Volgens de Duitse Groenen-leider Robert Habeck stort niet het kapitalisme in maar vergaat de wereld door klimaatverandering

WW 18 oktober Arie Graafland
Cover van het besproken boek: ‘Von hier an anders’. Beeld: YouTube.

Op het station in Hamburg sist een onbekende voorbijganger Robert Habeck toe ‘jou moeten ze doodschieten’. Habeck, de Duitse minister voor Die Grünen met als portefeuille economie en klimaat opent zijn boek Von hier an anders met dit persoonlijke verhaal over het begin van de Covid-pandemie in maart 2020. Duitsland gaat net als Nederland op slot, het land is als bevroren om het virus zo min mogelijk kans te geven zich te verspreiden. Ook het politieke landschap verandert in een paar dagen. Op weg naar Hamburg zit hij in een lege trein, een trein die normaal altijd volledig bezet is. Ik ben wel wat gewend als politicus, schrijft hij, maar waar komt die haat vandaan?

Duitsland staat in de min

Wat zijn boek opmerkelijk maakt is het grote verschil met links in Nederland, i.c. met de combi PvdA en GroenLinks. Daar zie ik niemand die evenveel moeite neemt als Habeck om zijn politieke opvattingen op papier te zetten. Links in  Nederland denkt in sjablonen: ‘armoede’, ‘klimaat’, ‘diversiteit’, ‘gelijke kansen’, enzovoort, zonder daar inhoud aan te geven. Frans Timmermans, die kennelijk de redding voor links moet zijn, denkt dat de afgelopen kabinetten de overheid hebben uitgehold, terwijl het tegendeel het geval is.

Maar net als Timmermans is ook Habeck tegen kernenergie. Habeck is de politicus van de ‘Energiewende’ in Duitsland, en medeverantwoordelijk voor het stilleggen van de kerncentrales en de neergang van de Duitse economie. De laatste OESO-prognoses liegen er niet om: het bbp groeit wereldwijd met 3 procent, maar Duitsland staat in de min.

En net als Timmermans is ook Habeck voorstander van verdergaande Europese integratie, uitmondend in een gemeenschappelijke begrotingspolitiek en een gemeenschappelijk belastingsysteem. Geen woord over de oeverloze verspilling van geld door de EU. Het ondemocratisch gehalte van de EU stoort hem niet.

Het grote verschil tussen Timmermans en Habeck is dat Habeck de gedrevenheid bezit om de voor- en nadelen van zijn groene politiek uitvoerig te bespreken. Zijn taal is begrijpelijk, hij is goed geïnformeerd en je weet precies waar hij voor staat. Daardoor is het ook duidelijk dat hij vaak grenzeloos naïef en hopeloos optimistisch is over de groene revolutie. En ook al ziet hij in dat de EU weinig democratisch is, daar verbindt hij  geen consequenties aan. Ik zal proberen een paar van zijn ideeën duidelijk te maken.

Niets is meer neutraal

We leven in een tijd waarin zo ongeveer alles ter discussie staat: je vakantie, je auto, of je wel of niet vlees eet, etcetera. En iedereen heeft over alles een mening. Niets is meer neutraal. De vraag is waar dit vandaan komt en wat voor antwoord we daarop moeten hebben. Volgens Habeck ligt de oorzaak in een gebrek aan oriëntatie, in doelloosheid en gebrek aan zingeving. Politieke oppositie wordt een doel op zichzelf, het maakt niet meer uit waar het over gaat. Het wordt steeds moeilijker het eens te worden.

Daardoor neemt het vertrouwen in de democratie snel af en dat kan fataal zijn. Democratie is een waardensysteem waarin we het maar over één ding eens zijn: dat er geen eeuwige waarheden bestaan, dat elk politiek gelijk tijdelijk is en steeds opnieuw bevochten moet worden. Habeck wil open staan voor de positie van anderen in de politiek. Er is volgens hem geen andere keus dan de tegenstellingen in de maatschappij te accepteren. De polarisering is al te ver doorgeslagen. En ook zijn eigen opvattingen kunnen ernaast zitten.

Zijn alle geschiedenissen evenveel waard?

Maar ook al accepteert Habeck de politieke fragmentatie, als politicus wil hij zijn wereldbeeld, ‘geschiedenis’ noemt hij het, vertolken, en niet tegelijk ook dat van zijn politieke tegenstanders.

Net als Pieter Omtzigt streeft hij naar een nieuw sociaal contract (‘neuen Gesellschaftsvertrag’), maar hij ziet ook hoe moeilijk dat vol te houden is in de huidige gefragmenteerde samenleving. Misschien moeten we al die ‘geschiedenissen’ toch naast elkaar laten bestaan, schrijft hij. Dat zou een uitweg uit de huidige door emotie gedreven maatschappij kunnen zijn.

Dat lijkt erg ruimdenkend van Habeck, maar hoe beoordeel je dan al die ‘geschiedenissen’? Zijn die allemaal evenveel waard? Wie dat denkt, is bang voor het spook van het eurocentrisme. Waarom zou je de westerse ‘geschiedenis’ niet  verdedigen als veelal superieur aan andere?

Habeck noemt drie tendensen die kenmerkend zijn voor het huidige Duitsland: culturele kwesties, de toenemende stad-platteland-tegenstelling en het opleidingsniveau van de bevolking. De laatste tendens is het interessantste, omdat die het meeste zegt over Habecks politieke opvattingen.

Zo’n 50 procent van de Duitse jongeren volgt een academische studie. In de jaren ’70 was een middelbare schoolopleiding een goede start voor een baan. Nu, in 2023, is het een nadeel. In de jaren ’70 en ’80 werd iedereen een beetje beter door de sociale stijging. Er was een groei in de economie, meer mensen kregen een beter inkomen, ze spaarden meer, namen meer deel aan cultuur en de opleidingskansen werden wat beter. Wat we nu zien is dat de opgang van de een de neergang van de ander betekent.

School als opvoeder lijkt op Kommunalka

Habeck is voorstander van scholen die de hele dag open zijn (Ganztagsschulen) en die naast het leren en huiswerk maken een deel van de opvoeding overnemen, kinderen samen laten sporten en ze bekend maken met cultuur. Mij lijkt het uitbesteden van de opvoeding aan het schoolsysteem precies de verkeerde oplossing. Zeker omdat Habeck er ongeveer iedereen in wil betrekken, van de tuinman, het secretariaat, de gezondheidsmedewerkers, de ‘inclusie-assistente’ (sic) tot de huismeester aan toe.

Ik herken in deze opzet de Sovjet Dom Kommuna (collectief woongebouw) uit de revolutietijd waar collectivisatie hoogtij vierde. Daarin moesten de zogenaamde sociale condensators mensenomvormen tot socialisten. De kommunalka’s waren experimenten in collectief leven die verschillende mensen bij elkaar brachten. Anticiperend op een socialistische maatschappij dienden de bewoners ieder spoor van de oude gezinsvorm uit te bannen. Dat model, uiteraard in de afgezwakte vorm van Habecks ‘Bildungspolitik’, die de wereld moet vormgeven, dient vooral de onderdrukking van andere wereldbeelden, niet de kinderen.

Creatieve destructie

Sinds 1960 is het aantal arbeiders in de industriële sector in Duitsland gehalveerd. In dat jaar werkte ongeveer de helft van de bevolking in de industrie, nu is dat nog 24 procent. Het aandeel van de industrie in het bbp bedroeg in 1960 de helft, nu is dat krap eenderde. Niet alleen in Duitsland, maar in het hele Westen is het belang van de industrie al decennialang aan het afnemen.

Habeck verwijst naar Schumpeters idee van ‘creatieve destructie’: technologische ontwikkeling en automatisering breken de bestaande oude structuren af, nieuwe vaak digitale structuren komen ervoor in de plaats. Hele bedrijfstakken verdwijnen. Maatschappelijk heeft dat ingrijpende gevolgen. Wat ontbreekt in zijn boek is dat de laatste decennia het aandeel van de financiële markten in de economie enorm is toegenomen. Door de complexe financialisering is een voor aandeelhouders zeer winstgevend virtueel geldcircuit ontstaan waar in het geheel niets aan goederen geproduceerd wordt.

De kern van Habecks boek betreft de crisis waarin het kapitalisme volgens hem verkeert. Het kapitalisme wordt gekenmerkt door een voortdurende dynamiek van uitbreiding en intensivering. Er wordt steeds meer en steeds iets nieuws geproduceerd. Volgens Habeck is die permanente vernieuwing niet altijd een verbetering.

Dat mag zo zijn, maar de voortdurende competitie dwingt wel tot verbetering en innovatie. Kapitalisme gaat van crisis naar crisis, produceert grote milieuproblemen, is voortdurend op zoek naar nieuwe afzetgebieden, en put de delfstoffen uit. Maar het produceert ook een ongekende welvaart. En de hoogst ontwikkelde kapitalistische landen besteden het meest aan milieuverbetering.

Volgens Habeck lopen we nu het gevaar dat de hele planeet te gronde gaat aan uitputting van mens en milieu. Daarin verscholen zit Marx’ voorspelling dat het kapitalisme zichzelf te gronde richt. En dat is nooit gebeurd, steeds weer vernieuwt het kapitalisme zich. Het blijkt veel flexibeler dan Marx dacht.

Einde der tijden

Dat perspectief van een zichzelf te gronde richtend kapitalisme van Marx is bij Habeck verschoven naar klimaat. De interne economische dynamiek die uitmondt in het ineenstorten van het kapitalisme is van tafel, ‘klimaat’ heeft deze rol overgenomen. Dat zien we aan de milieumaatregelen die al heel snel in een context van het einde der tijden staan.

Dat eschatologisch denkbeeld legitimeert de politiek van de Groenen in Duitsland én in Nederland. De kerk mag dan steeds minder invloed hebben, de cultuur van schuld en boete is springlevend. Maar de wereld gaat niet zo snel naar de knoppen. Ik denk dat we het hoofd koel moeten houden, het kapitalisme voortdurend moeten bijsturen en het socialistisch wereldbeeld moeten opgeven. Dat laatste heeft vooral onderdrukking gebracht.

Robert Habeck, Von hier an anders. Eine politische Skizze (Kiepenheuer & Witsch, 2021, 382 pp.).

Robert Habeck (54) is sinds 2021 lid van de Duitse Bondsdag voor de Groenen. Van 2017 tot 2018 had hij de portefeuille voor energie, landbouw en milieu in Sleeswijk-Holstein.

Arie Graafland is emeritus-hoogleraar aan de TU Delft.

Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!