Slavernijtentoonstelling verzwijgt de Nederlandse slaven

Afbeelding12
Europeanen verhandeld op Noord-Afrikaanse slavenmarkt. Prent in bezit van Rijksmuseum.

De slavernijtentoonstelling in het Rijksmuseum zegt de Nederlandse slavernijgeschiedenis te behandelen. Het museum verzwijgt echter een belangrijke categorie van slavernij die in dezelfde periode grote impact heeft gehad op de Nederlandse bevolking.

Historici besteden in de 21ste eeuw extra aandacht aan slavernijgeschiedenis. In de praktijk gaat het alleen om slavernij door westerse landen, waarbij anderen slachtoffer werden. De islamitische slavernij, met miljoenen Europeanen als slachtoffers, wordt om politiek-ideologische redenen genegeerd.

Moslims hebben vanaf de 8ste tot en met de 20ste eeuw Europeanen gevangen en als slaven gehouden en verhandeld. Vooral bewoners in Zuid-, Oost- en Zuidoost-Europa werden belaagd. Tot in de 20ste eeuw was nog bekend dat ook veel Nederlanders slachtoffer zijn geworden van islamitische slavernij. Sinds het begin van de 21ste eeuw wordt dit aspect van de geschiedenis door historici verdraaid, gebagatelliseerd of genegeerd. Deze inconsequente behandeling van de geschiedenis wringt.

Nederlanders in islamitische slavernij

In de 17de eeuw beleefde de Barbarijse piraterij haar hoogtepunt. Deze islamitische piraten hadden het op Europese kustbewoners en zeevaarders voorzien. In dezelfde eeuw waren Nederlandse schepen in aantal dominant in de internationale scheepvaart. Zij behoorden daardoor tot de voornaamste doelwitten van de Barbarijse piraten.

Met Barbarije wordt het Noord-Afrikaanse kustgebied bedoeld dat loopt van Marokko tot aan Libië. Van piratensteden als Tripoli, Tunis, Algiers, Tétouan en Salé was Algiers in de 17de eeuw de belangrijkste. De Franse diplomaat Sanson Napollon rapporteerde het aantal schepen dat door Algerijnse piraten was buitgemaakt in de jaren 1613-1621. Hij kwam op een totaal van 936 schepen, waarvan 447 van Nederlandse origine. De Nederlandse consul in Algiers, Wijnant Keyser, telde 185 opgebrachte Nederlandse schepen in een deel van deze periode. Dit komt overeen met de rapportage door Napollon.

Het getal van zo’n 450 Nederlandse schepen geldt alleen al voor Algiers in een periode van slechts negen jaar. Bedenk dat een schip gemiddeld zo’n 10 à 15 bemanningsleden aan boord had. Reken dus maar uit: Nederlanders werden gedurende de 17de eeuw in groten getale gevangen en verkocht op de slavenmarkten van Noord-Afrika.

De vooruitzichten van slaven in Noord-Afrika waren slecht. Uit historische bronnen blijkt dat de omstandigheden in de bagno’s, de slavengevangenissen, vergelijkbaar waren met die in concentratiekampen en goelags uit de 20ste eeuw. Een uitgebreid onderbouwde schatting laat zien dat jaarlijks ongeveer 17 procent van de slavenpopulatie stierf door ziekte, mishandeling of uitputting. Maximaal 3 à 4 procent werd jaarlijks vrijgekocht of wist te ontsnappen.

Beleid Nederlandse regering

Het Nederlandse regeringsbeleid was erop gericht vredesverdragen te sluiten met de Barbarijse staten. Met matig succes. In de 17de eeuw zijn er gedurende 17jaar vredesverdragen van kracht geweest met Algiers. De rest van de tijd, dus 83 jaar lang, konden de Algerijnse zeerovers onbeperkt jacht maken op Nederlandse schepen. En dat deden ze ook.

De Nederlandse regering stond op het standpunt dat het bevrijden van slaven geen zaak van de overheid was. Ze kocht in principe geen slaven vrij. Zeelieden en reders waren zelf verantwoordelijk voor hun veiligheid. De belangrijkste overweging van de overheid was natuurlijk dat het teveel geld kostte. Ook was ze van mening dat het massaal vrijkopen van slaven de piraterij verder zou aanwakkeren. Het gevolg was dat alleen rijke Nederlanders werden vrijgekocht. De rest, het overgrote deel, was meestal gedoemd de rest van hun leven te slijten in slavernij.

De tentoonstelling

De tentoonstelling in het Rijksmuseum is het dieptepunt van jarenlange geschiedvervalsing. De westerse slavernij wordt uitgelicht als voorbeeld van misdadige geschiedenis. Historici en musea verzuimen dit aspect van de geschiedenis in de grotere historische context te plaatsen waarin de islamitische slavernij een zeer belangrijke rol heeft gehad. Europeanen, ook Nederlanders, zijn op grote schaal slachtoffer geworden van slavernij.

Valika Smeulders van het Rijksmuseum zegt in een interview over de tentoonstelling: ‘We moeten het over alle moeilijke geschiedenis hebben.’ Ondanks dit uitgangspunt blijkt de geschiedenis van Nederlanders in islamitische slavernij te moeilijk voor het Rijksmuseum.

Het vervolg op dit artikel staat volgende week in Wynia’s Week. Meer artikelen van Michiel de Jong treft u hier.