Wilders heeft veel knievallen gemaakt. Maar laat nu niet de indruk ontstaan dat verdere islamisering van Nederland wenselijk is.

WW Spruyt 16 maart 2024 DEF
VVD, NSC en BBB hebben Wilders uitgekleed en zijn tanden uitgetrokken. Foto: Wikipedia

Laat maar komen, dat extraparlementaire ‘programkabinet’. Nieuwe verhoudingen vragen om nieuwe vormen, en de omslag van 22 november om een experiment dat best wel eens goed kan gaan uitpakken.

Het goede aan de uitweg die Kim Putters donderdag in zijn verslag heeft gewezen, is in de eerste plaats dat met deze vernieuwing recht wordt gedaan aan de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen. Dat lijkt mij de belangrijkste basis en doelstelling van een kabinetsformatie. Rechts is sinds eind vorig jaar aan zet, en de mogelijkheden van een meerderheids- of gedoogkabinet zijn zorgvuldig afgestreept. De enige andere optie is een onbegaanbare weg omdat de VVD niet met Frans Timmermans wil en Frans Timmermans niet met de VVD. Een uitweg die aan de nieuwe verhoudingen in Nederland geen recht had gedaan, zou een nieuwe golf van onvrede en wantrouwen hebben opgeroepen – en daar zit niemand op te wachten.

Meer dualisme

Een tweede voordeel aan de nu voorgestelde vorm van een ‘programkabinet’ is dat kabinet en Kamer op grotere afstand van elkaar komen te staan. Het is immers de bedoeling dat er een ‘beknopt hoofdlijnenakkoord’ tussen de samenwerkende fracties van PVV, VVD, BBB en NSC gaat komen, waarin de financiële kaders worden vastgesteld en de prioriteiten en doelstellingen van het nieuwe kabinet worden vastgelegd. Een ministersploeg – voor de helft uit de deelnemende partijen afkomstig, voor de andere helft van buiten de politiek – gaat die afspraken uitwerken in concrete maatregelen en legt die voor aan de Kamer, waarvan de politieke leiders van de deelnemende partijen deel uitmaken.

Met andere woorden: alles wordt nu niet meer, zoals tot nog toe te doen gebruikelijk, vastgelegd in dikke en gedetailleerde regeerakkoorden die de coalitiefracties in de Kamer tot onvoorwaardelijke verdedigers van de afspraken en daarmee tot stemvee reduceren. Er komt meer lucht en distantie, en daarmee ruimte voor open overleg en debat, voor scherpere controle, voor tegenmacht. Vroeger noemden we dat dualisme en waren we daar allemaal heel erg voor.

En is het ook geen goede zaak dat een licht omstreden partij als de PVV, in deze constructie, na een verkiezingsoverwinning niet gederangeerd wordt maar in het politieke bestel wordt geïntegreerd en daarmee genormaliseerd? Jazeker, maar daar valt ook een kritische kanttekening bij te plaatsen.

Wat we de afgelopen maanden vooral hebben gezien, is hoe de andere drie Geert Wilders hebben uitgekleed en de tanden hebben uitgetrokken – terwijl je je kunt afvragen of we zijn rabiate uitspraken wel zo letterlijk en niet vooral gewoon serieus moesten nemen. In zeven punten heeft hij in een vorige ronde een buiging voor de rechtstaat gemaakt (en terecht), hij heeft inmiddels politieke en militaire steun voor Oekraïne uitgesproken en is ermee akkoord gegaan dat hij van dit nieuwe kabinet niet de premier wordt. (Waarbij hij net deed alsof hij dat betreurde, maar waarschijnlijk wilde hij het ook niet, al was het maar om zijn fractie onder controle te houden. Zo kiest iedereen in dit land zijn moment van slachtofferschap).

Wilders betaalde een hoge prijs

Het is de prijs die Wilders wil betalen om dit kabinet mogelijk te maken. Maar het zou zeer te betreuren zijn als deze knievallen iedere vorm van islamkritiek bij voorbaat verdacht en onmogelijk maken. De discussie rond de hoofddoek voor boa’s en de stuitende ongeregeldheden rond de opening van het Holocaustmuseum hebben eens te meer duidelijk gemaakt hoe goed en urgent het is om de maatschappelijke en politieke agenda van een radicaal deel van de islamitische gemeenschap (die zich al weer welbehaaglijk in slachtofferschap wentelt, wetend hoe effectief dat in Nederland is), blijvend kritisch en kordaat tegemoet te treden.

Het experiment is geen wilde, ondoordachte stap voorwaarts. In zijn reactie op Putters’ verslag wees Pieter Omtzigt op de kabinetten-Cort van der Linden (1913-1918), die Nederland door de woelige tijd van de Eerste Wereldoorlog heeft geloodst en tegelijk belangrijke hervormingen tot stand wist te brengen.

Maar alles zal aankomen op een punt dat Putters in zijn verslag ook expliciet heeft benoemd. En dat betreft de ‘bemensing’. Politiek en bestuur is wat anders, is veel meer dan het uitvoeren van een lijstje met ‘doelstellingen’ (al is dat al lastig genoeg). De werkelijkheid is immers onvoorspelbaar: er kunnen oorlogen uitbreken, er kunnen financiële tegenvallers komen, en er kan zich zomaar weer een andere ‘crisis’ aandienen. Vroeger waren de reacties op onverwachte, nieuwe omstandigheden tamelijk voorspelbaar, omdat iedere partij door een bepaalde ideologie werd gedragen en de daaruit voortvloeiende reflexen tot duidelijke keuzes leidden. Daarvan is nu geen sprake meer, en daarom stelt Putters terecht dat de samenwerking in dit nieuwe kabinet zal worden bepaald door ‘de aard en kwaliteit van de samenstelling van het kabinet’.

Het gaat dus om de selectie van competente mensen, vanuit en van buiten de politiek, die op zulke momenten over de vaardigheden en de wijsheid beschikken om niet te paniekeren en deelbelangen te dienen, maar met elkaar het goede voor het land te doen, hoe pijnlijk dat ook kan zijn. Dat vraagt om meer dan ‘afspraken over hoe de fracties de komende jaren gaan samenwerken om wanorde en instabiliteit te voorkomen’. Het vereist een bepaalde mentaliteit, die niet dik gezaaid is.

Liever programma dan program

Het belangrijkste bezwaar dat ik tegen dit experiment kan bedenken is het woord ‘programkabinet’. ‘Program’ is lubberiaans voor ‘programma’. We kunnen dus beter gewoon van een programmakabinet spreken. En bij dit alles moeten we altijd bedenken dat het over politiek gaat, en dat daarin de chaos regeert (ondanks alle spin en tactiek en strategie) en dus het onverwachte en onvoorspelbare. Ook van het concert van de politiek krijgt immers niemand een programma.

Bart Jan Spruyt is historicus en journalist. Zijn columns over politiek en samenleving verschijnen iedere zaterdag in Wynia’s Week.

Wynia’s Week verschijnt altijd, twee keer per week. Het zijn de donateurs die dat mogelijk maken. Nog geen donateur? Kijk HIER. Hartelijk dank!