Premier Schoof had brief Europese regeringsleiders moeten ondertekenen: Soms bedreigen mensenrechten de democratie

rik torfs
De Italiaanse premier Giorgia Meloni ontvangt de Deense premier Mette Frederiksen in het Palazzo Chigi in Rome, 22 mei. Deze ‘stoute dames’ hebben moeite met de zeer ruime interpretatie van het EVRM door de rechter. Foto: Stefano Costantino/ANP

Door Rik Torfs*

De Nederlandse premier Dick Schoof weigerde de kritische brief die negen Europese regeringsleiders naar de Financial Times stuurden te ondertekenen. In die brief werd gevraagd om een andere interpretatie van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), zodat criminele asielzoekers gemakkelijker uitgezet kunnen worden. Schoof volgde met zijn weigering minister van Binnenlandse Zaken Judith Uitermark (NSC) die verklaarde dat ‘we ons, als kabinet, hebben te houden aan de rechtstaat’. Asielminister Marjolein Faber (PVV) had wel graag gezien dat Schoof de brief had ondertekend en sprak van een gemiste kans.  

Rif Torfs, oud-rector van de Katholieke Universiteit Leuven, is het eens met Marjolein Faber en de ondertekenaars van de brief: ‘De zeer ruime interpretatie die het Europees Hof geeft aan de bescherming van het privé- en gezinsleven van migranten die zware criminele feiten pleegden, maakt de beleidsruimte waarover landen beschikken om een efficiënte politiek te voeren die hun burgers beschermt, onmogelijk.’   

Stoute dames

De Italiaanse premier Giorgia Meloni en haar Deense collega Mette Frederiksen namen het initiatief. Twee vrouwen dus, wat in de media meestal stevig in de verf wordt gezet als een kwaliteitslabel dat goede besluitvorming garandeert, omdat vrouwen over het voordeel beschikken geen mannen te zijn. Maar deze keer niet. Geen lofprijzingen, wel korzelige commentaren.

De twee dames hadden immers iets stouts gedaan. Ze namen het initiatief voor een open brief die door zeven andere Europese regeringsleiders, waaronder de Poolse premier Donald Tusk en de Belgische premier Bart De Wever, mee werd ondertekend. De ondertekenaars hebben het moeilijk met de ruime interpretatie die het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg aan het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM), dat in 1950 werd gesloten, tegenwoordig weleens geeft.

Als voorbeeld halen ze de moeilijkheid aan die staten ondervinden om migranten die zeer zware misdrijven hebben gepleegd, het land uit te zetten. Het argument vinden de rechters in artikel 8 EVRM dat het recht op eerbiediging van privé-, gezins- en familieleven beschermt. Hoewel de wettekst ruimte laat om de bescherming van dit recht onder bepaalde voorwaarden in te perken, bijvoorbeeld wanneer de nationale veiligheid dat vereist, geeft het Hof de landen die tot uitzetting overgaan vaak ongelijk.

In De Standaard, een krant die veel Vlamingen zich herinneren uit hun jeugd, lezen we hierover in een kort zinnetje een impliciet waardeoordeel: ‘Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens komt in het vizier.’ De suggestie is dat de ondertekenaars van de brief – want ja, Meloni, Meloni! – stilletjes begonnen zijn met de afbouw van de rechtsstaat. Ze morrelen aan de mensenrechten. Nemen het niet zo nauw met de scheiding van machten. En als lezer denk je dan meteen aan Donald Trump, hoewel de visuele verschillen tussen hem en Giorgia Meloni ook voor de oppervlakkige waarnemer aanmerkelijk blijven.

Beschuldiging klopt niet

De vraag is of de impliciete beschuldiging klopt. Willen de regeringsleiders de rechters aan banden leggen en de ‘scheiding der machten’, een concept dat vaker sloganesk wordt aangehaald dan inhoudelijk geanalyseerd, werkelijk doorbreken? Het antwoord op deze vraag is neen. Meloni en haar kompanen van beider kunne proberen haar juist te versterken. Wat is immers het probleem?

Het EVRM is een verdrag dat tot stand is gekomen in 1950. Daarin staan grondrechten, zoals het geciteerde artikel 8, maar bijvoorbeeld ook de vrijheid van meningsuiting (artikel 10) of het recht op leven (artikel 2). Eigen aan grondrechten is dat ze abstract worden geformuleerd, in open termen, zodat ze bestand zijn tegen de tand des tijds en rechters in hun interpretatie maatschappelijke evoluties een plaats kunnen geven. Dat kan tot interpretaties leiden waaraan in 1950 niemand dacht of kon denken. Zo loopt het privéleven in het digitale tijdperk meer gevaar dan driekwart eeuw geleden. Tot zover is er niets aan de hand.

Urgenda-zaak

Maar het gevaar bestaat dat sommige rechters erg ver gaan in hun interpretatie en daardoor het gras voor de voeten wegmaaien van de wetgevende en de uitvoerende macht, die een weerspiegeling zijn van democratische verkiezingen. Een mooi voorbeeld biedt de Urgenda-zaak in Nederland. In 2020 stelde de Hoge Raad op basis van artikel 8, dat het recht op privé- en gezinsleven garandeert, en artikel 2, dat het recht op leven waarborgt, een zorgplicht vast vanwege de staat waardoor die de uitstoot van broeikasgassen in 2020 met 25% moest verminderen tegenover 1990.

Anders uitgedrukt: het algemene recht op leven – overigens in de praktijk altijd uitlopend op de dood – verplicht de overheid een zeer concrete politiek te voeren, ook al is een ruime parlementaire meerderheid er mogelijk tegen gekant.

Een gelijkaardig probleem kaarten de negen regeringsleiders aan in hun open brief. Ze hebben het gevoel dat de zeer ruime interpretatie die het Europees Hof geeft aan de bescherming van het privé- en gezinsleven van migranten die zware criminele feiten pleegden, de beleidsruimte waarover landen beschikken om een efficiënte politiek te voeren die hun burgers beschermt, onmogelijk maakt.

Burger voelt zich machteloos

Het gaat dus niet, zoals sommigen suggereren, om een poging van de wetgevende of uitvoerende macht om op het terrein van de rechters te treden en daar dan meteen met de mensenrechten af te rekenen. Het is precies andersom. De rechters hebben de mensenrechten in sommige gevallen zo ruim geïnterpreteerd dat er voor de andere machten onvoldoende beleidsruimte overblijft. En burgers met een gevoel van machteloosheid achterblijven. Want een migratiebeleid dat de kiezer niet zint, kan hij bij de volgende verkiezingen in het stemhokje afstraffen. Maar als elk efficiënt beleid om juridische redenen onmogelijk blijkt te zijn, verliest de burger op termijn zijn vertrouwen in de democratische instellingen en groeit het heilloze verlangen naar sterke leiders.

Daarom is een beter evenwicht van machten nodig, waarbij de rechter schendingen van mensenrechten vastberaden verhindert maar aan de verleiding weerstaat een verkapte wetgever te worden.

*Kerkjurist Rif Torfs is emeritus hoogleraar en oud-rector van de Katholieke Universiteit Leuven. Dit artikel verscheen op 24 mei op Doorbraak.be

Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk.Doet u weer mee? Kijk HIERHartelijk dank!