Wie betaalt eigenlijk die loonknaller bij de ziekenhuizen? (U en ik, misschien?)

MENNO050423-loonzorg
Op 16 maart legde zorgpersoneel het werk neer. De actie werd beloond: 20 procent loonstijging in 2 jaar. Hier een zitactie bij HMC-ziekhuis in Den Haag. Foto: Hollandse Hoogte/Laurens van Putten.

Werknemers in de gezondheidszorg zijn de zwijgende meerderheid in de economie. Zolang de economie zich bestendig ontwikkelt en de zorgmedewerkers geen barslecht werkgeverschap ervaren, hoor je hen niet. Ze staken niet. Ze doen hun gewaardeerde werk. Gewaardeerd door patiënten en familie, maar financieel niet zo hoog gewaardeerd als beroepen in de commercie. De gezondheidszorg zal altijd wel een mengeling blijven van gewoon werk en een persoonlijke roeping. 

Als er dan opeens wél wordt gestaakt, zoals twee weken geleden in de ziekenhuizen, en als de ziekenhuiswerkgevers hun eigen aanbod in de cao-onderhandelingen dan al kwalificeren als ‘te duur’, dan weet je: de zwijgende meerderheid is het helemaal zat.  

Loonknaller 

Vorige week sloten ziekenhuizen en vakbonden een akkoord. Het is een loonknaller geworden. Een structurele loonsverhoging van 15 procent in twee jaar tijd, zeggen de werkgevers. Het is maar liefst 20 procent in 2 jaar, zeggen de vakbonden. Dat krijgt het verplegend personeel in de laagste loonschalen erbij. 

Wie er ook gelijk heeft, één conclusie is zeker. Het zijn percentages die je voor het laatst in de jaren zeventig van de vorige eeuw zag, toen galopperende inflatie de Nederlandse economie beheerste.  

De uitkomst van de cao-onderhandelingen in de ziekenhuizen is een puike barometer van de stand van het land en de economie. Om te beginnen is er de onrust. De stakingsbereidheid bij de ziekenhuizen onderstreept het ongenoegen. Dat is om te beginnen specifiek ongenoegen in het werk: drie jaar pandemie, zorgen om longcovid, stijgend ziekteverzuim en mede daardoor stijgende werkdruk. Daarboven op zijn er, tweede onrust, de algemene economische factoren, zoals de prijsstijgingen (energie, boodschappen).  

Maar dáárbovenop komt een derde onruststoker: de relatie met de werkgevers. Hoe goed zijn de ziekenhuizen als werkgevers eigenlijk? Zij erkennen zelf een loonachterstand voor hun personeel. Dat riekt naar misbruik van de opofferingsbereidheid van medewerkers die de zorg voor patiënten sterker laten wegen dan de zorg voor hun eigen portemonnee. Het cao-resultaat gaat niet alleen over loon, maar nog veel meer over secundaire arbeidsvoorwaarden, zoals reiskostenvergoeding.  

Zijn ziekenhuizen wel goede bazen? 

Uit het feit dat de werkgevers de loonknallers en werkklimaatverbeteringen moeten toezeggen, kun je wel afleiden dat zij een inhaalslag proberen te maken. Werkgevers zeggen gemakkelijk dat zij bij personeelskrapte wel mensen uit India of Zuid-Afrika halen. Niet alleen oogt dat kolonialistisch, alsof die landen niet ook recht hebben op prima gezondheidszorg, maar ook aanmatigend tegenover hun eigen personeel. Voor jou tien anderen.  

Werkgevers vragen gemakkelijk flexibiliteit van werknemers, maar wat geven ze daarvoor terug? De gezondheidszorg is een bedrijfstak waar het aantal zelfstandige verpleegkundigen aan een opmars bezig: meer verdienen, minder beklemmende roosters, meer vrijheid.  

Voeding 15 procent duurder 

De uitkomst van de cao is ook een barometer van de economische onrust. Afgelopen week kwam statistiekbureau CBS in zijn zogeheten snelle raming met ogenschijnlijk gunstig nieuws over de inflatie. In één maand bijna gehalveerd naar 4,4 procent. De daling is het gevolg van lagere gas- en elektriciteitsprijzen. Dat is welkom nieuws, maar ook een seizoenseffect. Het was een milde winter, de prijzen op de groothandelsmarkt voor gas zijn rap gedaald.  

Maar over zes maanden kan het omslaan als de gasvoorraden moeten worden gevuld en overheden en bedrijven tegen elkaar opbieden en de prijs opdrijven, zoals afgelopen jaar. Wat niet noemenswaardig is gedaald in maart zijn de prijzen van voedingsmiddelen en dienstverlening. Bij de eerste is de inflatie 15 procent, bij de tweede bijna 6 procent.  

Hier blijft het niet bij 

Het is natuurlijk zo dat consumenten niet hun héle inkomen besteden aan voeding en diensten. Dus deze prijsstijgingen maken de koopkrachtwinst van een loonsverhoging niet meteen ongedaan. Maar de prijzen voor dagelijkse boodschappen zijn wel heel zichtbaar. Je ervaart ze (bijna) dagelijks. En ook voor deze prijzen geldt: het is lang geleden dat consumenten daarmee werden geconfronteerd.  

Dat voedt vanzelf weer sociaaleconomische onrust: alles op alles zetten om koopkracht in stand te houden. De vakbonden zijn in een winnaarsstemming, ze vertellen enthousiast over meer nieuwe leden. Ook dat zal gevolgen hebben als de inflatie van bijvoorbeeld voeding hoog blijft. Dan eisen werknemers volgend jaar opnieuw compensatie. 

Dat gaat knellen 

De onrust krijgt politiek-economische repercussies. Ondernemingen in de marktsector compenseren hogere lonen met hogere productiviteit, bijvoorbeeld door personeelsreductie en robotisering. En ze proberen de loongroei in prijsverhogingen te gieten, zodat hun winstmarges op peil blijven.  

In de gezondheidszorg werkt dat net iets anders. Er is wel wat commerciële zorg in Nederland, maar de meeste zorg wordt betaald via verplichte belastingen en heffingen, zoals de zorgpremie. Daar gaat het knellen.  

Ziekenhuizen maken flinterdunne exploitatiewinsten. Ze zijn ook arbeidsintensief: personeelskosten zijn de bulk van de uitgaven. Loonstijgingen van 15 à 20 procent hakken erin. Daarom worden de loonsverhogingen ook uitgesmeerd over anderhalf jaar. De kosten worden vooruitgeschoven.  

Hoe moeten de ziekenhuizen het betalen? Zij kunnen proberen om hun tarieven te verhogen, maar dan vinden ze de zorgverzekeraars tegenover zich. Ze kunnen het ministerie van Volksgezondheid om meer geld vragen. Daar zwaaien de ministers vrolijk terug. Maar linksom of rechtsom moet er betaald worden.  

Het kan daarom zomaar gebeuren dat een kabinet met twee partijen die zich liberaal noemen de collectieve lastendruk weer verder verhoogt. Mogelijk biedt de Voorjaarsnota van het kabinet over de stand van begroting 2023 over enkele weken een indicatie. De Voorjaarsnota geeft ook richting aan de Miljoennota 2024.  

Welke oplossing het kabinet ook kiest, het maakt het leven duurder. Niemand kan zich eraan onttrekken. Dat voedt de inflatie. Dat voedt onrust en nieuwe looneisen voor compensatie. Het resultaat: de loon-prijsspiraal. Ook terug van weggeweest uit de jaren zeventig.  

Menno Tamminga is economisch columnist van Wynia’s Week. Eerder was hij redacteur en columnist van het Financieele Dagblad en NRC Handelsblad. 

Wynia’s Week wordt mogelijk gemaakt door de vrijwillig betaalde abonnementen van de lezers. Doet u al mee? Doneren aan Wynia’s Week kan HIER. Hartelijk dank!