Suriname kampt met stagnatie, corruptie en uitzichtloosheid. Wat schiet je dan op met slavernijexcuses?

huis
Woning in het Surinaamse stadje Nieuw-Nickerie (2022). Foto: Wikipedia Commons.

Gert Oostindie, emeritus hoogleraar koloniale en postkoloniale geschiedenis aan de Universiteit Leiden, heeft lang geaarzeld of hij zijn boek Rekenschap. Het koloniale verleden, excuses en herstel zou beginnen met het verhaal van zijn schoonvader Frank Koulen (1922-1985). Het is een veelzeggend verhaal, schrijft Oostindie, omdat er veel in samenkomt.           

In Terneuzen staat een standbeeld van Koulen, één van de weinige standbeelden in Nederland voor iemand van kleur. Frank Koulen groeide op in een grote Afro-Surinaamse familie in Nieuw-Nickerie, het tweede stadje van Suriname. Zijn overgrootmoeder, die een grote rol speelde bij zijn opvoeding, had nog in slavernij geleefd.

Toen kort na elkaar zijn overgrootmoeder en moeder overleden, moest hij naar een weeshuis. Koulen was zwarter van kleur dan zijn broers. De fraters zagen dat hij slim was, maar waarschuwden hem dat hij als zwarte jongeman zonder waardevolle connecties niet ver zou komen in Suriname. Ook in Suriname vond en vindt nog steeds discriminatie plaats.

Verhalen over racisme van dichtbij

Koulen ging op Curaçao in dienst als marinier. Hij kwam in de Tweede Wereldoorlog via de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en de stranden van Normandië in het Zeeuwse Terneuzen terecht. Daar stokte het geallieerde offensief. In het boek staat een foto van Koulen, afgebeeld als trompettist die vóór de Canadese troepen uitloopt. Dat was in oktober 1944.

In Terneuzen leerde hij zijn (blanke) vrouw kennen, met wie hij een gezin zou stichten. In 1947 werd Koulen opgeroepen om in dienst te gaan in Nederlands-Indië. Daar wilde hij helemaal niet heen, maar moest wel. Weigeren zou desertie betekenen. In 1949 keerde hij terug in Nederland. In Terneuzen maakte Koulen naam als ondernemer van een goed florerende jazzclub, Porgy & Bess. Hij organiseerde er ook de jaarlijkse street parades

In zijn woord vooraf schrijft Oostindie: ‘Ik heb hem helaas maar kort gekend, maar door mijn schoonfamilie ken ik de verhalen over racisme wel van dichtbij.’ Zijn schoonvader stond in Terneuzen bekend als ‘de neger van Terneuzen’.

Koulen is overigens niet de enige. Mijn neef, een zoon uit een verhouding van mijn oudste oom in Indië met zijn baboe, groeide op bij mijn grootouders in Venlo. In de jaren dertig van de vorige eeuw was hij een bijzonderheid: sportief, aantrekkelijk en zeer populair, vooral bij de meisjes. In Venlo werd hij ‘de nikker van Venlo’ genoemd – dat werd gezien als een eretitel.

In Amersfoort maakte hij kennis met danseres Hans Snoek, de oprichtster van het Scapino Ballet. Zij beschouwde mijn veel oudere neef als haar bounty: bruin van buiten en wit van binnen. Het huwelijk heeft niet lang stand gehouden.

Het boek van Gert Oostindie – zijn achternaam is een verbastering van ‘Oosteinde’ – is een grote balanceeract. ‘De scheidslijn tussen koersvast en rechtlijnig is soms dun,’ schrijft hij, ‘maar het spreken over de koloniale geschiedenis kan een belangrijk doel dienen, namelijk “verbinden”.’ Steeds is Oostindie op zoek naar de juiste toon, rekening houdend met enerzijds de gevoelens van de nabestaanden van de ‘tot slaaf gemaakten’ – hij noemt het woord ‘een taalkundig gedrocht’ – en anderzijds zijn taak als objectief onderzoeker.

Was de slavernij nergens zo erg als in Suriname?

Oostindie wil rekenschap afleggen, maar zo nu en dan past ook wetenschappelijke scepsis. Bijvoorbeeld als het gaat om het steeds terugkerende verhaal dat de slavernij nergens zo erg was als in Suriname.

Voor dat verhaal bestaan twee bronnen: de Franse schrijver en filosoof Voltaire (1694-1778), die nooit een voet in Suriname heeft gezet, en een publicatie uit 1796 van John Gabriel Stedman.

Stedman was een Schots-Nederlandse officier die in Suriname terechtkwam om er een slavenopstand neer te slaan. In Paramaribo werd hij verliefd op een 15-jarige slavin. Stedman hield een dagboek bij en hij was ook een niet onverdienstelijk tekenaar. Het dagboek beschrijft veel dagelijkse gebeurtenissen en geeft een goed beeld van Suriname, de kolonisten en de slavernij in de laatste helft van de achttiende eeuw.   

De woorden ‘neger’ en ‘slaaf’ worden door Oostindie niet meer gebruikt. ‘Het is een echo uit een tijd waarin racisme nog weliger tierde dan vandaag’, schrijft hij. Is dat niet overdreven woke en politiek correct?  Oostindie ziet het vooral als een gebaar uit respect naar degenen die zulke woorden als pijnlijk ervaren. Had hier niet een opmerking gepast, denk ik dan, over ‘witte’ mensen die zich gekwetst voelen wanneer zij zwarte actievoerders horen beweren dat alle blanken racisten zijn?  

Oostindie gaat niet mee met de activisten die de slavernij een ’zwarte Holocaust’ noemen, maar zegt de achterliggende motieven goed te kunnen begrijpen: het is de enige manier om ‘die dove Nederlanders’ eens goed wakker te schudden. Ontkennen dat de erfenissen van de slavernij voortleven, zou onzinnig en respectloos zijn. Hier toont Oostindie zich een verklaard medestander van de social justice warriors.

Volgens Oostindie is er ‘veel lering’ te trekken uit het mislukken van de ontwikkelingsrelatie met Suriname na de onafhankelijkheid in 1975. Anders dan in Indonesië vond in Suriname geen bloedige oorlog met de kolonisator plaats. Vanuit Nederland is zelfs van harte meegewerkt aan de dekolonisatie, maar het op eigen benen staan van Suriname werd geen succes. Er wonen nu zo’n 375.000 Surinamers in Nederland en 600.000 mensen daar.

‘We bakken het helemaal verkeerd in dit land’

Ook al is Suriname bijna een halve eeuw onafhankelijk, het land is nog steeds door allerlei sociale en economische draden verbonden met het voormalige moederland. Er is veel stagnatie, corruptie en een gevoel van uitzichtloosheid. Socioloog en schrijver Herman Vuijsje gebruikte onlangs in HP/De Tijd de typering ‘paradijselijk en grimmig’ en citeerde een lezersbijdrage uit dagblad De West, de oudste krant van Suriname: ‘We bakken het helemaal verkeerd in dit land en raken door tal van gestuntel steeds verder in de knel.’              

‘Suriname,’ concludeert Oostindie aan het slot van zijn informatieve boek, ‘heeft méér aan een betekenisvol, toekomst gericht engagement van de voormalige kolonisator dan aan vrijblijvende woorden van spijt over het verleden.’            

Gert Oostindie: Rekenschap. Het koloniale verleden, excuses en herstel. Uitgeverij Boom, Amsterdam 2023, ISBN 9789024457366, prijs 22,90 euro.

Hans Werdmölder is criminoloog en antropoloog. Hij is onder meer de biograaf van prof A.N.J. den Hollander: Den Hollander – Dwars boegbeeld van de Nederlandse sociologie. Het boek is een uitgave van Uitgeverij Blauwburgwal en HIER  te koop. 

Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk.Doet u mee? Hartelijk dank!