Theaters en musea zijn in de ban van woke en jagen zo hun bezoekers weg

prool
Dagblad Het Parool vroeg de lezers waarom ze afhaken als cultuurconsument.

‘Instellingen zouden afspraken met elkaar kunnen maken, over het aantal biculturele medewerkers bijvoorbeeld, en elkaar erop aan moeten spreken als het niet lukt. Dat is de weg naar blijvende verandering.’ Het zijn niet de woorden die vervreemden, maar degene die ze uitspreekt. Ze komen van Alida Dors, artistiek leider van Theater Rotterdam. In de Volkskrant (14 november 2022) lichtte ze haar plannen toe in het bekende beleidsmakersproza.

Of bezoekers er enthousiast van raken: twijfelachtig. Nog een citaat, want het gaat maar door in het lange interview. ‘Zo kijken we ook naar functies en functieomschrijvingen. Je kan wel een dramaturg zoeken en eisen dat die theaterwetenschappen heeft gestudeerd, maar dan kom je toch altijd weer uit bij de usual suspects.’ Schertsend: ‘Hai Sofie!’   

Onthullender is wat er níet gezegd wordt. De lezers leren hoe het er achter de schermen aan toegaat. Over de voorstellingen er op het programma staan, gaat het daarentegen nauwelijks. Of algemener: waarom het theater zo de moeite waard is dat het publiek naar de kassa holt voor een kaartje. De journaliste lijkt hier evenmin in geïnteresseerd.

Bezoekers laten het afweten

De ontwikkelingen in Rotterdam zijn de ontwikkelingen elders. Over de volle breedte is de culturele sector in de ban van diversiteit en inclusie. Ze raken er niet over uitgesproken. De indruk ontstaat dat ze de verwezenlijking van deze idealen beschouwen als hun belangrijkste taak. Geestdrift over een kunstwerk, daar kun je hen zelden op betrappen. Dat staat hooguit in een terzijde. 

Intussen haakt het publiek af. Halflege zalen zijn eerder regel dan uitzondering, schreef de NOS eerder dit jaar. Ook musea hebben te kampen met tegenvallende bezoekersaantallen. ‘Afgelopen week was er een toneelstuk dat bleef steken op 150 bezoekers, waar er normaal 350 komen,’ zegt Directeur Charles Droste van het Amphion Theater in Doetinchem.

Nasleep van corona?

Als verklaring wordt corona aangevoerd. De redenering gaat als volgt: na meerdere lockdowns, hele en halve, weten bezoekers de weg naar theaters en musea niet meer te vinden. Ook hebben consumenten last van de inflatie en dan is er nog het vooruitzicht van een economische crisis. Consumenten worden kritischer in wat ze kopen. 

Toch bevredigen deze verklaringen slechts gedeeltelijk. Door andere evenementen ging in coronatijd eveneens een streep. En de inflatie geselt de hele samenleving, niet alleen de culturele sector. Toch blijft het publiek in andere gevallen niet thuis. Onlangs traden de Toppers weer op, nadat de concerten in 2020 en 2021 waren afgeblazen. Half november was de Johan Cruyff Arena voor hen afgeladen, twee keer zelfs.

‘Dan kan ik net zo goed thuisblijven’

Zou de misère er ook mee te maken hebben dat de rode loper bepaald niet uit gaat voor het publiek? Dit heeft weinig om zich op te verheugen. In plaats van een uitje krijgt het een lesje in goed gedrag. Niet altijd, want op het programma staan nog genoeg voorstellingen die enkel als doel hebben om te behagen; wel steeds vaker.

Ook het Rijksmuseum gaat op deze toer. Het zit in de maag met zijn schilderijen uit de 17e eeuw. Sinds deze niet meer de Gouden Eeuw mag heten, doen de bijschriften er alles aan om de toeschouwers hiervan te overtuigen. Kijkend naar een stilleven van Pieter Claesz, moeten ze het volgende beseffen. ‘De specerijen in deze pasteien werden door de VOC vaak door geweld en slavernij verkregen. (…) De Ambonezen moesten met door de VOC tot slaaf gemaakte arbeiders de kruidnagels oogsten. Nootmuskaat kwam van de in 1621 gewelddadig ingenomen Banda-eilanden…’

Ook andere schilderen worden krampachtig in verband gebracht met slavernij. Het doet je de lust tot cultuur vergaan. ‘Ik wil niet worden toegesproken als een achterlijk kind,’ schreef Sylvia Witteman in de Volkskrant (7 november 2022). ‘Dan kan ik net zo goed thuisblijven, daar krijg ik het gratis.’

Het keurslijf van de ideologie

Wie deze moraal al opzichtig vindt, moet het Tropenmuseum (nog geen 70 000 bezoekers vorig jaar) helemaal mijden. Op zijn website vraagt het museum, gericht op wereldculturen, zich af wat racisme is om vervolgens zelf het antwoord te geven. ‘Racisme is een machtsstructuur die gebaseerd is op het idee dat witte mensen bovenaan de rangorde staan en zwarte en gekleurde mensen daar onder.’

Hier gaan de feiten kopje onder. De complexe geschiedenis wordt in het keurslijf van de ideologie geduwd. Antizwart racisme komt voor en ja, dat heeft het koloniale aangevuurd, maar anders dan het Tropenmuseum denkt – of beter: uitdraagt – heeft ‘wit’ niet het alleenrecht op racisme.

Ter herinnering. Dit zegt Van Dale over racisme: ‘De opvatting dat mensen met een bepaalde huidskleur beter zouden zijn dan mensen met een andere kleur, gebruikt als rechtvaardiging om mensen met een andere kleur slecht te behandelen’. Maar dat voor was het Tropenmuseum kennelijk niet activistisch genoeg.

Vinkjes zetten

Als het niet over ras en slavernij gaat, dan kiest de culuursector voor ‘gender’. Tekenend is de scéne die zich afspeelde op de redactie van Trouw (24 september 2022). De krant besteedt wel erg veel aandacht aan dit thema, gaf de hoofdredacteur toe in een commentaar. Toen hij dat aankaartte bij de chef cultuur, zei deze: ‘Maar in de cultuursector gaat het over niets anders.’

Intussen lijken beleidsmakers zich minder te bekommeren over de vraag wat het publiek wil. En of dit zit te wachten op cultuur met daarover heen een dikke saus van ideologie. Onwaarschijnlijk. Idealiter consulteer je de bezoekersaantallen per expositie of voorstelling. En dan goed kijken: is het inderdaad zo dat het bezoekers afhaken naarmate het activistischer wordt? Het ontbreekt aan gedetailleerde informatie. Wel zijn er nuttige indicatoren.

Weglopende televisiekijkers

Zo zijn daar kijkcijfers, die zeggen welke televisieprogramma’s het goed doen en welke niet. De publieke omroep ruimt tijd in voor dezelfde onderwerpen waarvan de cultuursector in vuur en vlam raakt. Dat deze verwantschap bestaat, wekt geen verbazing. Cultuur en media vallen onder dezelfde minister, nu en hiervoor geleverd door D66.

‘Alle urgentie ten spijt scoren ‘wokige programma’s slecht bij de kijker,’ schrijft Coen de Jong in Wokeland (2022). Enkele dieptepunten. In de zomer van 2020 wijdde NPO1 ruime aandacht aan racisme – de dood van George Floyd nog vers in het geheugen. Op zondagavond 12 juli ging de avond als volgt. Om 20 uur het Journaal: 1,5 miljoen kijkers. Toen volgde op dezelfde zender het racismedebat onder leiding van Jort Kelder: 651 000 kijkers. Meer dan de helft was weggelopen. Daarna keerde men terug voor Op1. Het kijkersaantal klom naar 1 miljoen.

Op een andere avond lukt het dit discussieprogramma niet om het grote publiek te trekken. Wat was het thema van de slechts bekeken uitzending ooit? De uitreiking van de Gouden Kalveren, waarvan net duidelijk was geworden dat de organisatie geen onderscheid meer maakte tussen acteurs en actrices. Eindelijke genderneutraal, klonk het parmantig in de media. Op1 trok 286 000 kijkers. Op prime time.

Oude wijn in nieuwe zakken

Ook de geschiedenis biedt houvast. Tussen 1946 en 2002 stegen de kunstsubsidies zes keer zo snel als de totale rijksuitgaven, ontdekte kunsteconoom Pim van Klink, die promoveerde op Kunsteconomie in nieuw perspectief (2005). Desondanks zag hij de bevolkingsdeelname aan kunstuitingen fors afnemen. De toneelproductie verdubbelde in de tweede helft van de 20e eeuw, terwijl het toneelbezoek halveerde.

Wat gebeurde er in die jaren? ‘Precisely during this period art itself developed in another direction: experiment and innovation were the keywords that marginalized the arts from the larger population,’ zegt Van Klink. De kunstsector was zo bezig met vooruitstrevend te zijn dat ze haar achterban vergat. De teruglopende bezoekersaantallen deerden haar nauwelijks. De subsidies stroomden toch wel binnen.

En zo werkt het nog steeds. Dat de navelstaarderij nu eerder woke dan avantgardistisch wordt gemotiveerd, doet niet ter zake. In beide gevallen gaat het ten koste van het draagvlak; het enthousiasme onder het publiek kalft af. Maar of de verantwoordelijken hier echt mee zitten? Tegenover de lege zalen staat immers een gerust en gesubsidieerd geweten.

Sebastien Valkenberg is een van de tientallen prominente auteurs van Wynia’s Week. De donateurs maken ons onafhankelijke & onmisbare magazine mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!