Weer verscheen in Amsterdam een activistisch geschiedenisboek waarin de Nederlandse koloniale geschiedenis wordt herschreven

PietEmmer 17-2-24 DEF
Cover van het besproken boek. Beeld: aup.nl

Wat is de toekomst van het Nederlandse koloniale verleden? Schaamte en ongemak, want dat is de boodschap van de bundel The Future of the Dutch Colonial Past dit jaar uitgegeven door de Amsterdamse Universitaire Pers. De bijdragen – van auteurs als Pepijn Brandon en Karwan Fatah-Black – in deze bundel hebben slechts één doel: de Nederlanders zich te laten schamen voor het veroveren, exploiteren en besturen van hun overzeese koloniën.

Om dat doel te bereiken ontbreken bijdragen die het kolonialisme in het algemeen behandelen. Dat zou de lezer immers duidelijk maken dat veel landen in Europa een koloniaal verleden hebben en die constatering zou de unieke Nederlandse schuld relativeren. Alle auteurs van deze bundel zijn de mening toegedaan dat ons land nooit aan kolonisatie had moeten beginnen. Dat de meeste zeevarende naties in Europa daar anders over dachten, blijft onvermeld.

Dramatische verbeteringen worden niet genoemd

Zonder enige terughoudendheid gaan alle bijdragen ervan uit dat de Nederlanders al in de zestiende en zeventiende eeuw onze hedendaagse normen en waarden hadden moeten toepassen. Dat Nederland dan alleen had gestaan, wordt onder tafel gewerkt. Eigenlijk hadden de Nederlanders uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw een soort superras moeten vormen met ideeën, die eeuwen vooruitliepen op die van andere volken.

Niet alleen wordt zorgvuldig verzwegen dat het kolonialisme maar liefst vier eeuwen heeft bestaan, maar ook blijft onbesproken hoe dat mogelijk is geweest. Uiteraard worden de dramatische verbeteringen in de koloniën niet genoemd zoals de gezondheidszorg, het moderne onderwijs, de aanleg van telegraaf, de tram- en spoorlijnen, en de krachtdadige onderdrukking van onderlinge raids en burgeroorlogen, waardoor er openbare orde en veiligheid ontstond. Dat was in Europa een voorwaarde om te ontsnappen aan de steeds maar terugkerende hongersnoden, maar in de koloniale wereld lag dat blijkbaar anders. De bundel zwijgt er in ieder geval over.  

In hun ijver het kolonialisme zo zwart mogelijk voor te stellen komt een aantal bijdragen tot aanvechtbare conclusies. Was – zoals de bundel beweert – het protest tegen Zwarte Piet gericht tegen het kolonialisme? Of tegen de discriminatie van zwarten in Nederland? Is de toeslagenaffaire het bewijs dat Nederland door en door racistisch is, of ontvangen immigranten relatief meer toeslagen dan anderen en kan dat een verklaring zijn waarom ze harder geraakt werden? Al deze vragen worden zorgvuldig vermeden, want die zouden de centrale these van deze bundel kunnen schaden.  

Het ligt voor de hand dat in zo’n antikoloniale bundel de oude mythe opnieuw van stal wordt gehaald dat de slaven, die de Nederlanders uit Afrika meenamen, gekidnapt zijn en niet gekocht. Hoe de halfzieke bemanning van 25 à 30 man dat voor elkaar kreeg wordt niet nader verklaard. Evenmin wordt er melding gemaakt van het feit dat zonder de omvangrijke interne slavenhandel in Afrika de Atlantische slavenhandel niet had bestaan. Ook dat zou het schuldgevoel kunnen verminderen en past dus niet in deze bundel.

Dekolonisatie ging gepaard met ongekende economische groei

En er staan nog meer enormiteiten in dit boek. Zo zou Calvijn geporteerd zijn geweest voor een open zee, omdat dat de zending mogelijk zou maken. Dat Calvijn niet in zending, maar in de voorbestemming geloofde, ontgaat de auteur.

Zijn het kolonialisme en het kapitalisme twee kanten van één medaille zoals wordt beweerd? De samenstellers van de bundel zijn blijkbaar vergeten dat het niet-kapitalistische Rusland al in de achttiende eeuw de Krim koloniseerde en dat het niet-kapitalistische China Mongolië als kolonie inlijfde. Ook lijken de auteurs niet op de hoogte van het feit dat het kapitalistische land bij uitstek, de VS, juist sterk gekant was tegen het kolonialisme en trots op het feit dat het zich daar al in de achttiende eeuw aan had ontworsteld. Dat in de tweede helft van de twintigste eeuw de dekolonisatie en de ongekende groei van de westerse economie hand in hand gingen, past evenmin in dit boek.

Niet alleen de inhoud geeft aanleiding tot verwarring en vragen, dat geldt ook voor de vormgeving. Mijn exemplaar begint met een appendix en in sommige bijdragen lopen de nummers van de pagina’s terug. De inleiding staat achterin, maar misschien is het überhaupt de bedoeling deze bundel van achter naar voren te lezen of ondersteboven.

Zowel de opzet als de inhoud maken duidelijk dat we hier niet te maken hebben met een wetenschappelijk verantwoorde collectie wetenschappelijke bijdragen, maar met een activistisch pamflet, ondanks de voetnoten, het degelijke bindwerk en een universitaire pers als uitgever.

Ver gebracht

Eigenlijk is het een hele prestatie om in ruim 300 bladzijden geen enkel nieuw onderzoeksresultaat of een afwijkende interpretatie te presenteren, maar alleen meningen en anachronistische waardeoordelen. Ik zou niet weten wat daarvan de zin is, maar wellicht dat sommige auteurs en lezers er een voldaan gevoel van krijgen ‘wie wir es zuletzt so herrlich weit gebracht’. 

The Future of the Dutch Colonial Past, Curating Heritage, Art and Activism, Amsterdam University Press, 49,99 euro.

Piet Emmer is emeritus-hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit Leiden en de belangrijkste deskundige op het vlak van de Nederlandse slavernijgeschiedenis. Hij publiceert regelmatig in Wynia’s Week. 

Het zijn de donateurs die Wynia’s Week mogelijk maken. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!