op te lossen. De toerist bleek uiteindelijk te zijn overleden aan een overdosis heroïne. De hartverscheurende brief van de vader van het slachtoffer heeft Sietsma bewaard en gekoesterd.

Bekentenis is geen bewijs

De jonge Sietsma leerde het politievak vooral uit de praktijk: het verslag leggen van omvangrijke zaken in processtukken, het op touw zetten van een pseudokoop-actie, onderhandelen met criminelen, een misdaad reconstrueren en de stelregel dat een bekentenis nog geen bewijs is.                 

In 1976 werd Sietsma chef van de narcoticabrigade. Daar kreeg hij te maken met discutabele opsporingsmethoden. Rechercheurs moesten op eieren lopen, want de pseudokoop mocht in de rechtszaal niet bekend worden. Het was daarom nodig het elastiek van de wetgeving zodanig op te rekken dat een zaak de rechterlijke toets kan doorstaan.

Hoge Toorenaars

Sietsma kwam ook hard in aanraking met zijn baas Gerard Toorenaar. In de jaren zeventig was Toorenaar een icoon. Hij was de eerste autoriteit die stelde dat drugshandel de voedingsbodem is van alle ernstige criminaliteit. Bij de opsporing hanteerde Toorenaar een eigen interpretatie van het Wetboek van Strafvordering: ‘Is het niet verboden, dan is het toegestaan’. Hij werd zelfs ‘corrumptief’ genoemd.

Mede vanwege zijn solistisch optreden en het gebruik van dubieuze informanten werd Toorenaar overgeplaatst naar het Bureau Lijnbaansgracht, waarna hij de eer aan zichzelf hield. Tijdens zijn afscheidsreceptie, met als gasten Pistolen Paultje en Frits van de Wereld,  vloog een vliegtuigje boven de hoofdstad, met op de sleep de tekst ‘Hoge Toorenaars vangen veel wind.’        

Sietsma wordt gezien als de architect van de pseudokoop en infiltratie als opsporingsmiddelen. Het heeft hem veel inspanningen gekost. Naar zijn inzicht was het onvermijdelijk dat een infiltrant over de schreef ging. Bij undercover-activiteiten mocht een infiltrant echter nooit initiatiefnemer zijn, wel katalysator. Die twee activiteiten liggen echter niet ver van elkaar. Een verkeerde opsporingsmethode en onwettige acties van infiltranten kunnen leiden tot verboden resultaten en door de rechter worden beschouwd als onrechtmatig bewijs.

IRT-affaire

In 1974 wees de Rotterdamse politiecommissaris Jan Blaauw al op moreel-ethische bezwaren en onvoldoende formele en wettelijke dekking rond het gebruik van infiltranten. De pseudokoop bleef een Amsterdamse methode.

De kwestie rond opsporingsmethoden krijgt landelijke bekendheid door de IRT-affaire. Het Interregionaal Rechercheteam (IRT) was een samenwerkingsverband van de politiediensten Amsterdam, Haarlem en Utrecht. Het team werd in 1988 opgericht om de randstedelijke georganiseerde misdaad te bestrijden. Het team maakte gebruik van bijzondere opsporingsmethoden, criminele informanten en undercovers.

De recherche hoopte met het gelegitimeerd doorlaten van grote hoeveelheden soft- en harddrugs de leiding van de misdaadorganisatie in beeld te krijgen. Dat mislukte volledig omdat de zogeheten ‘groei-informanten’ dubbelspel speelden. Na strubbelingen tussen de verschillende politiekorpsen werd het team in 1993 opgeheven. Al het bewijsmateriaal, verzameld door zo’n tachtig rechercheurs over een periode van drie jaar, werd nietig verklaard.

Alle opsporingsmethoden behoeven wettelijke basis

De Parlementaire Enquêtecommissie Opsporingsmethoden was van mening dat de zogenoemde Delta-methode onverantwoord was. Ook werd vastgesteld dat veel verantwoordelijken, onder wie procureurs-generaal, hoofdofficieren en officieren van justitie, alsmede de leiding van de verschillende politiekorpsen hun verantwoordelijkheden hadden verzaakt. Er was sprake van onvoldoende sturing en niemand heeft ingegrepen. Het gros van de korpschefs had beperkte ervaring met rechercheonderzoek en al helemaal geen verstand van de Delta-methode.

De commissie stelde aan de orde waarom wetgeving en richtlijnen zo lang op zich hebben laten wachten. Dat plaatste dienders voor grote dilemma’s, want wat moet je doen als de gebruikelijke opsporingsmethoden niet blijken te werken. Een aantal rechercheurs ging zelf het wiel uitvinden, met in hun achterhoofd de richtlijn van oud-commissaris Toorenaar: ‘Wat niet bij wet is verboden, is toegestaan.’ De IRT-affaire heeft ertoe geleid dat alle opsporingsmethoden een wettelijke basis moeten hebben. Ook de bevoegdheden van opsporingsambtenaren moeten expliciet in de wet worden vastgelegd.

Stilstand en verkramping

In zijn terugblik op deze woelige jaren zegt Sietsma: ‘De rechercheurs kregen de dreunen, niet de betrokken korpschefs.’ In het Tijdschrift voor Politie (2014)  is hij veel stelliger: ‘Je kunt wel roepen dat het nooit had mogen gebeuren en wie er allemaal fout zijn geweest, maar de vraag moet zijn: zijn er toentertijd de juiste vakbekwame mensen ingeschakeld om dat te managen?

Was het toezicht goed geregeld? Werd elke avond, voordat de infiltrant naar huis ging, proces-verbaal opgemaakt over wat er die dag gebeurd was? Zaten ze er bovenop? Het antwoord is nee. Het was te vrijblijvend geworden, was verworden tot het verzamelen van inlichtingen in plaats van bewijzen. Ik neem het mezelf kwalijk dat ik het estafettestokje niet goed heb doorgegeven.’

In het boek van Leistra en Jimmink zegt hij, niet bepaald bescheiden: ‘Als ik er destijds bij had gezeten, was er mogelijk geen IRT-affaire geweest.’ De lange nasleep van de IRT-affaire, de nadruk op de pas opgerichte wijkteams en het verplicht rouleren van dienders in verschillende functies, heeft geleid tot  stilstand en verkramping en nog veel grotere achterstanden in de opsporing.

Michiel Princen

De auteurs hadden Sietsma moeten confronteren met de inhoud van het boek (2015) van ex-rechercheur Michiel Princen. Princen is meer dan tien jaar als financieel analist werkzaam geweest bij de Amsterdamse recherche. Aan de hand van veel voorbeelden heeft Princen overtuigend aangetoond dat de Amsterdamse recherche zeer matig presteert.

Rechercheurs zijn ambtenaren. Ze hebben een ‘negen-tot-vijf’-mentaliteit, een aanzienlijk aantal wil vooral het eigen bureau schoon houden en ’s avonds thuis eten. De recherche is ‘gekooid’, gevangene van zijn eigen organisatie, is de mening van Princen. Veel liquidaties zijn nooit opgelost. Dit alles staat in schril contrast met wat Sietsma te berde brengt.              

Inmiddels had Sietsma de overstap gemaakt naar het bedrijfsleven. De reden voor zijn vertrek was dat hij onvoldoende steun kreeg van de pas benoemde politiechef Eric Nordholt. Die wilde wijkteams en basispolitiezorg. De Recherchedienst kwam op het tweede plan. Nordholt vond hem star en te weinig flexibel. Sietsma kreeg niet het vertrouwen en voelde zich behandeld als een trekpop. In het kader van wederhoor had ik graag de reactie van Nordholt willen lezen.

In 1988 werd Sietsma bij Philips Security Manager met als primaire opdracht de beveiliging- en bewakingsdienst in Nederland. Hij heeft het er vier jaar vol gehouden, maar Philips was niet echt wat hij zocht.                               

‘Morele binnenspiegels’

In 1992 begon hij aan een nieuwe job. Sietsma werd senior consultant bij de Britse firma Control Risks. Voor zijn klussen vloog hij de hele wereld over. Hij kreeg te maken met zaken als persoonsbeveiliging, afpersing, gijzelingen, ontvoeringen, stalking en andere dreigingen. Sietsma haakt af op het moment dat het hem duidelijk werd dat zijn werkgever gebruik maakte van dirty diggers om illegaal gegevens te verzamelen. Dat streek hem tegen de haren.

Ook Control Risks liet hem vallen want het bedrijf had geen behoefte aan principiële scherpslijpers. Achteraf is hij blij dat hij zijn rug heeft rechtgehouden. De waarden van zijn in de oorlog omgekomen halfbroers en zijn oom waren nog altijd zijn ‘morele binnenspiegels’                                        

In 2005 begon Sietsma zijn eigen beveiligingsbureau. How can I help you?  Wederom was hij wereldwijd actief om op te treden in crisissituaties. Interessant was zijn rol bij de kapingen van vrachtschepen in de Golf van Aden door Somalische zeepiraten. Ze vroegen hoge sommen losgeld, waarover onderhandeld moest worden met de rederijen. Als consultant heeft hij acht gijzelingen begeleid.  

Hagiografie

In het boek wordt Sietsma geportretteerd als ‘een natuurlijke autoriteit’, ‘warm en begripvol’, ‘een man met een missie’, ‘een man van principes’, ‘dominant en autonoom’,  ‘allesbehalve een man van grootspraak’, ‘behalve bescheiden en gedegen is hij integer,’ en tot slot ‘zijn dossierkennis is indrukwekkend’. Volgens de ondertitel van het boek schrijft hij zelfs geschiedenis. Door het continu bewieroken van een ongetwijfeld goede vakman en de weinig kritische bejegening maakt het boek op mij wel teveel de indruk van een hagiografie.                                          

Gerlof Leistra en Patricia Jimmink, Kees Sietsma uit de schaduw. Een Amsterdamse politiecommissaris schrijft geschiedenis, Amsterdam: Querido Facto, 2022.

Criminoloog en antropoloog Hans Werdmölder schrijft voor Wynia’sWeek over misdaad en misdaadbestrijding. Hij publiceerde een reeks boeken, waaronder recentelijk Kansparels, mocro’s op het scherpst van de snede’

Wynia’s Week heeft een unieke formule. Ons online magazine is voor iedereen kosteloos beschikbaar. Dat wordt mogelijk gemaakt door de donateurs. Wordt u ook donateur? Hartelijk dank!