Van ‘bouwen, bouwen, bouwen’ gaan steeds meer plekken op Lelystad en Almere lijken. Hoe lelijk moet Nederland worden?

bouwman
IJsbaan in Almere. Foto: Marcel van den Bergh, ANP Foto.

Het begrip ‘nieuwbouw’ is synoniem geworden met naargeestig en afstotelijk. Toch is het prioriteit nummer één van onze politieke partijen. Het gevolg kunnen we raden.

De lekkerste wijnen, de leukste pretparken, de mooiste actrices, de beste restaurants, de goedkoopste supermarkten – vooral sinds internet en sociale media in ons leven zijn gekomen, lijken we wel lijstjesgek geworden. Ook de vraag wat de lelijkste gemeenten van Nederland zijn, heeft al heel wat lijstjes opgeleverd. De eensgezindheid is dan opmerkelijk groot.

Zo staat Lelystad bijna altijd op nummer één. ‘Een zielloos, in de polder weggestopt experiment dat in het ruim vijftigjarige bestaan uitgroeide van een lelijk eendje tot een lelijke eend,’ concludeerde journalist Max van Wonderen toen hij in zijn boek Treurtrips (2020) Neerlands meest deerniswekkende plekken op een rijtje zette.

De polderhoofdstad moest een hommage worden aan de visionaire Zuiderzeebedwinger Cornelis Lely. Maar het werd, noteerde schrijver Joris van Casteren in zijn veelgeprezen poldermemoires Lelystad (2008), ‘de meest ongewenste plek van Nederland’. Als dieptepunten gelden het Agoratheater en het NS-station Lelystad Centrum, ‘een markant en kenmerkend voorbeeld van de HighTech-architectuur uit de jaren tachtig’ dat onlangs werd aangewezen als Rijksmonument. De lachsalvo’s van treinreizigers waren in het hele land hoorbaar.

Altijd tocht

Ook Almere prijkt steevast hoog op lijstjes van lelijkste Nederlandse gemeenten. Vooral het stadshart – een ‘winkel-, woon- en vertierwijk’ ingericht onder leiding van voormalig rijksbouwmeester Floris Alkemade – geldt als een stedenbouwkundige ramp van de buitencategorie. 

‘Sinds de inrichting van 2007 is het al aan zijn tweede grootscheepse renovatie toe,’ memoreerde Volkskrant-columnist Max Pam in 2021. ‘Nog vorig jaar gaf Bernard Hulsman in NRC Handelsblad een verwoestende beschrijving van de “Esplanade” die de ontwerpers in gedachten hadden. De Esplanade moest een soort strand worden, of in elk geval een grote vlakte. Gebruikers daarentegen ervoeren de ruimte vooral als “een provocerende leegte”, waar niets te beleven viel. Hoge schotten van groen glas moesten worden opgericht om te voorkomen dat het in het centrum van Almere altijd tocht.’

Het is al vaker gezegd: de architectuur in Nederland is diep gezonken. Zo diep dat het begrip ‘nieuwbouw’ synoniem is geworden met naargeestig en afstotelijk. Ons architectuuronderwijs is daar debet aan, stelden de architectuurcritici Hilde de Haan en Ids Haagsma jaren geleden al eens vast in HP/De Tijd:

‘Terwijl in omringende landen, Groot-Brittannië en zelfs België inbegrepen, de opleiding van architecten begint met een meer of iets minder gedegen studie van de architectuur uit voorafgaande eeuwen, worden Nederlandse architectuurstudenten meestal al in hun eerste lesjaar aan het ontwerpen gezet. Het merendeel van de Nederlandse architecten weet niets van de basisprincipes die de architectuur eeuwenlang hebben bepaald; niets van maten, verhoudingen en optische vertekeningen. Hun belangrijkste drijfveer is: hoe breng ik mijn handel met opvallende vormen in de publiciteit.’

Dat heeft nogal wat consequenties gehad, en het gaat nog veel meer consequenties krijgen. Want de Nederlandse bevolking groeit razendsnel. Niet door natuurlijke aanwas (er overlijden meer mensen dan er worden geboren), maar door een batig migratiesaldo (vorig jaar 107.768). Niets wijst erop dat de instroom gestopt gaat worden. In de woorden van Paul Scheffer: liberalen en christendemocraten willen de ondernemers niet beteugelen in hun behoefte aan goedkope arbeid; links haalt vluchtelingenbeleid en arbeidsmigratie door elkaar. Markt en moraal leiden zo allebei naar open grenzen.

Voor al die nieuwe inwoners zullen huizen gebouwd moeten worden. Onze politieke partijen buitelen dan ook over elkaar heen met ambitieuze plannen voor nieuwbouw; hun verkiezingsprogramma’s staan er bol van. D66 wil tien nieuwe steden bouwen, onder meer in het IJmeer. De VVD wil dertig nieuwe, grote woonwijken, Volt zou het liefste de staalfabriek van Tata Steel in IJmuiden sluiten en daar huizen bouwen en de PVV wil dat doen op de plek van het vermaledijde Mediapark in Hilversum.

1,65 miljoen extra woningen

Demissionair minister van Volkshuisvesting Mona Keijzer (BBB) presenteerde onlangs een nota van liefst 354 pagina’s, waarin staat hoe ze de ruimte in Nederland wil verdelen. Er moeten zo’n 1,65 miljoen extra woningen bij. Dat betekent een toevoeging van 20 procent boven op de huidige acht miljoen woningen. De hamvraag werd nog dezelfde dag op X gesteld door Pieter van Vollenhoven: ‘Welk Nederland staat ons eigenlijk voor ogen als we willen blijven bouwen?’

Illusies zijn nergens voor nodig. De nieuwbouw die zoveel pijn doet aan onze ogen, gaat nog veel meer plekken in ons land veranderen in naargeestige en afstotelijke oorden. Nederland gaat de komende decennia sprekend lijken op Lelystad en Almere: een lelijke eend aan de Noordzee.

Wynia’s Week brengt broodnodige, onafhankelijke berichtgeving: drie keer per week, 156 keer per jaar, met artikelen en columns, video’s en podcasts. Onze donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!